Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 123]
[p. 123]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vander zonnen ende der manen boemen.
Cap. L.Ga naar voetnoot+

1Als Alexander quam byden boemen, so quam hair paep 2tegens hem uut te voet ende hy was al ghecleet mit hude ende 3hy stont ghetant als een hont ende sijn oeren waren doirghegaet 4ende dair hingen gulden ringe an mit preciosen stenen. 5Die pape vraghede Alexander, wat hy dair jaghede ende wat 6hi woude. Alexander antwoerde ende seide, dat hy woude 7zien die heilige bome vander zonnen ende vander manen. Die 8paep antwoirde, opdat hy ende sijn geselscap zuver waren ende 9sonderlinge van wiven, so soude hyse mogen zien ende horen 10spreken, wat dat hy begeerde te weten. Mer hy seide dat die 11zonne-boem sprake, als die zonne des avonts onder gaen soude, 12ende als sy opginge des morgens, ende der manen boem des 13ghelijcx. Ende die boeme stonden in enen bosch inden middel, 14ende dat bosch was omghemuert mit eenre mueren, die niet zeer 15vast en was. Ende doe sy dair binnen gaen souden, so hiet hy 16hem allen afdoen hair costelike cleder ende haer duerbare 17juwelen. Ende doe sy binnen gegaen waren, so sagen sy scoen

[pagina 124]
[p. 124]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

18bomen twe, staende inden middel ende elc was wel hondert 19Ga naar margenoot+ voete † hoge, ende dair hinc balseme an, die dair afdroep gelijc 20krieken. Ende die coninc ende sijn ghesellen raepten dier balsemenGa naar voetnoot20. 21voel, om dat sy so wel roeck. Want die coninc leyde mit 22hem bynnen IIIC van sinen ridders. Ende om dat dese bomeGa naar voetnoot22. 23so scoen waren ende van balseme so wel geladen, so waende 24Alexander, dattet dair plach te regenen. Mer die paep zwoer, 25dat dair nye regen, noch voegel, noch beeste en quam, ende 26hy seide hem, datsy ghewyët waren inder zonnen ende der 27manen eer, ende dat sy so scoen ende so lanc worden, dat 28wair van heilicheiden. Doe woude Alexander den boemen doen 29offerhande, mer die paep verboetet hem, ende hy hiet hem 30ende sinen luden, dat sy die boemen aenbeden souden ende 31cussen. Dese paep ende die lude van dien lande sy plagen wel 32IIIC jair te leven ofte meer.

[tekstkritische noot]Opschrift: C.H. der (ontbr.) manen; C. Caplium L; H. Ca. XLLX.
1. C. pape jeghens; E.F.H. teghen. 2. B.C.E.F.H. huden (C. hueden). 3. E. ende hi stuet; als (ontbr.). 4. B.E.F.H. doergaet; C. ringen in; E.H. ringen. 5. B.C.F.H. paep; C. vrageden; jageden; H. of wat. 6. H. Die Alexander, aldus hs.; B.E.F.H. ende seide (ontbr.); C. hie daer; wolde besien; H. sien woude. 7. E. bomen. 8. E.H. zuver waer. 9. C. sonderlingen. 10. C begeerden. 11. B.F. datter sonnenboem; C.E.G.H. sonnen boem; C. spreke alse; H. spraec des avonts als; B. avens. 12. B.F.H. op gaen soude; E. als....ginge (ontbr.) 13. B. diesghelije; C. desghelikes; H. boem stonden; E. een; B.E.F. busch (F. buch) in midden, die ommuert (E. omghemuert) was; H. in midden, die omme ghemuert was mit. 14. C. die bosch; B.E.F. eene muer. 15. B. hy (ontbr.) hem allen die pape; E. so beval hem die pape alle gadere, dat si haer costelike cledere of legghen souden ende hair scoene ende hair costelike juwele; F. hi (ontbr.) hem alle affdoen die paepe haere diere cledere ende haer scone. 16. B. diere cleder; G.H. duerber cleder; H. ende scoen ende haer duerbaer; B.F. ende haer diere juwele. 17. B.E.F. so scoene bome.

voetnoot+
Cap. LI-LIII genomen uit: Alexander X. 605-850.
[tekstkritische noot]18. B.H. twe (ontbr.); B.E.F.H. midden staen; G. twee scone bome staen. 19. B.F.G.H. voet; E. voeten; ende (ontbr.); F.G. balsame; B.E.F.H. ende was ghelijc. 21. C. soe voel; B.E.E.F.H. leyder; wel IIIC; C. leyden. 22. C.H. boem. 23. F. so (ontbr.); B.E.F. scone; H. mit balsem; C. soe wael geladen van balsem; waenden. 24. B. plach zere; E. seer plach; F. dair seer plage te reghene; H. datter daer veel plech. 25. H. datter; B. no yreghen; C. regene; F. noyt reghen; G. noch beest noch vogel. 26. B.E.F.A. want hi seide; E.F.H. dat die boem; H. gewiët; E.G.H. ende inder. 27. B.E.G. ere; F.H. so lanc ende so scoen gheworden (F. worden) waren; E. so lanc ende so schone waren gheworden; B. lanc worden waren van heilicheiden; C. lane waren; G. ende....worden (ontbr.). 28. C. weer van; E. dat wair (ontbr.); E.F.G.H. boem. 29. E. offerande doen; B.F. verboet hem; C verboet dat; E.F.H. hi (ontbr.); E. beval. 30. B.F. lieden; E. sijn volc; G.H. sine lude; H. boem. 31. C. paep seide; B.F.H. dese lude; E. dat volc; H. van desen lande. 32. C.H. of meer.
margenoot+
fo. 79b.
voetnoot20.
Krieken. Alex. X. 646:
 
‘Sie saghen uten bomen wellen
 
Balseme, diemen diere coopt,
 
Ghelijker wijs dat hars loopt
 
Ende hanghet uten kerseboom.’
voetnoot22.
cf. Inleid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken