Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 106]
[p. 106]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Hoe Alexander Porrum eyschede te camp.
Cap. XLI.

1Bynnen deser tijt beriet hem Alexander, dat hy Porrum beroepen 2woude te campe. Ende hy ontboet Porro dat negeen 3eer en waer, dat lantsheeren so zeer haer heeren aventurenGa naar voetnoot3. 4souden. Ende hy ontboet hem, dat hy tegen hem te campe 5quame, man tegen man, ende wie verwonnen bleve, sijn heere 6wair verwonnen mede, ende soude onderdaen werden denghenen, 7die verwonne. Porus was harde blide van deser nyemare, ende nam 8den camp tegens Alexandrum te vechten, want hy hadde ghemerct 9inden strijt, dat Alexander mer vier cubitus lanc was, ende hy wasGa naar voetnoot9. 10nochtan vijf cubitus lanc groet ende oic sterck. Dus ontfinc Porrus 11den campe te vechten tegen Alexandrum, verwonne wie mochte. 12Ga naar margenoot+ Hier en bynnen onteykende hem Alexander ende cleede hem,Ga naar voetnoot12. 13ende voir in die borch dair Porrus lach ende geliet hem of hy 14copen woude wijn ende vleysch. Ende doe hy voir Porrus quam, 15so vragede hem Porrus, wat Alexander dede, ende hoe out hy 16wair van jaren. Alexander antwoirde hierop ende seide: ‘Onse 17coninc hout hem als een out man pleghet, want hy sit in sijn

[pagina 107]
[p. 107]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18tente byden vuere also hy ghewoen is ende warm(t) hem.’ 19Doe wart Porrus zeer blide, omdat hy tegens enen ouden man 20vechten soude, want hy was jonc ende zeer verweent. Ende hy 21antwoirde: ‘Wat waent Alexander, ende wairvoir hout hy ons;Ga naar voetnoot21. 22wairomme en merct hy sijn outheit niet?’ Alexander antwoirde 23weder: ‘Heer, ic bin een mate ridder, sodat ick ten 24nausten niet en weet wat Alexander doet.’ Ende Porus wart 25te rade, dat hy doe Alexandrum dair enen brief gaf, dair 26ghedreich in stont gescreven, ende hy gelovede hem groet goet, 27op dat hy dien brief Alexandrum gave. Ende die zwoer Alexander 28selve, dat Alexander dien brief zien zoude, wat dairna 29quame. Ende dus voir hy weder te sinen heerewart Dairna 30als dese twee coninge inden camp vergadert waren ende sy 31vochten, so wasmen lange in twivele in beide dien heeren, wiet 32scoenste hadde. Ende Alexander was † wel op sijn hoede. Ende 33dair Porrus soude mit overmoede zien op sijn volc, so stacken 34Alexander so mitten zweerde, dat hy hem opgheven moeste 35te Alexanders wille, want hy stacken een groete wonde. Als dit 36dat volc van Indiën sach, so scoeten sy op Alexandrum om

[pagina 108]
[p. 108]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

37dit te wreken. Mer Alexander verbat hem, dat sy en wouden 38een luttel hoeren spreken. Ende doe verwanse Alexander mit 39scoenen woerden, dat sy en over haren heer ontfingen ende 40bleven hem onderdaen.

[tekstkritische noot]Opschrift: B. Porrus yessch; C. eyscheden P. te camp.; E.P. die camp eyschede; F. eyschte camp; H. eysche; Cap. XL.
1. C. In deser; E dese tijt; F. beriet; beropen (2 maal). 2. C. toe campe; C.E.H. dattet gheen; B.F.G. neghene ere. 3. E. here aventuyren; F. heerre; H. haer heer. 4. C. jegens hem. 5. C. queme; F. ghewonnen. 6. C. mede (ontbr.); H. bleve mede verwonnen. 7. C. die gewonnen hed; H. dier; B.F.H. nyemaren; F. nywer maren; C. herde lieve jegens. 8. E. Camp op teghen; F.H. teghen; F.H. hadde (ontbr.); H. mercte. 9. C. hoege en was; E.F.G.H. en was; B.E.F.H. Want hi was; nochtan (ontbr.). 10. E. stere oec; H. oec groet ende sterck; E. aldus. 11. C. tegen Alex.; H. hi verwonne die mochte. 12. H. binnen clede ende onteykende; ende... hem (ontbr.); C. cleden; G. Alex. mit clederen. 13. F. voir (ontbr.); E. ende toech; E. gheleit. 14. C. wilde. 15. C. alt hie weer; E. was van. 16. C. antwoerden hem. 17. C. holdet; alt man pleget te halden; H. een jonc man; B.E.F. sittet; C. cranck, want hie is by sijnre tenten.

voetnoot3.
heeren is hier het mv. van heere (exercitum). cf. Sp. Hist. I4. XXXIX. 7.
voetnoot9.
vier cubitus, l. drie cubitus. Sp. Hist. I4. XXXIX. 11: ‘Ne was maer III cubitus lanc’; Vinc. XLVIII idem. Alex. IV. vs. 60: ‘Die maer vive voete was lanc.’
margenoot+
fo. 77b.
voetnoot12.
cleede. Sp. Hist. I4. XXXIX. 16: ‘Hevet hem ontekent ende ontcleet’. Vinc. XLIX: deposito cultu regio.
[tekstkritische noot]18. E.F.H. vier; H. so; G. als hi; B.E.G. ghewone; B. wermit; G.E.F.G.H. wermt. 19. C alden; E.F.H. tegen. 20. E.H. seer vervaert; F. verwaert; H. Ende hi antwe; C antwoerden; G. hi seide. 21. B. weent; E.H. waer hout hi ons voer; G. holt; E. voir (ontbr.) ons voer. 22 C.F.H. waerom; F.G.H. en merct; B. Mercti; C. altheit. 23 C. antwoerden; E. antwoerde weder (ontbr.); B.F.H. maet; C. so (ontbr.). 24. C. den nauwesten raet; G. nauwesten; H. wort 25. C. doe dair Alex.; E.F.H. dair (ontbr.). 26. B E.H. groet gedreigh; C. geloefden; E. beloevede; F. ghelove; C. guet, dat. 27. C. den Alex.; F.G. op (ontbr.). 28 F. selve (ontbr.); den brieff selver; B.E.F. watter nae; G. alwat; H. al watter. 29. C.E.H. aldus; C.E.G. tot; H tsinen. 30. C.G. coninghen; E. twie; E.G. campe; F.H. vergaderden. 31. C.G.H. twivel; B.E.F. beide die; G. in desen tween; G. beiden; H. den heren wilkoert. 32. B.B.E.F.H. Mer Alex. 33. C. Porrus op solde sien tot sinen wille ende tot sinen volcke; E. soude (ontbr.); H. Porrus mit aventuer sien soude; B. sijn op sijn; D. stack oen alsoe; B. staken; H. stack hem. 34. H. so (ontbr.); F. hi (ontbr.) hem; C. op moste gheven. 35. C. tot Alex.; E. tot; wil; C.H. staek hem; C. alsoc. 36. C.B. tvolc; E. dat (ontbr.); F. dat dat; H. Doe dit
voetnoot21.
cf. Sp. Hist I4. XXXIX. 30, 31 en de aanteek. aldaar.
[tekstkritische noot]37. H. bat hem; C. sie hem een luttel wolden hooren spreken; E. si en horen wouden een luttel spreken; B.F.H. horen een luttel spreken; G. si hem een luttel hooren wouden spreken. 39. G. scone; H. scone redenen ende woerden so dat sine; C. sie oen voer; F. sie oen over; B. heer (ontbr.); F. hare heer.
Opschrift: B. sijn grote; C. van P. rijcheit ende sijn; D. van P. rijcheyt ende van sijnre groter macht; E. van P.; sijn grote; F. van P; sijn groete; G. sijn; machte; H. rijchet ende macht; Cap. XLI.
1. C. In Alexanders historie leest men; E.F.H. campe also; C.G.H. als; G. voirscreven is. 3. B. in die; C. gevangen in dem stride, daer dat; E. daer ons Buc. in; B.F.H. Bucifalle in doot; B.F. bleve. 4. B.E.F. droeve; cume; H. hem qualick. 5. C. liete; E. dat.... ate (ontbr.); H. liet ghenesen; ate ende droncke; ende doe. 7. B.E.F.H. mit payse; H. Hierna liet; B.E.F.H. in Alexanders ere; C. ten eeren. 8. C.F.G. ene; F. hiete hi; H. ende (ontbr.) die; ende na 9. B.F.H. ors name (naem); E. paerts name; C. stack. 10. C. had in sinen heer; B. dusentich; G. manne. 11. F. te vote; C. achtien hondert wagen; E. VIIIC; F. VIIIC waghegene; H. achte hondert wagen; B. ghedactalgiert; E.F. ghebattalgiert; H. ghebalseliert. 12. C. daer nae. 13. B.F. had, B.F. olifande; C. elephanten; H. oliphante.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken