Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe Olimpias, Alexanders moeder, starf.
Cap. LXIX.

1In Ptolomeus Sothers tyden dede Olimpias, Alexanders 2moeder, Philips, Alexanders broeder, dootslaen, om dat sy 3allene regneren woude boven Macedoniën, want Philips hadde 4dair die crone draghen ses jair na dat Alexander doot was.aant. 5Ende Ructhe, sijn wijf, brachtene ter doot mit verradenisse,Ga naar voetnoot5. 6want sy was hem onghetrouwe, ende sy hadde gelegen by

[pagina 160]
[p. 160]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

7Cassander, Antipaters zoen. Mer nochtan en bleef Olimpias hierna 8niet lange vrouwe van dien lande, want die heeren hatense 9alle. Ende hierna cort quam Cassander binnen den lande op 10haer. Ende doe Olimpias vernam, dat Cassander mit menighen 11Grieken op haer quam mit toernen moede, so nam sy mit haer 12Hercules, Alexanders zoen, ende Roxanes, Alexanders wijf, 13hair zoens wedue, die sy zeer mynde, ende sy vloe om die 14vreze van Cassandre in een vreemde stat. Ende Cassander toechGa naar voetnoot14. 15mit alle sinen heer voir die stat ende beleydsze dair bynnen. 16Mer die poerte wart so bedwonghen mit honger ende Olimpias 17oic, dat sy die stat op boeden te gheven behouden lijf ende lede. 18Doe vraghede Cassander raet, wat hy dairmede doen wilde, 19ende alle die heeren riepen: ‘Men salse doden’, so dat hare 20niet hulpen en mochte die voirwoirde, die si ondersproken had.Ga naar voetnoot20. 21Als Olimpias dit vernam, dat alt volc dus toernich op haer 22was, so dede sy hair haestelic palleren nader zeden eenre coninginnen,Ga naar voetnoot22. 23ende sette haer crone op hair hoeft, ende sy nam an 24elke zide van hair een camerier, ende ginc also uut tegen dat

[pagina 161]
[p. 161]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

25ghewapende volc, ende hadde op elke camerieren scouder een 26hant gheleit. Ende doese dieghene, diese doot slaen souden dus 27ansaghen, so ontfermde(n)t hem so zeer, dat sijs niet doen en 28Ga naar margenoot+ wouden, want sy gedachten, hoe groet een vrouwe dat sy was 29cort dair te voeren. Cassander vernam dit ende seynde dair 30ghewapende lude, diese al doirstaken. Mer alsmen op hair liep, 31so bleef sy stoutelicken staende, ende en scuwede niet, noch 32sy en riep, noch sy en ontsach die steke niet als wive pleghen, 33mer sy ontfinc den doot als een stout, vroem man. † Ende hier 34mochtmen noch Alexanders vroemmicheit merken ende bekennen 35an sijnre moeder. Ende dair mense dus doirstac ende sy byder 36doot was, so decte sy wel ende neernstelic mit haren cledern 37haer wijflicheit, om datmen haer scamelheit niet zien en soude 38dair sy doot lach. Men lietse leggen onbegraven, om datse dieGa naar voetnoot38. 39vogele ende die beeste eten souden.

voetnoot5.
Ructhe d.i. Euridice. cf. Vinc. Bk. V. Cap. X (De opgave van de boeken van Vincentius' Speculum in de Leidsche uitgave van den Sp. Hist. is niet juist).
[tekstkritische noot]7. B.E.F.H. sone; B.E.F. Mer nochtan en bleef Ol.; H. Mer nochtans so bleef; C.G. Mer Ol. en bleef. 8. B.E.F.H. vanden; C. van desen. 9. C. alle gemeinliken; B. want hierna. 10. B. op haer (ontbr.); ende nam die macht van den lande aen hem. Mer doe Ol.; E.F.H. Ol. hoerde. 11. H. Grieck; B. grammen moede; C.H. toernighen moede. 12. B. Raxanen; B.E.F.H. wijf (ontbr.). 13. B.-H. hairs; C. mynden; B. en sy vloech; G. sy (ontbr.); E.-H. vloech. 14. B. in ene vaste stat; C. vremde; B.F. trac. 15. E. al sijn; B. al sinen; C. beleyden. 16. E. Mer die stat; H. poert wort so ghedwonghen. 17. G.H. boden op te gheven; C. beholdeliken; F. lijf ende leven. 18. C. vragheden; E. dairmede (ontbr.); F. hiermede. 19. B.F. Men slase doot; H. heren rieden hem: slaetse doot; B.E.F.H. doot, sodat hare niet hulpen (F. helpen) en mochte die voirwoirde, die si ondersproken had (H. hadden). Als Ol. 21. C. dat alle dat; B. gram; F.H. aldus. 22. C. sie sich haesteliken pallieren; F. hi haer; E. pareren; B.E.F. naden sede (ontbr. E., F. seden), H. sede; B.E.F.H. vander (E den) coninghinnen. 23. C. sie setten; H. ende si. 24. B.E. in elken side; G. op elke; H. an....hair (ontbr.); F. camerrier; H. ende si.
voetnoot14.
vreemde stat. Vinc. V. 10 in Piduam (= Pidnam) urbem secessit.
voetnoot20.
Sp. Hist. IV. 8. 34: ‘Voerwoerde en halp clenc no groot.’.
voetnoot22.
palleren is een bijvorm van paleren, pareren, Fr. parer.
[tekstkritische noot]25. B.C.G. op elker; C. camerirer scolder; E.F. op elcken; F. cameriren. 26. F. si denghenen, die si; F. soude; E. wouden haer aldus; C. aldus. 27. B. ontfermes; B.E.G.H. ontfermdet; F. ontfermet; dats. 28. F. woude; H. dochten; B.C.F.H. groten vrouwe; E. soe groten; H. si gheweest hadde cort. 29. F. coirt toe; C. seynden; E.F. seynder; H. sende; E.F. dair (ontbr.). 30. B. luden; C. alle doir; F. aldore; H. Mer doe; B.F. hair op liep si bleef stontelic. 31. C. stoltelick; H. stoutelicken (ontbr.); B. ende en wissche niet, noch en riep niet noch, en scuwede die. 32. E.F.H. sy (ontbr.); C.E.F.H. sy (ontbr.); B.E.F. steken; G. niet die steke; B.C.F. alsoe wive; E. wiven; F. plege. 33. B.E.F. die doot; C. stolt; F. stoute, vroeme; G. doot oft wair geweest een seer stont, vroem man; H. als stoute, vroeme mannen plegen; E. hieran. 34. B.C. mochte men; II. machmen; B. vroemmicheit kennen; F. vroemheit; B. ende bekennen (ontbr.). 35. C. an (ontbr.); aldus. 36. B. deckese; C. deckten; F. soe decten se; H. si (ontbr.); C. nernsteliken; E.G.H. neerstelic; B. mit hare. 37. E. souden. 38. H. aldair; laghe; C. onbegraven daer; F. ombegraven; G. legge. 39. C.E.G. voghelen; B.-G. beesten; F. die (ontbr.) beesten; H. die beesten ende voghelen; F. soude.
Opschrift: E. geesten; D.F. yesten; H. gesten; B.D.E.F.H. van Romen (ontbr.); F.H. Cap. LXX. - C. geeft een ander vervolg, dat hierachter volgt. cf. Bijlage IV.
1. B. Rome.
margenoot+
fo. 83b.
voetnoot38.
Men....eten souden ontbreekt èn in den Sp. Hist. èn bij Vinc. Het is eene herhaling van Cap. LIII. 25. van onzen tekst en pleit voor des bewerkers nauwgezetheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken