Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

20 Bij ons schijnt de zon

‘Dag mevrouw De Zeeuw,’ zeiden Mattheus en Arnold tegelijk nadat ze met ingehouden adem voor haar deur hadden staan wachten tot zij kwam opendoen. Zo ging dat bij bezoek, vond mevrouw De Zeeuw. Niks ja roepen en binnen stappen, netjes bellen en afwachten.

‘Kom rustig binnen,’ zei mevrouw De Zeeuw alsof de mogelijkheid bestond dat het bezoekje op Arnolds vrije dag haar onverhoopt niet zou hebben geschikt. ‘Wat enig om je nu eens in een gewoon kostuum te zien, nou gewóón...’ Ze lachte koket. ‘Je ziet er enig uit,’ zei ze tegen de revers van zijn lichtblauw met wit gestreepte jasje. ‘Jij ook hoor,’ zei ze vervolgens tegen Mattheus die zich voor de gelegenheid in het lichtgroen gestoken had. ‘Erg leuk staan ze,’ zei mevrouw De Zeeuw tegen de manchetknopen van haar man, terwijl ze Arnolds hand even vasthield.

Ook Mattheus liet zich niet onbetuigd. Hij besprak de inrichting van mevrouw De Zeeuws kamer en raakte niet uitgekeken op de in zilveren lijstjes gevangen krullekopjes van Wiesje.

Eindelijk zaten ze dan. En toen waren er de thee die Arnold even in zou schenken en de flikken die Mattheus wel uit de ijskast wilde halen voor mevrouw De Zeeuw. Want mevrouw De Zeeuw was de fles eau de toilet van Dior aan het uitpakken.

‘Hoe wist je dát nu toch,’ zei ze verrast, ‘dat ik daar net aan toe was? Veel te gek, maar heerlijk hoor jongens, daar hebben jullie me nu echt een plezier mee gedaan.’

‘Zég vertel me eens rustig van die plannen van jullie,’ zo wendde ze zich tot Arnold. En tegen Mattheus: ‘Het lijkt me zo'n enig idee.’ Deze knikte bedrijvig. ‘Ik begrijp niet waar-

[pagina 108]
[p. 108]

om je er zolang mee zit te teuten, je had allang weg moeten zijn.’

‘Dat zeg ik ook steeds.’ Mattheus keek naar Arnold.

‘Alleen dat van die huifkarren dat lijkt me niks,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Calèches ja, maar huifkarren, nee,’ zei ze beslist.

‘Natuurlijk,’ zei Mattheus, ‘dat is veel geschikter, zeker voor wat oudere mensen.’

Arnold keek wat bedrukt.

‘Wat kijk je nou sip, het is toch zeker wáár,’ zei mevrouw De Zeeuw.

Mattheus knikte met haar mee. Samen keken ze naar Arnold.

‘Daar hebben we nog niet genoeg voor,’ zei deze sober.

‘Hoezo niet,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Nu wil ik ook álles weten,’ en ze legde nieuwsgierig haar kin op haar handen, ellebogen op haar knieën, zoals ze zeventig jaar geleden deed als het kindermeisje haar uit De kleine lord zou gaan voorlezen.

‘We hoeven alleen,’ zei Mattheus.

‘We zullen eerst,’ zei Arnold.

‘Eén voor één,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘éérst jij,’ en ze wees op Mattheus. Arnold zweeg.

‘Arnold wil veel te luxe dingen, hij wil een vijver voor het terras. Nou dat is onzin,’ zei Mattheus.

‘Ja,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘dat vind ik ook. Vijvers heb je overal in de wereld en ze hoeven er niet per se ook een in hoe heet het?’

‘Mijas,’ zei Mattheus.

‘In Mijas voor hun neus te hebben. Zonder vijver kan een biefstukje met gebakken aardappeltjes en sla ook heerlijk zijn. Wat zijn die mensen nou gewénd, niets toch? Heb je contact met de reisbureaus opgenomen?’ vroeg ze opeens.

‘Ja,’ knikte Mattheus, ‘ze voelden er heel veel voor. Al die

[pagina 109]
[p. 109]

bejaarden in Torremolinos komen iedere winter terug. Ze hebben alle uitstapjes al drie keer gedaan.’

‘Zie je wel,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘En bovendien is alles duurder geworden. Ze kunnen die dagtours naar Tanger en naar Granada niet meer betalen van hun aow,’ vond Mattheus.

‘Zeg eens, je hoeft het natuurlijk niet te vertellen maar hoeveel hebben jullie nu eigenlijk precies gespaard?’

Ze zwegen. Mattheus keek Arnold eens aan: ‘Drieënzeventigduizend gulden en vijfendertig cent.’ Arnold keek verbaasd. Hij kwam met de termijn deposito van het verkóchte zilver alleen al op een ton.

‘En hoeveel kom je nu precies te kort?’ informeerde mevrouw De Zeeuw.

Mattheus keek Arnold verwachtingsvol aan: ‘Honderdduizend zo ongeveer,’ zei Arnold.

Mattheus bloosde: ‘Toch niet zóveel?’

‘Jawel,’ zei Arnold, ‘het moet degelijk zijn.’

‘Daar ben ik óók voor,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘geen flodderwerk. En wat zou er nu gebeuren,’ mevrouw De Zeeuw fluisterde van geheimzinnigheid, ‘als ík dat nu eens investeerde?’

‘Hebt u zóveel?’ vroeg Mattheus vol bewondering.

Dat vond mevrouw De Zeeuw een beetje ordinair, daarom negeerde ze Mattheus' exclamatie en wendde zich tot Arnold: ‘Jij moet het zeggen.’

‘Hoezo investeren?’ vroeg deze flegmatisch.

‘Ik koop een aandeel in jullie zaak, gewoon, of zo iets, dat doet er nu niet toe, dat regelen we wel bij de notaris of zo iemand,’ vond mevrouw De Zeeuw.

‘Niet álles is aan de belasting opgegeven,’ haperde Arnold en ontving de bewonderende blikken van Mattheus als dank.

‘Oh dear,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘daar zeg je zowat, het

[pagina 110]
[p. 110]

mijne eigenlijk ook niet. Wat goed dat je daaraan denkt. Stel je voor zeg, dan was m'n hele vrachtje naar “Laat te Velde” gegaan.’

Ze zwegen. ‘Ik moet er niet aan denken. Vind je het hier ook zo warm?’ Zonder verdere omhaal zette Arnold het bovenraampje even open. Precies zoals het moest. ‘Dan moet het maar zwart,’ zei mevrouw De Zeeuw met een zucht, ‘ik houd er niet van maar wat moet dat moet. Wat énig allemaal hè, wil je nog thee?’

‘Komt u dan logeren?’ vroeg Mattheus.

‘Nee, veel te warm,’ weerde mevrouw De Zeeuw af.

‘In de winter,’ hield Mattheus vol. ‘Zoudt u ons dan willen komen helpen met koken?’

‘Koken, oh nee kind, voor geen goud, ik kook nooit meer, nóóit, stel je voor zeg.’

‘Mattheus bedoelt dat u ons misschien wat aanwijzingen zoudt kunnen geven,’ zo stelde Arnold bij. ‘Hoe kun je nou toch denken dat we mevrouw De Zeeuw zo iets zouden vragen...’ kuttekont had Arnold erachteraan willen zeggen, maar hij beheerste zich.

‘Dat zou tof zijn,’ zei Mattheus. ‘U weet precies hoe we het onze gasten naar de zin zouden kunnen maken.’

‘En gezellig ook,’ vond Arnold. En hij kon zich niet zo goed herinneren wanneer hij voor 't laatst zo eerlijk was geweest als nu het geval was.

‘Zodra mijn zoon uit het ziekenhuis is ga ik het even in orde maken,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Zullen we er een glaasje op drinken?’

‘Wij drinken niet,’ zei Mattheus, maar Arnold gebaarde dat Mattheus zich vergiste.

‘Ik houd er ook niet zo van,’ zei mevrouw De Zeeuw die de schermutseling had opgemerkt, ‘maar we moeten iets feestelijks doen. Heb je al een makelaar?’ liet ze er zakelijk op volgen.

[pagina 111]
[p. 111]

Ze knikten.

‘Heb je plaatjes?’

‘Thuis,’ zei Arnold spijtig.

‘Kan één van jullie dan niet even in de auto stappen om ze op te halen?’ Mattheus was al weg.

‘Enige jongen,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘werkelijk énig.’

Arnold knikte en schonk de port in haar glaasje. Niet te veel, niet te weinig, precies zoals mevrouw De Zeeuw het bedoelde.

 

Tijdens de opwinding van het foto's kijken ging ook nog de telefoon. Mevrouw De Zeeuw liet hem maar even pruttelen terwijl ze glimlachend met de plaatjes van Arnold en Mattheus' paradijselijke kasteeltje op schoot zat. Ze had het hun niet willen zeggen maar ze was werkelijk ontdaan door de aanblik van al dat fraais zoals ze het zelf noemde.

‘Ja kind,’ zei moeder tegen Wiesje, ‘wat is er? Of Rosa een zoon heeft? Hoe kan ik dat nu toch weten. Je zag ze lopen. Gut nog aan toe, misschien een neefje, weet ik veel.’ Mevrouw De Zeeuw was nog in Spanje en zag zich onder een van die vrolijke rode parasols zitten. ‘Leo lijkt je niet zo'n goede vader. Zeg jij denkt wel dóór, dat moet ik zeggen hoor,’ vond moeder. ‘Leuk knaapje?’ informeerde moeder toch maar. ‘Gastarbeider?’ Moeder haalde Rosa voor zich. ‘Ja dat valt te verwachten,’ zuchtte moeder. En voor het eerst sinds maanden waren Wiesje en haar moeder het weer roerend met elkaar eens.

 

Een halfjaarlijkse controle en als het vijf jaar niet de kop op zou steken dan had Leo net zoveel of zo weinig kans op kanker als ieder ander. Was hij nou ziek of was hij niet ziek? Moest hij zich nu voorbereiden op het eeuwige leven of zou hij zich op het aardse bestaan kunnen blijven concentreren. Het leek niet zo zeer het probleem dat mensen de gewoonte

[pagina 112]
[p. 112]

hadden te sterven, het ging meer om het wanneer van de gebeurtenis.

Inmiddels genoot Leo van de ontsteltenis die zijn ongeluk op zijn afdeling teweeggebracht had. Zelfs Van Zutphen bleek in zijn hart een aardige kerel vond Leo. De bloemen werden met bossen tegelijk aangedragen. De meest merkwaardige brieven ontving hij, zelfs van zijn oudstudenten kreeg Leo post. Eén brief viel hem daarbij vooral op: van een zekere Suzanne. Na uren nadenken - waarvoor hij hier zo goed de tijd kon vinden - had hij haar gezichtje weer vóór zich. Hij zou haar eens opzoeken als hij weer op was. Hoe het ook gelopen is tussen ons tweeën, schreef Suzanne: ik heb er de beste herinneringen aan. Zo mocht Leo het horen, geen gemier achteraf, geen drama, geen verwijten, kortom een leuke meid. Dat bracht hem op een of andere manier op zijn zoon. Zijn stommiteit in Italië zoals Roos het placht uit te drukken. De verstandigste daad die hij ooit gedaan had, zo vond hij zelf. Zou Rosa misschien? Leo ging rechtop zitten, zou Rosa hem misschien aan moeder kunnen voorstellen? Zo maar eens om te zien of ze elkaar mochten. Leo greep de telefoon: er moest een daad gesteld worden, eens moest het ervan komen en wie weet, wie weet klikte het tussen die twee zou Leo gedacht hebben als hij het niet zo'n afschuwelijk woord had gevonden. Nu liet hij de gedachte onafgemaakt.

‘Met mij,’ zei Leo, ‘zou jij Ernest straks mee naar moeder willen nemen?’

‘Jawel hoor,’ zei Roos, ‘ik zat er net mee waar ik hem anders moest brengen, tot vanavond.’

Leo kroop terug onder de dekens en bad dat de Heer hem genadig zijn zou en dat zijn moeder instinctief de banden welke bloedverwantschap boven alle andere uittilde zou aanvoelen en het kind in haar hart zou sluiten. Aldus vervuld van hoop sliep Leo in.

[pagina 113]
[p. 113]

‘Dag mevrouw,’ zei Ernest beleefd. Om onverklaarbare redenen had hij Rosa opeens voorgesteld dat hij zich met zijn nieuw verworven hijskraan in de tuin zou terugtrekken tijdens haar afwezigheid en had haar niet dan na enig aandringen willen vergezellen.

‘Wil je thee?’ vroeg mevrouw De Zeeuw aan Rosa en tegen Ernest: ‘Wie hebben we daar, ben je bij je tante op bezoek?’

Ernest knikte: ‘We zijn naar Artis geweest naar de hijskranen.’

‘Wat zegt hij,’ vroeg mevrouw De Zeeuw, ‘wat praat dat kind eigenaardig.’

‘Hij woont in Italië,’ verklaarde Rosa.

‘Si signora,’ bevestigde Ernest, ‘la bell' Italia,’ voegde hij eraan toe omdat hem dat een goede aanbeveling van zijn vaderland leek.

‘Wil je thee?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Heel vriendelijk van u,’ zei Ernest.

‘Dus thee,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Nee, hij bedoelt te bedanken,’ zei Rosa die danig spijt begon te krijgen van haar opwelling om Leo's zaken te willen klaren.

‘Pappa is ziek,’ zei Ernest, ‘anders was ik hier niet.’

‘Ga je niet wat te ver?’ vroeg mevrouw De Zeeuw aan Rosa.

‘Hoezo?’ vroeg deze.

‘Jullie zijn immers niet eens getrouwd,’ vond mevrouw De Zeeuw.

‘Bij ons schijnt de zon,’ zei Ernest terwijl hij het regenachtige uitzicht van de derde verdieping monsterde.

‘Hier zijn de bomen mooier,’ nam mevrouw De Zeeuw de handschoen op.

‘Ga maar met je hijskraan spelen,’ zei Roos en haalde het instrument uit haar boodschappentas.

[pagina 114]
[p. 114]

‘Waar?’ vroeg Ernest.

‘Op de grond natuurlijk,’ hielp mevrouw De Zeeuw.

‘Ik zie geen grond,’ zei Ernest.

‘Neem een chocolaatje,’ zei Roos. ‘Mag het?’ vroeg ze.

‘Dat vindt zo'n kind niet lekker,’ wist mevrouw De Zeeuw.

‘Grazie,’ bedankte Ernest, ‘benissimo,’ en hij wapperde zijn bruine handje langs zijn oor.

‘Eet je veel chocolade thuis?’ vroeg mevrouw De Zeeuw. Ernest spreidde zijn wijsvinger, vouwde de rest van z'n handje tot een vuist en zwaaide er bedrijvig mee onder mevrouw De Zeeuws neus: ‘Nee.’

‘Waarom niet?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Indigestie,’ zei Ernest en gaf een paar tikjes op zijn buik om haar uit te leggen wat hij precies bedoelde.

‘Een eigenwijs ventje,’ zuchtte mevrouw De Zeeuw.

‘Bent u pappa's moeder?’ vroeg Ernest.

'Ik ben de moeder van meneer De Zeeuw ja,’ corrigeerde deze.

Ook Ernest zuchtte. ‘Mamma mia.’

‘Wat is er?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Andiamo a casa?’ vroeg hij Roos.

‘Wat zegt ie?’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Dat u een leuke kamer hebt,’ zei Roos.

‘Nee, ik zei dat ik een plasje moest,’ zei Ernest.

‘Dat kan,’ vond mevrouw De Zeeuw.

‘Heb jij nog aan mijn flikken gedacht, ik ben er doorheen gevlogen met al dat bezoek.’

Nee, daar had Roos niet aan gedacht.

‘Alles goed met Leo?’ vroeg ze toen. ‘Wil je dat nooit maar dan ook nooit meer doen?’

‘Wat niet?’ vroeg Roos.

‘Mij niet vertellen dat mijn zoon naar het ziekenhuis moet. Ik weet wel dat een blindedarm op 't ogenblik niets

[pagina 115]
[p. 115]

bijzonders meer is, maar ik ben nou eenmaal iemand die zulke dingen per se wil weten.

Roos knikte en pakte Ernests hijskraan in.

‘We gaan,’ zei ze toen hij binnenkwam, ‘geef oma maar een handje.’

‘Dag mevrouw,’ zei Ernest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken