Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
Afbeelding van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.19 MB)

Scans (158.12 MB)

XML (2.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

(1976)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Joost van Craasbeek]

Niemant moet zig verwonderen als ik zeg, dat 'er in des menschen geest eene sympatie is of verborgen trekking ingeschapen tot zulke die van een gelykgeaarde natuur zyn. Dit willen wy niet alleen door het gemeene spreekwoord, Elk mint zyns gelyken; maar klaarder door dit volgende voorbeeld bevestigen. Van

JOOST van CRAASBEEK. Deze was van zyn ambagt een Broodbakker, te Brussel, maar door de dagelykze verkeering die hy met Adr. Brouwer en Brouwer met hem had, wierden zy als Broeders met malkander, zoo dat in wat drinkwinkel de een was de andere daar ook moest wezen. Want als Joost zyn dagwerk verrigt had, was hy straks by Brouwer, welken hy dan onder 't smooken van een pypje en potteke bier gezelschap hield, tot dat Brouwer dan mede

[pagina 334]
[p. 334]

zyn penceelwerk volbragt hebbende, zy te zamen naar de kroeg gingen om wat te kouten, en de een of de andere pots aan te regten.

Joost die een oplettenden geest moet gehad hebben, ziende hem dagelyks zyn werk beginnen, aanleggen, en voltooijen, kreeg een bevatting van 't zelve, en sloeg de hand mede aan 't penceel.

Brouwer dit ziende ondersteunde dit beginzel door vaste leerlessen, en stookte dit konstvuur nog sterker aan; dat zoo veer ging dat Brouwer in hem zyn regte Beeltenis in stee van een spiegel konde zien; want hy was hem niet alleen gelyk geworden in slordig leven, drinken, potzemakeryen, maar ook in de penceelkonst zoo veer dat het den konstkenneren genoegen gaf. In Braband zietmen nog op verscheide plaatsen van zyne stukjes die om hunne koddige vindingen en wyze van schilderen geagt zyn by zulken die niet vies vallen om ze aan te raken uit vrees van zig te bevuilen. Want al wat uit zyn penceel kwam waren schyters, spouwers, dobbelaars, tuisschers, bordeelders, luizeknippers en diergelyke walgelyke drolligheden, daar de kamer van Rhetorica dit vaers op gecomponeert heeft:

 
Al 't geen' wierd afgemaalt door 't konstpenceel van Brouwer,
 
Was eenen satterick, een schyter ofte spouwer,
 
En zoo de meester was zoo was ook zynen knegt,
 
Want Graasbeek schilderde meê tuisschers of gevegt.

Men verhaalt onder de potsen die hy uitgevoert heeft, dat hy vermoedende dat zyn vrouw wel liever een ander dan hem zag, daar op deze

[pagina 335]
[p. 335]

wys proef af nam. Hy trok zyn wambes open en beschilderde zyn bloote borst even als of hy zwaar gewond was, en zyn lippen en wangen met wit bestreken, maakte een luid moort geschreeuw en ging voorts op den grond als of hy dood was uitgestrekt neer leggen. Zyn vrouw daar op boven toe geschoten maakte groot misbaar, viel huilende op het lyk zoo zy waande neer, waar na hy straks oprees, zeggende: Nau ghy zottinne houd u bakhuis, ik zie wel dat gy my lief hebt, ik ben niet dood.

Zulke en diergelyke potsen heeft Graasbeek meer gespeelt, waar door hy Brouwer niet alleen in zyn Konst, maar ook in zynen klugtigen handel van leven heeft willen naarvolgen. Ik verwonderde my dat niet een der Brabandsche Plaatsnyders zyn Pourtret in koper gebragt hadde, tot my berigt wierd, dat hy dat zelf met verf beter heeft gedaan, dan de beste Plaatsnyder, want die konde maar het weezen verbeelden. Maar hy maalde by het wezen zyn aart, en gansche levensbedryf. Want somtyds heeft hy zig geschildert gapende, spouwende, 't aangezigt getrokken als of de brandewyn op zyn tong beet, of ook wel met een plaaster op 't oog. Waar door zyne gedagtenis levendig blyft. Had Graasbeek aan den Dichter Jan Vos kennis gehad en zulke tafereelen aan hem vertoont, hy zou wis gezeit hebben, als hy deed aan L. den Schilder, wanneer die hem zyn schildery vertoonde:

 
Ik min dit Beeld; want 't is heel los gemaakt: maar gy,
 
Dat haat ik, zyt zoo los als uwe schildery.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken