Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)
Toon afbeeldingen van De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19,19 MB)

Scans (158,12 MB)

XML (2,13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (3 delen)

(1976)–Arnold Houbraken–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Godfried en Johan Zacharias Kneller]

GODFRIED, en JOHAN ZACHARIAS KNELLER, geboren te Lubeck in Holstein, daar hun vader onderkoster van de Kerk was, volgen nu. De laatst gemelde schilderde Gebouwen en Landschappen, ook by wylen kleine Pourtretten in Olyverf dog zyn Konst heeft zulk een hoogen top niet beklommen als die van zyn Broeder. Beide hebben zy Italie, Engeland en Holland, doorreist. Godfried geboren 1648, (wiens Beeltenis in de Plaat K. 23. te zien is) was van jongs af aan tot de Schilderkonst geneigt. Na dat hy zig eenigen tyd daar in geoeffent had, begaf hy zig naar Holland entot onderwyzinge eerst van Rembrant, daar na van Ferdinand Bol.

Hoe lang hy 't onderwys van gemelde Meesters genooten heeft, weet ik niet, maar wel dat hy

[pagina 234]
[p. 234]

van daar naar Rome vertrok, en zig vorder oeffende naar de overheerlyke Konst van Titiaan en A. Carats. Hy was eerst een Historieschilder levens groot waar door hy zig een stoute behandeling van 't penceel heeft aangewent, die hy nog behout, dat hem veel roem, maar zoo veel voordeel niet bybragt als hy wel beoogde; des verliet hy het Historieschilderen, en sloeg het Pourtretschilderen ter hand, 't geen hem wel gelukte. En men heeft in vervolg des tyds gezien dat het Geluk zig niet als een stiefmoer ontrent hem gedragen heeft, maar dat hy wel degelyk een lieveling van haar is geweest en nog is.

Norenburg doorreisde hy om in zyn Vaderland Pourtretschilders te zien. Dog d'eerste trap tot zyn verheffing was Hamburg, daar hy kennis kreeg aan den Heer Jakop del Roë, dien hy met zyn Huisvrouw en Kinderen in een stuk schilderden, en die hem van dien tyd af voor een Mecenas strekte, en de waarde van zyn Konst over al zoo wist te trompetten, dat het hem de handen vol werk bragt, den buidel dik maakte, en hy uit het gevoelen van die verandering in de Konst voor een gewoone zinspreuk hield: De Historie schilders maken de Dooden levendig; en zy zelfs leven eerst wanneer zy dood zyn: maar ik schilder de levenden, en bedien my van hun gunst.

Kort hier op komt Pieter Lelie, die veel jaren aan 't Engelsche Hof gebloeit had, te sterven. Des eenen dood (zeit het spreekwoord) is des anders brood. Hy straks naar Engeland, daar hy het zoo weet te bakken, dat hy aan 't Hof, onder de grooten, en voorts in de gunst van Koning Karel den tweeden geraakt, die hem Ridder maakt. Dus is my door Fransche Schryvers berigt, maar later

[pagina t.o. 234]
[p. t.o. 234]


illustratie

[pagina 235]
[p. 235]

berichten my van Londen in brieven toegezonden, melden dat hy al by 't leven van P. Lelie in Engeland gekomen was. Where he was recommended to Sr. Jonathan Banks a Hamburg Marchant Living in London, welks pourtret, als ook des zelfs huisgezin hy schilderde, die een groot bevallen daar in had, en hem voordroeg by den Hertog van Monmouth, welks pourtret hy zoodanig tot des Hertogs genoegen schilderde, dat die hem eens klaps op den kruywagen van zyn geluk beurde, daar hy 't zedert gemakkelyk op voort gekruit is. 'T leet niet lang dat Koning Karel de tweede zyn pourtret zou laten schilderen voor zyn Broeder den Hertog van York, door Sr. Pieter Lelie des Konings schilder. Wat gebeurt 'er? 't word zoo bestelt dat Godf. Kneller 't op den zelven tyd meê schilderen zouw. Lely plaatste den Koning, en toen zig zelf. Kneller toen ook 't best dat hy kon, en zy tegen beide aan 't werk. De Koning opstaande zag eerst dat van Lely, naderhand dat van Kneller, en nam groot bevallen daar in; om dat hy 't wezen byna voltooit zag, daar dat van Lely pas in de doodverf stond. Dus deden ook de Hertogen van Jork en Monmouth die tegenwoordig waren, nevens meer andere luiden van staat. Maar dit was de spyker aan Lelyes dootkist. Hy leefde ook niet lang daar na, en Kneller werd 's Konings schilder in zyn plaats.

Na 't verloop van eenigen tyd werd hy van Koning Karel den tweeden naar Vrankryk gezonden, om des Konings beeltenis voor hem naar 't leven af te malen. Dog eer hy met het pourtret uit Vrankryk te rug kwam, was Koning Karel overleden. Zyn broeder James tot de Kroon gekomen, had gelyke agting voor zyn Konst, en verklaarde hem voor eer-

[pagina 236]
[p. 236]

sten Hofschilder. Naderhand kwam Willem, Prins van Oranje, tot de Kroon, en liet zig nevens de Koningin van hem schilderen: en wanneerde Vrede te Ryswyk zou gesloten worden, zont hy hem naar Holland, om door zyn Konstpenceel de Plenipotentiarissen der Buitenlandsche Hoven, naar 't leven voor hem af te malen, en weder in Engeland gekeert, vereerde hy hem met het Ridderschap.

Anna tot de Kroon gekomen werd straks driemaal van hem, elk op een byzondere wys geschildert, ook haar man Prins George van Deenmarken, met den jongen Hertog van Glocester. Gemelde Koningin Anna maakte hem kort voor haar overlyden Edelman van haar Kabinet. In dien tyd schilderde hy ook, op 't verzoek van den Rooms Keizer Joseph, het pourtret van Karel, zyn jonger Broeder, die van Engeland als Koning naar Spanje stond te vertrekken, 't welk hem zoo wel beviel, dat hy hem voor erffelyk Ridder van 't Duitsche Ryk verklaarde, en hem beschonk met een gouden Keten met een Medalje, waar zyn Beeltenis op gemunt stond. Thans heeft hy het breed voor den wind, by den tegenwoordigen Koning, die hem ten bewys van zyn gunst erffelyk Ridder Baronnet gemaakt heeft.

Zedert dien tyd tot nu toe, waar in men schryft 1715, heeft hy een onnoemlyk getal van pourtretten geschildert, die hem zoo wel roem als groot voordeel hebben aangebragt, zulks het geluk hem, van het begin af aan als zyn schaduw, op de hielen gevolgt is.

En wat zyne Konst aanbelangt, de zelve verdient dat men die ten hoogsten pryze, om hare natuurlyke koleur, en wel geschikte en losse bekleedingen der beelden, veranderlykheid in de wyze van

[pagina 237]
[p. 237]

staan en zitten, grootse agterwerken, en andere cierlyke byvoegselen, inzonderheid zyn ligtvaardige behandelingen, en stout penceel. Met een woort, hy is een roemenswaardig en gelukkig Schilder.

Dog d'een, en d'ander van zyne pourtretten verschelen in waarde (als het Spreekwoort zeit) voeten en vamen. Dog dit komt daar van daan, dat hy den eenen tyd bekwamer Schilders als den anderen in zyn dienst heeft, en d'een meer of min zyne handelinge weet na te bootsen. Want dus gaat het voor goet in Engeland, dat door de Meesters maar het wezen en de handen, de kleederen en 't bywerk door anderen gemaakt worden; maar in Holland zou zulks voor geen goede munt doorgaan, alzoo min als datmen verscheyden pourtretten in eene en de zelve kleederen steekt.

Hy heeft veel liefde voor Konst van brave meesters, en dikwerf dat groot schutters stuk van Bartholomeus vander Elst (dat thans t'Amsterdam op de Krygsraads kamer hangt) met grooten roem geprezen. Inzonderheid maakt hy ook veel werk van de weergalooze Konst van Antoni van Dyk. 't Is ook wel aan zyne konstwerken te zien, dat hy die Konst met opmerking heeft beschout, want men ziet 'er den zelven aart in doorspelen, en niet zelden dat hy iets van dien grooten konstenaar heeft ontleent. De Lord Warthon heeft my met zyn eigen mont verhaalt (als ik in den jare 1713. op zyn landhuys te Winsingdon was) dat Kneller hem verzogt had, twee van die 32 pourtretten van Antoni van Dyk, die hy in eene zaal heeft hangen, na te mogen schilderen, uit groote agting die hy voor die penceelkonst had; dog dit werd hem gewei-

[pagina 238]
[p. 238]

gert, niet tegenstaande dat hy verzekering deed, dat dezelve stukken niet zouden vervreemt worden; maar na zyne dood weder in handen van den Lord of zyne erven komen; waar aan in 't voorbygaan te zien is wat agting d'Engelsen in 't algemeen voor de Konst van van Dyk hebben.

En om een einde van onzen Lubekker Fenix te maken, moet ik zeggen, dat hy door zyn Konst, en de fortuin, zoo hoog ten top van eer is geklommen, dat men onder zyn pourtret, gemaakt naar 't geen waar meê de Galery van den groot Hertog van Florence ('t welk in een verzamelinge van de pourtretten der geagtste Italiaansche, Fransche, Hoog- en Nederduitsche Konstschilders bestaat) pronkt, leeft: Dominus Godfridus Kneller de Whiton, Sacri Romani Imperii & Mag. Brittanniae Baronettus: Nec non serenissimi Georgii, Mag. Brit. Reg. Interioris Camerae Aulicus, & Pictor Princeps. &c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken