Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

5 Van wederzijdse genegenheid

‘Dag mevrouw De Zeeuw,’ zei Arnold en zocht een plaatsje op het bureau om het rondhoekige trommeltje neer te zetten.

‘Niet op het bureau,’ zei mevrouw De Zeeuw vanuit haar telefoonstoel naast het bed. ‘Dat kan ik niet hebben want dat trommeltje heeft altijd iets vettigs. Ook niet op het tafeltje,’ zo voorkwam zij zijn tweede gebaar, ‘want dan moet ik het kleed weer laten wassen en ik houd niet van dat gedoe. Zet het maar op het aanrecht.’

‘Daar staan de theekopjes,’ wilde Arnold zeggen maar hij wist dat mevrouw De Zeeuw dat ‘gezeurpiet’ zou vinden. Daarom ging hij maar even zitten met het trommeltje op schoot.

‘Wat heb je op je hart,’ vroeg mevrouw De Zeeuw die het gezellig vond om het gebaar verkeerd te interpreteren.

Arnold begreep dat er om hulp gevraagd diende te worden. Een kleine moeite! En hij besloot zijn vriendin maar weer eens op te voeren dan werd het tenminste een kort gesprekje want mevrouw De Zeeuw had het niet op dat onderwerp.

‘Wat is er met die vriendin van je?’ vroeg mevrouw De Zeeuw met tegenzin.

‘Zij is bang,’ zei Arnold, ‘en ze hyperventileert.’

‘Ze wát?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Ze heeft het benauwd,’ zei Arnold.

‘Ja,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘wie niet.’ Een ontzettend vervelend onderwerp die vriendin van Arnold. Een jongen van die leeftijd behoorde vrinden te hebben, geen vrienden maar vrinden.

‘Ze heeft het benauwd,’ herhaalde mevrouw De Zeeuw

[pagina 28]
[p. 28]

misprijzend. ‘Waarom doe je haar dan niet weg?’ vroeg ze, ‘dat gezeur.’

‘Wegdoen?’ vroeg Arnold verbaasd en keek eens naar zijn schoenen die aan de rafelige kant begonnen te worden.

‘Ja,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘als ze niet bevalt moet je haar wegdoen,’ en intussen bekeek ze de nagels van haar linkerhand eens. Ze was tevreden. De laatste jaren had ze zich aangeleerd bij het handbekijken de vingers naar binnen te buigen zodat ze die vervelende grote lichte moedervlekken op de rug van haar handen niet behoefde te zien.

‘Ik kan haar toch niet zo maar op straat zetten,’ zei Arnold, ‘nu ze ziek is.’ Hij had het gevoel toch niet helemaal op het verkeerde adres te zitten bij mevrouw De Zeeuw.

‘Waarom niet?’ vroeg mevrouw De Zeeuw, ‘aan alles komt een eind.’

‘Maar ik ben op haar gesteld,’ zei Arnold weifelend.

‘Dat verbeeld je je maar,’ zei mevrouw De Zeeuw gedachteloos.

‘Zou het?’ Arnold bloosde.

‘Wat een onzin,’ verzuchtte mevrouw De Zeeuw en ging over op de vier nagels van haar rechterhand en daarover was ze minder tevreden. ‘Zou jij iemand weten die deze kan verzorgen?’ vroeg ze, ‘ik ben nu eenmaal rechts,’ en ze wapperde wat met de afgekeurde hand alsof ze op het punt stond hem af te danken.

‘Laat maar eens zien,’ zei Arnold en zette het boterhamtrommeltje op de grond. Mevrouw De Zeeuw strekte haar hand naar hem uit en Arnold bekeek hem aandachtig.

‘Wat vind je ervan?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Als ik de tijd had zou ik ze even opknappen,’ zei Arnold.

‘Nou, dat is toch niet zo'n probleem,’ vond mevrouw De Zeeuw en pakte de telefoon.

‘Wat gaat u doen?’ vroeg Arnold benauwd. Ze knipoogde hem toe.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Ja, met mevrouw De Zeeuw. Ik heb Arnold hier en hij helpt me even met mijn bureaulamp. Bureáulamp,’ herhaalde mevrouw De Zeeuw, ‘die is gevallen, gevállen ja, van het bureau.’ Ze werd nu werkelijk ongeduldig. ‘Ja van het bureau gevallen, dat is toch niet zo gek wél? Er vallen honderden bureaulampen per dag. Ja, wát zegt u? Arnold zelf? Goed, als u er op staat.’ Misprijzend reikte ze Arnold de hoorn aan.

‘Met mij,’ zei Arnold. ‘Ja,’ en hij draaide zich om naar het bureau waar de groen gekapte ‘heren lamp’ onverwoestbaar op zijn marmeren console stond. ‘Nee, niet ernstig.’

‘Bang voor kortsluiting,’ fluisterde mevrouw De Zeeuw.

‘Ik ben bang voor kortsluiting,’ zei Arnold. ‘Goed,’ en hij gaf de hoorn terug aan mevrouw De Zeeuw die hem na wat mikken op de telefoon liet vallen, omdat ze de draai in haar stoel niet helemaal tot een goed einde kon brengen.

‘Zo,’ zei ze tevreden, ‘dat is gelukt.’

‘Niet helemaal,’ zei Arnold een beetje onrustig. ‘Zuster Tineke komt langs om de ronde over te nemen.’

‘Gunst,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘wat een gezeur. Leg de lamp even op de grond,’ adviseerde ze.

Arnold stond op. Het viel niet mee om plaats op de grond te vinden tussen de televisie en het bureau. Het stoeltje moest er een beetje voor opzij geschoven worden. Voorzichtig legde Arnold de lamp op zijn kant.

‘Pas je een beetje op de kap,’ vroeg mevrouw de Zeeuw. ‘Haal hem er liever af dan staat het wat ernstiger.’

Gehoorzaam schroefde Arnold de lamp los en demonteerde de kap.

‘Leg hem een beetje gek neer,’ commandeerde mevrouw De Zeeuw, ‘ja, vóór de televisie, néé meer naar rechts,’ zo dirigeerde ze de ramp vanuit haar stoeltje. ‘En nu dat ronde dingetje, ja dát onder de stoel, nee, niet helemaal, hálf, zo ja.’

[pagina 30]
[p. 30]

Er werd geklopt, Tineke.

‘Mevrouw De Zeeuw, wat is er gebeurd,’ vroeg Tineke en bukte zich om onder het bureau door naar Arnold te kijken. ‘Kunt je het redden?’ vroeg ze aan Arnold.

‘Ja hoor dat komt best in orde,’ zei mevrouw De Zeeuw dringend. En Tineke begreep het en vertrok. Op de gang rinkelde het wagentje.

‘Hè, hè, zo nu kunnen we rustig aan de slag,’ zei mevrouw De Zeeuw tevreden. ‘Pak even een handdoek dan zal ik eens kijken of we een nagelschaartje kunnen vinden,’ en ze draaide zich om naar haar telefoon- annex toilettafeltje. ‘Daar zal ik toch even voor moeten opstaan,’ constateerde mevrouw De Zeeuw en pakte haar stok. Moeizaam kwam ze uit haar stoeltje en wrong zich tussen het bed en de stoelleuning. ‘Zo sta ik lekker klem,’ zei ze tegen zichzelf en legde de stok op het bed. ‘Nu ga ik eens even met alle twee mijn handen naar dat schaartje op zoek. Kijk eens aan daar komt het nare schaartje al aan en hier hebben we het prettige schaartje.’

Arnold wachtte met de handdoek over de arm, nam het schaartje aan, hielp mevrouw De Zeeuw in haar stoel en legde de handdoek op zijn schoot.

‘Kom maar eens hier,’ zei Arnold en zette zich zuchtend aan het werk.

‘Ik vind het heel vervelend voor je,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Ach het is zo gebeurd,’ vond Arnold.

‘Nee ik bedoel dat van die huisgenoot van je,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Oh dat,’ zei Arnold, ‘ja er moet hulp komen.’

‘Misschien weet ik iets,’ zei mevrouw De Zeeuw geheimzinnig.

‘Wat dan?’ Arnold keek op.

‘Wacht maar af,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘ik denk dat ik iets weet.’

[pagina 31]
[p. 31]

‘Het is geen gewone benauwdheid,’ zei Arnold, ‘het is angst.’

‘Ja precies, dáárom,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘aanstellerij eigenlijk.’

‘Nee,’ zei Arnold, ‘zij is echt bang.’

‘Ja dat bedoel ik ook,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘maar zo noem ik dat nu eenmaal voor mezelf. Zou je dat scherpe randje daar ook even mee kunnen nemen? Ja juist. Daar blijf ik steeds mee in m'n borduurwerk hangen. Ik kan je wel vertellen dat het vervelend is als de dingen het niet goed meer doen.’

‘Hoezo,’ vroeg Arnold.

‘Als je handen en je voeten niet prettig meer gaan,’ verduidelijkte mevrouw De Zeeuw slordig.

‘Oh dat,’ zei Arnold.

‘Maar ja,’ zei ze berustend.

Er werd geklopt.

‘Oh dear,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘wie komt er nu weer zeuren?’

En daar stond Tineke.

Arnold kreeg een kleur. Tineke wilde bukken om de lamp te bekijken en Arnold haalde adem om haar een verklaring voor zijn bezigheid te geven toen mevrouw De Zeeuw opmerkte: ‘Zeg, sinds wanneer stappen we hier zomaar naar binnen zonder af te wachten of het schikt?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken