Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van Alexanders sepulture.
Cap. LXI.

1Men maecte in Babiloniën groet gheclach ende hantgheslach 2van rouwen. Mer ic segge over waer, dattie dode mensche luttelGa naar voetnoot2. 3vriende hebben, want watmen derwaerts doet, dats al om ghewinne; 4want aenden doeden en leyt nyemant: elc die maecs 5hem quijt als hy eerste mach. Die na Alexander bleven, sy 6Ga naar margenoot+ bedreven hair dinck also, dat sy rijck bleven alle ghemeenlic.

[pagina 145]
[p. 145]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

7Mer dair was een strijt alle wile om die sepulture: die van 8Grieken wouden haestelic overvoeren tot haren landewart, 9mer sy droegen overeen, dat sy Jupiter vraghen wouden, wairmen 10voeren woude. Jupiter antwoirde, datmen Alexandrum 11groeve in Alexandriën, die groete stat, die hy selve maken 12dede in Egipten. Dit wilde dus Jupiter. Ende dair deedmen hem 13een scoen, costelic graft maken. † Ptolomeus Sother, die na 14hem coninc in Egipten bleef, deden aldair eerlicken begraven, 15alsoet sulken heer betaemde(n). In Alexanders tyden so en vantmen 16ghenen wyseren coninc dan hy en was; hadde hy hem 17connen wachten van te voel wijns te drincken, ende hadde hem 18dese groete heer connen gehouden alsoe ghemate in sijnre 19groeter rijcheit als hy dede, doe hy mate was. Inder noet enGa naar voetnoot19. 20conste hem nyemant vervroeden, mer inder weelden wast een 21sot, want hy woude Got wesen. Altoes hadde hy tot sinen rade 22VII man: alsoe beval hem Aristoteles, sijn meyster. Mer alsGa naar voetnoot22. 23hem yet swaers an quam, so nam hy elken man allene ende

[pagina 146]
[p. 146]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

24seide hem sijn zaken altemael. Ende dan vraghede hy hem haren 25raet, ende aldus onthielt hy wat hem elc riet, ende dan ten 26lesten so sciep hy uut hem allen den besten raet uut hem selven, 27so hy best ghemercken conste, ende dan avontuerde hy den 28raet. Aldus wart alle sijn dinc nochtans al te niet int lest, die 29so groet, so starc, so rijck ende so machtich was, want hy 30moste sterven ende bleef doot also voirseit is. Mer nu suldy 31hoeren hoe Alexander toech ten Bracmannewart.

voetnoot2.
Sp. Hist. I4. LVI. 7: ‘Die doden en hevet ghenen vrient.’
margenoot+
fo. 81c.
[tekstkritische noot]7. F. een (ontbr.); B.E.H. ghestrijt een wille om sijn; F. gestrijt een wile om sijn; C. strijt lange tijt; E. begravinghe; H. die wouden. 8. B.E.F.H. staphans; C. haestelike; F. hem overvoeren. 9. H. dat men Jubiter; G. souden, wair is en voeren souden; F. wair men hem. 10. B.E.F.H. soude (F. souden); C. wair men oen graven solde; C. antwoirden. 11. E. begraven soude in; E. groetste; H. in der groetster stat; C.F.H. selven. 12. C. aldus; F. doe Jup.; H. woude doe Jup.; E. Dit....Ende (ontbr.); E.F.H. Ende (ontbr.); B.C.H. dede men; E. dair (ontbr.); H. hem (ontbr.). 13. B. scone, diere; E.F.H. costelic (ontbr.); E.H. graf; C. Sother (ontbr.); B. Ptolomeus sotheit; E.F.H. Pthol. seit. 14. H. in Egipten (ontbr.); B.E.F.H. bleef ende daer (E. dairin) begroef hier (E. hi en, F.H. hi hem) cerlic; C. dede Alex.; aldair (ontbr.). 15. B.F. selken; E. alsulcken; C. al sulken; B.E.F.H. betaemelic was; C. toebehoerden ende betaemden; E.F.H. so (ontbr.); B.F.H. en (ontbr.). 16. E. nye gheen wiser; F. negeen; B.F.G. had. 17. B. vele; H. van veel wijns; B.E.G.H. had; C. hed hem. 18. H. groten; C. gehoeden; E.H. houden; B.E.F.H. ghemate van sinen (H. sijnre) manieren in. 19. C. alsoe. 20. H. conde; E. bevroeden; F. niement hem ghevroeden; H. nyemant hem bevroeden; B.E.F.H. in sijnre weelden; was hi (E. so) sot. 21. B.F.H. Got sijn; C. hie waenden Got; C.-G. had. 22. C. soeven mannen; H. Want dat beval; C. alsoe. 23. B.E.F. yewer (E. yewers yet) swaers; C.E.G.H. alleen.
voetnoot19.
mate geeft hier geen zin; men zal met den Sp. Hist. Cap. LVI. 37 moeten lezen: arm.
voetnoot22.
VII man. cf. de aant. bij vs. 42 van den Sp. Hist. Cap. LVI.
[tekstkritische noot]24. B.F.H. sijn dinc altemale; E. sijn sinne; C. dan soe; hem (ontbr.); B.E.F.H. sinen raet; G. hair. 25. B.E. dus; C. dat hem; H. hem elcs; H. dan (ontbr.). 26. B. sciepe hi uut allen den beesten raet in hem selven; C. so (ontbr.): ut hem selven; E.F.H. ut allen desen; F. den (ontbr.); betsten raet; C. uut hem selven (ontbr.); E.H. in hem; F. mit hem. 27. F. tbest; H. alsoe hi best const; B.G. const; F. conde; B.C.F. aventuerden. 28. B.E.H. Dus; C. al; C. nochtant; B.E.F.H. al niet (E. mit) sijn dinc die (H. die dus) so groet ende (ontbr. H.) so starcke ende rijcke. 29. H. ende (ontbr.); E. want (ontbr.). 30. F.G.H. most; G. als; H. so; F. seldy. 31. C. noch hoeren; B. ten Bracmannen voert voer; C. toech ende die Bragmannen bestont; E.F. ten Bracmannenwart voer; H. totten Bracmannen voer.
Opschrift: B. ter Braecmanne bestoet; C. heeft geen opschrift; B totten Bracmannen voer; E. bestuet; G. Bracmannen; H. bestoet.
1. H. Als (ontbr.); E. wondere; H. wonderen; in Ind. 2. De vormen Brac-, Braec- en Bragmanne(n) wisselen in de meeste hss. af; we noteeren ze verder niet; F. wennen. 3. B. dusdanighen brief; C. aldusdanighen; E. aldustanighe; F. dusdanich. 4. E.F.H. ghehoert. 5. B.E.F.H. lere; C. dijn eer; ende (ontbr.) hierom; H. hierin; soe (ontbr.); C. blide geworden in; E. blide omme. 6. H. van dijnre (ontbr.); H. Mer....cleyn is (ontbr.); B.E.F. eerst dat (ontbr. F.) enen (E.F. een) mensch vervullen mach. 7. G. mensch te vervullen; C. deme al.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken