Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Noch Dydimus antwoerde tot Alexandrum.
Cap. LXVI.

1Dydimus antwoirde hierop Alexander: ‘Wy en sijn geen 2inboerlinge van deser werrelt, mer wy sijn hier alse gaste, want 3wy en bliven hier niet gedurich. Want wy liden doir dese werlt 4als een pelgrym, die tot sinen landewart trect, so ontcommert 5van allen dingen ende so licht, dat ons die zonden niet enGa naar voetnoot5. 6verzwaren, noch gulsicheit, noch ander quaetheit voor Gode, 7diemen ghenen mantel maken en mach. Mer wy haesten ons al 8onsen wech over te liden te Godewaert mit suvere consciencie 9ende mit aenzien, dat hem niet scamen en darf. Ende wy en 10willen gheen Gode sijn, noch Gode dairmede afterdeel doen also. 11Mer ghy mynt tot uwer onsalicheit Gods hoesche giften. WantGa naar voetnoot11. 12wy en sijn niet sculdich te verteren, noch te begeren al dat wy

[pagina 156]
[p. 156]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

13zien, want dat en waer negheen besetheit noch oic eer. WantGa naar voetnoot13. 14Got heeft menich dinck in eertrijck gemaket, om dattie werrelt 15anders niet oerbaerlic en wair, noch sonder hem niet en soude 16mogen staen. Mer Got heeft den mensche gegeven die nutscap 17van dien dingen, die hy ghemaect heeft tot haren vryen wille 18Ga naar margenoot+ dien hy vry gelaten heeft. Ende so wie dat hem dan mitten 19vryen wille hout an dbest, ende laet dat quaet, hy en waerGa naar voetnoot19. 20dairby Got niet, mer hy verdienter Gods vrientscap mede.’

voetnoot5.
aventure = lot; cf. Mnl. Mdb. i.v. 2.
voetnoot11.
hoesche = vriendelijke.
[tekstkritische noot]13. B. neghene; C. weer geen; E. wart en ghene; F. ware en gheen; H. gheen; C. geen eer. 14. F. eertriken; H. opter werelt omdat die; E.F. om (ontbr.) dat die; C. om dattet der. 15. C. oirberliken en weer; E. en wart; G. orberlic. 16. B. en mochte bliven staen; E.F. menschen; G. gegeve; F. den nutscap. 17. C.H. van den; C. tot hoiren vriën willen; E. tot....heeft (ontbr.). 18. C. den hi; H. die hi; B.F.H. hem vri; B. Ende (ontbr.); B.F.H. so wie dan hem; G. dat dan hem. 19. B. mitten vrien wille hem dan aent beste hout ende tquaet laet, hi en waer; E.F.H. hout ant (ontbr. F.) best (F. tbest) ende laet dat quaet hi en; C. vriën; haldet aen dat; weer bij Goede. 20. C. verdient; B.E.G. vrienscap; II. Goods vianscap.
Opschrift: B. woorde; C. Alexander; Caplium LXVI; D. echter so antwoerde Alex. Dydimus; E. tot Dyd. (ontbr.); F.H. echter antwoerde Alex.
1. C. Alex. die; B.E. ic (ontbr.) spriset; F. prisede. 2. B. neghene; F. ghene; B.G. u lant; E.F.H. lande; C.E.H. hiet. 3. H. hets; C. beter een; E.F.H. een (ontbr.) lant; C. daerom dat; B.C.E. nerghens; E. nerghent; H. norghent. 4. C.H. en gaet noch en vaert; B. in ander lant; F. lande; E. dat ic; H. Ende oec omdat. 5. G.H. en acht; H. denct; C. selicheit. 6. C. saet; plantet geen; H. ghy (ontbr.); E. husen. 7. H. Ende dit denct; B. ons alle; E. keytivicheit; G. caytivicheit; C. soe en heft; B mi neghene. 8. B.F. als beesten; C. alsoe beesten; E.H. als; C. reinliken in eren dat is; F. reinlic leeft; eerbaerlic; H. men rein leeft.
voetnoot13.
besetheit = wijsheid. cf. Mnl. Wdb.
margenoot+
fo. 82d.
voetnoot19.
cf. Sp. Hist. LXI. 46-50.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken