Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
Afbeelding van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het MiddelnederlandschToon afbeelding van titelpagina van Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.04 MB)

XML (0.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

proefschrift
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch

(1898)–S.S. Hoogstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van Ptolomeus sother.
Cap. LXVIII.

1Also wy voirseit hebben, so deylde Alexander sijn rijck in 2XII, ende gaft sinen XII gesellen, die met hem opgevoedt

[pagina 158]
[p. 158]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

3waren. Mer die vier verdreven alle dander ende behieldent al.Ga naar voetnoot3. 4Mer vanden tween, dat is vanden coninghen van Egipten ende 5van Siriën, sellen wy scriven alleen, want onder hem worden 6die Joden Gods ghequelt. Na Alexander regneerde in Egipten 7Ptolomeus, diemen toenaemde Sother, ende dese wan dat rijcke 8van Syriën tot sinen rijck. Ende doe micte hy Judeam te wynnen, 9ende hy voir te Jherusalemwart op enen saterdach, omdat hy 10wiste, dattie Joden dan gheen wapine aenveerden en souden. 11Ende doe hy dair quam, so veynsde hy hem, dat hy quam om 12Gode offerhande te doen. Ende hierom deedmen hem die 13poerten op ende lieten in die stat comen. Mer doe hy binnen 14was, so roefde hy die stat ende den tempel, ende sloech voel 15Joden doot. Hierom scrijft Josephus, dat Sabatherses die JodenGa naar voetnoot15. 16spotlude hiete(n), om dat sy groet achterdeel gedogheden, omdat 17Ga naar margenoot+ sy die vierte van den saterdage so vast hielden, dat sy hemGa naar voetnoot17. 18niet weren en wouden tegen dieghene, die hem sloeghen ende 19roefden. Te deser tijt voerde Ptolomeus uut Judea ende Samariën 20te Egiptenwert voel Joden ghevangen ende die vercofte hy den 21coepluden, ende die coeplude voerdense in menich lant ende

[pagina 159]
[p. 159]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

22vercoften se voert. Ende al en was dese vanghenisse niet ghemene 23van alle den Joden, nochtant worden sy nu wider ende vorder 24ghesprayt mit deser vaert dan sy te voeren worden. Hierby 25leestmen inder Apostolen werck, dat binnen Jherusalem ghecomenGa naar voetnoot25. 26waren Joden uut allen landen onder den hemel. Na Yadus, die 27prince der papen was binnen Jherusalem, volghede(n) Onyas, sijn 28zoen, na Onyas volghede die gherechte Symeon, sijn zoen. 29Ende na desen Symeon volghede Eleazar, Symons broeder; 30mer hy en dede mer den dienst voir Onyas, Symons zoen, die 31noch een kleyn kynt was.

[tekstkritische noot]3. H. Ende die; C. die anderen; E.H. alle die; B. behildent; H. beheldent; C. dat alle; B.E. alle. 4. E. twien; B.E.F.H. dats; C. ende van sijnre soelen wij. 5. B. seden wij; E. sullen; G. wi alleen scriven. 6. C. Gods (ontbr.); F.H. Goods; C. regnerden; H. Want Alex. 7. C. dien men toenaemden Sotheer; E.H. rijc. 8. H. meende; C. myckten; B. hi oee; E. Judam. 9. C.E.F. tot Jher.; G.H. wist. 10. C.-G. dat die; H. dat dan die Joden gheen wapen an varen; B. neghene wapen; C.-G. wapen; C. en voerden, en souden (ontbr.); aen doen. 11. C. doc veinsden; daer quam; G. quame. 12. B.C.H. dede men. 13. C. liet hem; E. stat gaen ende comen; E.H. stat gaen; C. bynnen gecomen. 14. C. beroefden; E. beroefde; B.F. vele. 15. H. omme; C. soe scrijft; E. bespottede; H. den Joden. 16. B.F. spotlieden; B.F.H. hiet; E. lude hieten (ontbr.) hieromme; C. doechden; F. ghedachten. 17. C. die vier; F. viere; F. vaste; H. hilden ende dat. 18. C. tegens; C.E.F.H. denghenen; H. diese. 19. C. tot deser; C. voerden. 20. E.H. tot Egiptenwaert; B.F. vele Joden; F.-H. vercoft. 21. F. voerdese.
voetnoot3.
vier. cf. Tekst I, bl. 31.
voetnoot15.
Hist. Scol. lib. Hester VI: ‘Unde secundum Josephum, ut ait Ovidius, Sabatarchides Judaeos ridiculos appellavit.’ cf. Josephus, Antiqu. Jud. XII. I.
margenoot+
fo. 83a.
voetnoot17.
vierte. Hist. Scol. VI: pro superflua superstitione.
[tekstkritische noot]22. C. gevancknisse; E.F.H. ghevangenisse; C.-H. ghemeen. 23. C.H. van allen Joden; B. alden; B.G.H. nochtan werden; H. nu vorder ende wijder waren. 24. B. hiernae inder. 25. B. apostel; F.H. inden apostelen; B. comen; E. ghetoeghen. 26. B.E.F. Joden van alderhande (E.F. alrehande) pertiën, die onder den hemel (ontbr. F.) sijn; H. waren van alrehande partiën; C. ut alle der werlt ende landen; G. den prince. 27. B.E.F.H. in Jher.; C. doe volchden; B.E.-H. volghde. 28. B. na Omasse; C. volchden. 29. E.F.G. dese; C. volchden; G. broder. 30. B. hine; E. en dede niet; B. Omasse.
Opschrift: B.C.F.H. sterf; G. Ho; Olimpias (ontbr.); moder; H. Olimphas.
1. B. daghen; C. Sothers (ontbr.); F.H. Sothors; G. Sotherts. 2. F. moder. 3. B. hi allene; C.E.H. alleen; H. soude in Mercedoniën. 4. B.E.G.H. ghedraghen; B. sesse; C. jaaer; H. ses jaer lanc; B. Alex. sijn brueder. 5. B.E.F. want hem Ructhe; G. Rutthe; H. want Rutte; B.E.F.H. Philips wijf; C. brachte oen; B. teser doot; E. brachte ter doot; B.C.F. verradenissen. 6. B. sy (ontbr.) hadde; F. hadden.
voetnoot25.
Apostolen werck. De Hist. Scol. verwijst hier naar: Handelingen II. - Cap. LXIX = Sp. Hist. IV. 8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken