Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Alexander die Bracmanne bestont.
Cap. LXII.

1Als Alexander besochte die wonder die binnen Indiën waren, 2so woude hy oic die Bracmanne wynnen ende haer lant. Ende 3die Bracmanne zeynden hem dustanighe brieve: ‘Heer, onverwonnen 4coninc, wy hebben verhoert dinen zeghe ende dijn 5oerlogen ende dijn leer, ende hierom soe sijn wy zeer blide vanGa naar voetnoot5. 6dinen gelucke ende van dijnre aventuren. Mer wat ist eenen 7Ga naar margenoot+ mensche te vervollen, dien alle die werrelt te cleyn is? Ende

[pagina 147]
[p. 147]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

8wy en hebben negeen dinc dair du om oerlogen darfste op ons 9ofte vechten, want onse goet is al ghemeen, ende wy eten alleGa naar voetnoot9. 10eenrehande spise. Ende voir die costelike, scoen cledere laten 11wy ons ghenoegen mit eenre slavynen. Onse wive en blancketten 12hem niet, omdat sy ons te bet genoegen sellen, want wympel, 13cleder ende cronen, dats cierheit ende geen scoenheit, wantaant. 14gheen ander scoenheit en is anders dan die nature ghelaten 15heeft. Wy en hebben anders geen huse dan hole ende hagedochten 16ende dairin woenen wy also lange als wy leven, ende 17dair laetmen ons in liggen als wy doot sijn. Wy hebben enen 18coninc, mer dat en is niet om dat onder ons enichs rechts noet 19is, mer tis alleen om der edelheit willen. Want wat is dair men 20over rechten soude, dair nyemant en is die mysdoet?’ Alexander 21die zeer wijs was ende dit hoerde ende haer leven vernam, 22hy lietse vry ende quijt van allen oerloge, mer hy screef aldus 23tot Didimum, den coninch van den Bracmannen.

voetnoot5.
leer is zeker een schrijffout voor eer, dat var. C. nog bewaard heeft. De Sp. Hist. LVII. 8. heeft ook: ‘dine eere’ en Vinc. Cap. LXVI zegt: ‘Audivimus, invictissime rex, proelia tua et felicitatem ubique subsecutam.’
margenoot+
fo. 81d.
[tekstkritische noot]8. B.E.F.H. Want wi; H. en gheen; E. gheenrehande; H. du ons om; B. derfs; C. moges; E.F. darfs; H. dosste ofte of op ons. 9. C. alle; B.E. ghemene. 10. H. eenrahande; B.E.F.H. spise. Want over diere (ontbr. E., H. duer) scone, costelike (ontbr. B.F.H.) cledere so; C. Ende wy laeten ons voer die grote, costelike clederen mit slavien; G. scoen (ontbr.) 11. B. men eenre; H. slavien; E. Ende onse; F. wive ende. 12. C. hem....ghenoegen (ontbr.); G. dat si (ontbr.); B.E.F.H. te bet (B. bat) ghenoegen; G. ons te behagen. 13. B.F. schierheit; H. mer gheen; B.E.F. Mar en (E. ten) is neghene (F. ghene); B.E.F. neghene. 14. B.E.F.H. en is dan ons die nature. 15. B.F. wine; E. want wi; B.F. neghene; C. hol; G. holen. 17. C. ons legghen; H. legghen laten. 18. G. ende dat; B.F. niet dat; C. daerom dat; H. daerom niet dat ons enich rechters; C. rechters noet sij. 19. B.-F.H. mer het is; C. om sijn; E.H. om die; E. edelheit van den lande; B.E.F.H. om willen (ontbr.); E. Want waer ist; F.H. ist. 21. C. hoerden; E. ende hi hoerde; G. ende vernam haer leven. 22. E. hi hi; F. die lietse; C. oerlogen; H. Ende hi. 23. F. den (ontbr.).
Opschrift: B.E.H. bescreef; D. Alexanders antwoerde; F. Hoe Alex. screef tot Didimus.
1. C. soe hebben; F. dit wel ghehoert.
voetnoot9.
Deze regel luidt eenigszins anders in den Sp. Hist. LVII. 16: ‘Onse rijcheit dats spise alleene’, en bij Vinc. Cap. LXVI: ‘esca nobis pro divitiis esse.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken