Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden wonder, die in Indiën sijn.
Cap. XLIX.

1Sy voeren bet te Indiënwert in ende quamen dair sy saghen 2naect volc ende dat VIII vocte lanc was. Die manier van dien 3volke was, dat sy altoes waren in die rieviere ende sy aten 4racwe vische. Ende doe sy bet naere trecken souden om dat

[pagina 121]
[p. 121]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

5volc te bezien, so dompelden sy onder twater. Van dair togen 6sy in een wout, dair sy lude in vonden die hoefde hadden 7ghelijc honde. Ende dair sloech Alexander ghetelt ende sijn volc 8ontstack dair menich vuer. Mit dien gherees een groet storm, 9so dat alle die tenten averecht wayden ende tvuer scoet optie 10bloete peerde. Ende Alexander bat den volke dat sy hem niet 11berueren en souden, want hy seide, dat hem die Gode dit nietGa naar voetnoot11. 12en daden. Mer het was die tijt van den jare, dat doe die herfste 13ende die wynter sceiden. Ende hy beval den volc dat sy eten 14souden; mer doe viel so groet snee ende scaepsvliese op hem,Ga naar voetnoot14. 15datter VC man doot bleven. Ende hierna viel so groet hagel 16ende vuer te gader, dat sy binnen drien dagen hierna die zonne 17Ga naar margenoot+ niet gesien consten. Ende Alexanders ridders seiden, dat dit 18der Gode wrake was, omdat hy dorste varen over Liber Bachus 19ende Hercules palen, ende hierom waren sy toernich. Dairna 20quam Alexander ten berghe van Ethiopiën, ende dair vant hyGa naar voetnoot20.

[pagina 122]
[p. 122]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

21open Liber Bachus hol, dat was in enen berch, die al metalenGa naar voetnoot21. 22of gulden sceen. Mer wie dat int hol ginc, hy most binnen den 23derden dage sterven. Want als Alexander in een lant quam,Ga naar voetnoot23-39 24so vraghede hy of dair enige wonder binnen den lande waren, 25ende alsmen hem van enigen wonder seide, so woude hijt 26ymmer zien. Ende hier ghevielt, dat hy twee oude manne 27vant, doe hy diep in Indiën was, ende sy seiden hem van tween 28bomen, die voert int lant stonden; dat een was der zonnen 29boem ende die ander der manen boem, ende die seiden elken, 30wat sy begeerden te weten. Ende als dit Alexander hoerde, 31so wart hy toernich ende waende, dat sijt geseit hadden om 32hem te bespotten ende hy woudze doden. Mer doe sy zworen, 33dattet wair was, so nam hise mit hem ende voer derwaert. 34Ende doe hy dair int lant quam mit groter pinen, so vant hy 35dair alt volc gecleet mit hude van pantheren, ende alsulke hude 36leyden sy onder ende boven, dair sy sliepen, ende sy en hadden 37anders negheen bedden. Dit volc en at anders niet dan koeken,Ga naar voetnoot37. 38gemaeckt van edelen wieroeck ende van balsemen, want dit 39wasset dair int lant alte zeer.

[tekstkritische noot]5. B.E.F. dukelden si alle; H. doken si alle; C. in dat; H. dat water; B. treeken sy; F. treeten si. 6. C. enen wolt; B.E.F. liede; C. hoefden. 7. B.E.F. honden; Ende (ontbr.); C.E.G. sijn ghetelt; II. ghetelde. 8. H. onstack; E.F.H. vier; E.G. mittien, H. Mer dien so; G. gerees (ontbr.); G. storm quam (eerst vergeten, daarom hier gezet). 9. C. alsoe dat; G. averech; E. wenden; F. weyden; B.E.F. tvier; C. dat vuer; H. ende....peerde (ontbr.) C.E.F. op die. 10. E.F.H. Mer Alex.; E.H. volc; F. voer den volc. 11. B verueren; C.F.G. ververen; E.H. vervaren; E. souden; E.F.G.H. seide hem; C. dat die Goede hem dit deden; E.F.G. dit die Gode; H. dat dit hem den Goden. 12. H. den tijt; B.E.F.H. jaer, omdat doe scieden (E.H. sceyden, F. sceyde) die herst (E. herfst, F. herft, H. hernst) ende die (E.H. den) oest ende die (H. den) winter. 13. F.H. dattet eten; F. soude. 14. E. vielre so groten; F. vel so groten; H. groten; B.E.F.H. snee als; C. scaepsvleysch. 15. F. dat daer; H. als datter; B. mans al doot; H. mannen; E.F.H. of doot; E. na (ontbr.); B.E.F.H. so (ontbr.); E. een groet haghel. 16. E.F.H. vier; C. vuer ende haghel; E.F.H. ende binnen; H. drie daghe; C. hier nae (ontbr.). 17. B.E.F. en consten si die sonne niet ghesien; H. conden si die sonne niet ghesien; C. sien en consten; E.F.H. ende (ontbr.). 18. C.E.F. der goden; B.E.F.H. omdat (F. off dat) een sterflic man soe coene was, dat hi dorste varen; C. daerom dat sie dorsten; E.F.H. hierna waren; B.E.F.H. gram. 20. B.F. Ethiopen; E. totten berge; C.-H. vant.
voetnoot11.
berueren. l. ververen. Sp. Hist. I4. XLVII. 16: ‘Alexander bat dat hem niemen vervaerde’. Zie ook de varianten.
voetnoot14.
ende l. alse. De vergelijking met scaepsvliese ontbreekt in den Sp. Hist. cf. Inleid.
margenoot+
fo. 79a.
voetnoot20.
cf. Sp. Hist. I4. XLVII. 32 (noot).
[tekstkritische noot]21. C. holt; H. mottalen. 22. C. wie in dat hol; B. holle; H. dat (ontbr.) int; E.H. die most; F. binnen der. 23. F. lant waer. 24. C. vragheden; F. hi (ontbr.); B.F. ofter; E. of er; B.C.E.F.H. enich; C.F.G.H. binnen (H. in) dien lande waer. 25. C. hie dat; F. hiet emmer. 26. H. besien; B.E.F.H. Ende (ontbr.); H. gheviel; E. twie; B.C.E.F.H. mannen. 27. C. verre van Indiën quam; B.E.F. diepe; H. ende die; B.H. van twee; E. van twien. 28. H. dat een dat. 29. C. boem (ontbr) na zonnen; E. boeme; F. ende....boem (ontbr.); G.H. dat ander; B. elke; F. een igheliken so wat hi begheerde. 30. B.F.H. (H. dat) hi begheerde; B.E.F.H. ende (ontbr.); C. hoerden doe wert. 31. F. so (ontbr.); B.F.H. gram; C. waenden; C.G.H. si dit. 32. H. doe si hem swoeren. 33. B.F. dat; C. waer weer doe naem. 34. F. groten. 35. F. alt tfole; B.E.F.H. huden; F. van....hude (ontbr.); H. sulke. 36. B.H. leyde; F. si op; F. dat si; H. sy (ontbr.) en. 37. C.E.H. gheen; E. dat volc; B.E.F. el niet. 38. B.E. edele wieroee (E. wyeroek); H. balseme. 39. H. dair (ontbr.) in dit; E. lant seer veel.
voetnoot21.
dat....sceen ontbr. in den Sp. Hist.; wellicht is het eene reminiscense uit: Solinus 52. 16.
voetnoot23-39
is eene korte samentrekking van: Alexander X. 534-600.
voetnoot37.
cf. Alexander. X. 790.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken