Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander ten uutersten palen van Indiën toech.
Cap. XLVIII.

1Alexander quam hierna voir eene poert dair die poerters 2binnen hoerden seggen, datmen Alexander niet en soude mogenGa naar voetnoot2. 3doden mit wapine. Doe visierden sy een ander dinck ende 4scoeten te sinen volkewaert voel venijnden pilen, dair menich 5Ga naar margenoot+ man of starf. Ende Ptolomeus, Alexanders vrient, was hierof 6oic ghewont, so dat Alexander in drome ghewijst wart een 7cruut, dat alle venijn van dien scutte verdreef. Ende hierna 8quam hy tot eenre hoger borch, dair groet volc op gevloghen 9was. Ende men seide Alexander dat Heracles wilen in die borch 10te leggen plach, mer een groet eertbevenge verdreffen van dair. 11Dese borch wan Alexander mit groeter pinen, ende hy voer 12voert ende quam dair die gulden palen stonden, die Liber 13Bachus ende Hercules setten tot eenen teyken, dat sy dat lant 14so verre wonnen. Doe woude Alexander zien ende weten, ofte 15die beelde die dair stonden, hol waren ofte vol, ende hy vant,

[pagina 120]
[p. 120]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

16datse vol waren van ghefinierden goude ghemaect. Hierna 17quam hi mit sinen heere, dair hy een grote, stercke beeste 18vant mit tween hoefden, die ghetant was opten rugge als een 19sage, ende dese beeste beet hem twee ridders doot; dese beeste 20sloechmen mit hameren doot, want negheen spriet en mochte 21hair deeren. Dairna quamen sy tot eenre rievieren ende dair 22theer sat ende at, so quamen voel oliphanten op hem gelopen. 23Doe beval Alexander dien van Thessale dat sy tegen die 24oliphanten trecken souden, ende dat sy voir hem dreven een 25grote cudde swijn, want als die oliphanten hoeren dat geluut 26van swijn, so vlien sy. Ende aldus sloegen sy dair doot VIIIC 27ende LXXX oliphanten; ende sy slogen hem die tande uut 28ende voerdense mit hem, want dit is preciose yvorie.

voetnoot2.
De lezing van den Sp. Hist. I4. XLVI. 4 is hier in de war.
margenoot+
fo. 78d.
[tekstkritische noot]16 H. dat si; E.F.H. fincerden. 17. B.C.E.F.H. heer; H. groet, stere; C.E.F. beest. 19. B.F. twee; E. twie; II. opden; B.C.F.G.H. beet.... dese (ontbr.); H. ende dese; G. dit beest; E. dese.... hameren doot (ontbr.). 20. C.E.H. want gheen; F. neghene; E. glavie noch spriet; G.H. mocht. H. 21. hem; E. tot een riviere. 22. C.E. dat heer; H. so (ontbr.); C. eliphanten tot hem; E. lopen. 23. B. dien (ontbr.); C. den van; E.G. die van; H. Tessalen. 24. B.F. olifante; C. tegens die eliphanten; E. toghen; B.E. souden (ontbr.); F. soude; dat (ontbr.) 25. F. oudde swine; B. swine; E.H. swinen; B.H. olifante; C. eliphanten; F. dat (ontbr.); B.E.H. tgeluut. 26. B.E.F.H. van (E.H. van den) swinen; C. hoeren cudde van swijn ende dat geluut; B.E.F.H. vlieghen; B.E.F.H. ende (ontbr.); B.C.E.F.H. aldus soe; H. dair (ontbr.): E. IIIIC; H. achte hondert ende tachtig. 27. B.F.H. olifante; E. si braken; E. tanden. 28. E.F. dat is; H. voerdese; B. precioes; B.E.F.H. yvoer.
Opschrift: B.E. wondere; D.F. wonderen; H. wonderen; Cap. XLVIII.
1. Die voeren; F. bat; C.H. tot. 2. B.F.H. dat was VIII voet lanc; E. ende waren achte voeten; G. ende die VIII; waren. 3. B.C. volc; H. vanden volc; E.F.H. sy waren altoes. 4. C. raen visch; F. rawen visch; G. rawe; H rau visch; B.E.F.H. Mer doe; B. naerre treecken; II. soude.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken