Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden serpenten, die Alexander vreesden.
Cap. XLVII.

1Doe Alexander gecomen was totten zueten water, so sloech 2hy sijn ghetelt achte milen lanc ende so breet. Ende hi dede 3maken XVC vuer, want dat ontsien die bitende dieren zeer. 4Dair quamen doe alte voel scorpioen ende cherasten, die nochGa naar voetnoot4. 5quader sijn. Dairna quamen ginder menigerhande ander serpenten, 6nu blaeu, nu roet, so wit, so swarte, so blonde, so

[pagina 118]
[p. 118]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

7ander diere, die die huut gulden hadden. Ende althant al om 8wasset vol van gheruchte, dattie serpente makeden. Dairna 9quamen serpenten binnen den tenten, die opt hoeft kamme 10hadden ende sy hadden som twe hoefde, som drie, ende hairGa naar voetnoot10. 11ogen barnden alze viere. Alexander visierde, dat alle sijn heer 12hem scheren soude tegen dese serpenten, ende dat elc sinen schilt 13voir hem soude setten ende spiete ende speren, om hiermede 14dese serpenten te wederstaen. In desen ghevecht verloes Alexander 15XX ridders ende XL knechten. Dairna quamen witteGa naar voetnoot15. 16lyoen also groet als orssen, ende die sloechmen mitten spieten. 17Dairna quamen grote evere ende groete pantheren op dataant. 18heere. Ende dairna quamen vledermůze mit groeten scaren 19also groet als duven. Dairna quam dair een beeste meere danGa naar voetnoot19. 20olifant, al zwart met drien hoefden ende eermen dit dier ghedodenGa naar voetnoot20. 21conste, so hadt XXXVI Grieken ghedoodt, ende LIII ander 22man, want het verteerdet al, cleyn ende groet, dairt op quam. 23Hierna quamen opt heere muze, die meere waren den vosse.

[pagina 119]
[p. 119]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

24Ende wat beesten, dat sy beten die bleven haestelic doot, mer 25die lude mochtmen van den bete ghenesen. Hierom dede 26Alexander sine(n) leitsman doden.Ga naar voetnoot26.

voetnoot4.
cherasten d.i. cerasten, Lat. Cerastes, (Gr. ϰεράστης) = gehoornde slang.
[tekstkritische noot]7. C. dieren; E. ende (ontbr.); B.F. Ende alt lant omtrent (ontbr. F.) was vol; C. al te hant wast vol; E. alt lant was vol; G.H. al om (ontbr.). 8. B.C.E.F.G gherufte; H. gerufs; B.E.F.H. dat dese; C. dat die; C.G.H. serpenten. 9. B. serpente; E.F. binnen die; C. op dem hoefde; C.E.F. kammen; H. die camme. 10. H. si (ontbr.); E.F.G.H. hadden; C. somwilen twee....somwilen drie; B.E.F. twe hoet; H. hoefden of drie. 11. B. bernede als vuer; F. bernende als vier; C. als vuer; E. oge; als vuer; H. ogen die bernden als vuer; C. visierden; F. versierde; B. sine battaeldiën; F. sine betaeldiën. 12. F. hem scheren (ontbr.); C. scheren solden tegheus; E. hem wapenen souden; G. scheren souden; H. betaelgiën souden; B.E serpente; F.H. dat (ontbr.). 13. C. solde voir hem setten; B. setten (ontbr.); E. soude houden; F. voer voer hem soude doen; H. houden souden; C. ende spiete (ontbr.); C. mede (ontbr.). 14. B.E.F.H. weder te staen. 15. C. LXX; E.F. knechte; H. knechts. 16. B.E.F.G. lioene; H leoene; B.F.H. sloechmen doot; H. groet. 17. E. panthete; H. panthere opt heer. 18. B.E.F. vleermusen; H. vleermůse; groter. 19. E.F.H. die also; B.E.F.H. duven waren; H. dair (ontbr.) een; C.G.H. beest; E. groter dan; C.F.G.H. dan een olifant (C. elefant). 20. F. dat dier. 21. B.E. mochte; F. mochten soe; H. doden mocht; C. koste so haddet; B.E.F.H. haddet; E. ende acht ander manne. 22. B. Want verchiert al; E. verseert; F. verscoerden al; H. verscoerdet 23. C. op dat heer; B.E.F.G. musen; E. groter dan; B. bosse; C.E.F.G. vossen.
voetnoot10.
twe hoefde. cf. Inleid.
voetnoot15.
l XXX knechten. cf. Inleid.
voetnoot19.
eene beeste. cf de aanteek Tekst I. 541.
voetnoot20.
drien hoefden l. drien hornen. Sp. Hist. I4. XLV. 33: ‘Met drien hornen...’; Vinc. LIII: ‘bestia.... tribus armata in fronte cornibus’.
[tekstkritische noot]24. G.H. dat die beten; H. die (ontbr.); B.E.F.H. staphans doot; C. haesteliken. 25. B.E. luden; B.E.F.H. mochten; E. beten; E. hieromme; H. ende hierom. 26. E. sijn leytsmannen.
Opschrift: B.D.E.F.H. Hoe Alex. ten (H. den) binnensten Indiën (E.F. radiën, H Indiën-wert) voer; C. quam; H. Cap. LXVII.
1. C. porte; porteners; F. daer hi die. 2. B.C.E.F.H. binnen hoerden segghen; H. Alex. met wapen; B.E.F. soude mit wapenen. 3. F. versierde si; B. versierden. 4. B.C.E.F.H. tot; B.F.H. mit veel; E. voel (ontbr.); B. ghevenijnder; C. fenijnder; E. mit venijnde; H. fenijder; B.E.F. quarelen; H. quatelen. 5. C. mensche; C.F.G.H. of sterf; B.C.H. hier oeck of 6. E. in sijn drome; H. Alex. een cruut in droem. 7. B.E.F. een cruut ghewiset wert; F. dat al; C. fenijnt; H. al dat fenijnt; B. dat al dat; B.F.F.H. scoten; C. dem ghescutte; B.E.H. ende (ontbr.). 8. E. tot een; H. hoghen. 9. C. wilneer; H. bewilen; B.E.F. in die borch lach; H. in dien lach. 10. B. eertbeven verdreven; C. verdreef oen; E.H. dreefen: F. eertbeven; F. pinden. 12. G. ende hi quam voirt dair; B.F.H. polen. 14. H. veer; B.E.F.H. weten ende besien; C.E.H. of die. 15. B.C.E.F. beelden; H. binnen hol; of vol; F. of niet.
voetnoot26.
sinen. cf. Sp. Hist. I4. XLV. 46. (noot 1).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken