Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

27 Paris le jour

‘Dat was een goed verhaal,’ fluisterde Rosa Van der Loo toe toen hij weer naast haar kwam zitten.

‘Vond je?’ fluisterde hij terug.

‘Parfait,’ gebaarde Roos.

‘Zullen we weggaan?’ vroeg Van der Loo en zo moest de hele rij weer opstaan om hen te laten passeren en piepte de deur van de collegezaal.

Parijs in de herfst. Rosa's hart ging open en ze gaf Van der Loo een arm, dat kon je daar nog doen, niet te close, niet te cool, wat een stad!

‘Weet je waar we vanavond gaan eten?’ vroeg Roos.

‘Nou?’

‘La Coupole.’

‘Doen we,’ zei Van der Loo en hield even haar hand vast. ‘Op naar de Boulevard St. Michel,’ riep hij toen, kneep Rosa's arm gezellig tegen zich aan en al keuvelend marcheerden ze eensgezind naar hun eerste terras.

‘Zie je die vuilnisbak?’ voeg Van der Loo.

‘Ja,’ zei Roos, ‘zullen we?’

En zo gingen er twee imitatie lederen congresmappen vol humanistische wetenschap, voorzien van ballpoint en blocnote, aangeboden door de Banque de Paris et des Pays Bas de typisch Parijse vuilnisbak in.

‘Weet je hoe ik heet?’ vroeg Van der Loo jolig. ‘Wil je nog even goed kijken?’ En ze verlosten elkaar van de visitekaartjes met hun namen, die Van der Loo óp en Rosa half ónder de revers van het jasje had zitten. Toch keek Van der Loo zijn prachtige map in 't geheim nog even na.

‘Spijt?’ vroeg Roos.

‘Helemaal niet,’ loog Van der Loo.

[pagina 137]
[p. 137]

Het werd een hele wandeling. En aangekomen moest Van der Loo even richting toilet terwijl Roos café con latte bestelde hetgeen haar tot haar verbazing twee koffie en twee ferme glazen cognac opleverde. Roos zat er nog verbaasd naar te staren toen Van der Loo terugkwam.

‘Zó, jij durft op de vroege morgen,’ zei hij enigszins geschrokken.

‘Ik snap er niets van,’ zei Roos.

‘Zeg,’ vervolgde Van der Loo, ‘weet je wat eigenlijk een tikje onnozel is, je moet 't maar zeggen als je 't misschien miezerig van me vindt, maar...,’ Van der Loo stokte even. Hij maakte zich zorgen over de smaak waarmee Rosa haar cognac achterover sloeg. Dit overtuigde hem echter wel van de redelijkheid van zijn voorstel om tóch even terug naar die vuilnisbak te lopen. Ze zouden immers thuis met de mond vol tanden staan als ze hun verslag van de conferentie zouden moeten doen? Roos was het gelukkig helemaal met hem eens. Haastig rekenden ze af, Rosa consumeerde de overgebleven helft van zijn cognac en hand in hand draafden ze terug.

‘Helaas,’ zei Roos en keek in de diepte van het gietijzeren vuilnisvat.

‘Was het deze wel?’ weifelde Van der Loo en dacht verdrietig aan zijn map die onder het denken almaar royaler en mooier van afwerking werd.

‘Zat er eigenlijk een zijvakje in met een rits?’ vroeg Van der Loo nadat zij de derde bak geïnspecteerd hadden.

‘Hoe dat zo?’ vroeg Roos, ‘had je er iets ingedaan?’

‘Nee zomaar,’ zei Van der Loo en kreeg een kus van Rosa.

‘Sorry,’ zei Roos, ‘dát was de cognac.’

‘Je maakt me in de war kind, op m'n ouwe dag,’ vond Van der Loo, wiens vak het was om zijn gevoelens te verwoorden. Maar Rosa had net beschaamd het hoofd gebogen zodat zij niet zag hoe Van der Loo in dubio stond wat betreft

[pagina 138]
[p. 138]

eventuele verdere aanvulling op zijn commentaar.

Het werd een drukke dag want Rosa wilde naar de Musée Cluny en Van der Loo naar Centre Pompidou en naar die boekhandel waar hij zich de naam niet van herinnerde maar waar hij zó op af kon lopen als hij eenmaal maar weer op de St. Michel zou zijn.

Doodmoe kwamen ze als eersten in La Coupole aan. Parijs had nog geen trek, het was halfzeven.

‘We zullen even moeten rekken met bestellen,’ zei Van der Loo om zich heen kijkend. De ober scheen echter de tegenovergestelde mening te zijn toegedaan en Van der Loo's bier en Rosa's cognac werden hun in een tempo aangereikt alsof hij een geheime estafette met zichzelf had uitgeschreven.

‘Had jij dat nou verwacht,’ zei Roos, ‘dat wij hier zouden zitten, ooit?’

‘Jawel hoor, waarom niet,’ zei Van der Loo weinig verhelderend.

‘Méénde je dat toen, toen je het over mijn doodlopende carrière had?’ vroeg ze vervolgens.

‘Wát?’ vroeg Van der Loo.

‘Dat heb ik je steeds willen vragen,’ zei Roos, ‘bedoelde je toen echt dat ik er als een van de eersten uit zou vliegen als ik niet in die vrouwentoestand ging?’

Van der Loo legde zijn handen tegen elkaar. ‘Roos,’ zei hij, ‘wat ik je nu vertel dat blijft tussen ons hè?’ Rosa knikte trouwhartig. ‘Ik heb de vakgroep natuurlijk 'ns gepeild.’

‘Mij niet,’ zei Roos.

‘Jou ook,’ en Rosa vroeg zich af wanneer dat was gebeurd.

‘In de algemene opinie maakte je een slechte kans.’

‘Waarom?’ vroeg Roos.

‘Omdat... is dat werkelijk niet in je opgekomen?’ vroeg Van der Loo verbaasd.

[pagina 139]
[p. 139]

‘Nee,’ zei Roos naar waarheid.

‘Omdat jij als enige van onze vakgroep een dubbel inkomen hebt.’

‘Wat vertel je me nou?’ zei Roos. Van der Loo had haar nog nooit zo dom zien kijken.

‘Schnabbels bedoel je?’

‘Welnee,’ zei Van der Loo, ‘Léo.’ Zo had Roos het nog niet bekeken.

‘Maar je weet toch hoe het zit tussen Leo en mij, dat kan elke dag uit zijn.’

‘Dat weet ík, ook pas sinds kort trouwens,’ zei Van der Loo. ‘Maar dat weten zíj niet.’

‘Ben je tegenwoordig verplicht je privé-leven in de groep te bespreken, te gooien bedoel ik,’ zei Roos.

‘Voor je nou kwaad wordt,’ vond Van der Loo, ‘moesten we eerst maar 'ns bestellen kind.’

Het restaurant was ongemerkt volgelopen. Rosa bekeek zichzelf eens in de spiegel. Ze had een kleur van opwinding, óf van de cognac. Hoe het ook zij, dacht Roos, het flatteert, en ze fleurde er een beetje van op.

‘Ben jij het daar nou mee eens, met die flauwekul?’ vroeg Rosa nadat de bestelling vlekkeloos verlopen was.

‘Nee,’ zei Van der Loo, ‘ik had graag de besten behouden.’

Rosa was gevleid.

‘Je moet niet zo gesloten zijn,’ vond Van der Loo, ‘dat wekt argwaan.’

‘Ja, ja,’ zei Roos, ‘in de groep bedoel je.’

‘Je houdt ze te veel op een afstand, dat roept agressie op.’

‘Van de groep,’ zei Roos. Van der Loo knikte.

‘En jij dan,’ vond Rosa, ‘doe jij ooit een mond open, je hebt niet eens het lef om van je tweede huis te vertellen en ik zal m'n verloren liefdes op de vergadertafel moeten deponeren?’

[pagina 140]
[p. 140]

‘Je verloren liefdes wél, je hypotheek ook, als hij een beetje de moeite is, je tweede huis níét,’ zo legde Van der Loo de spelregels uit. ‘Je moet nog veel leren kind.’

‘En ik ben niet zo jong meer,’ peinsde Roos.

‘Kom, kom,’ vond Van der Loo, ‘ik zou willen dat ík zo vreselijk oud was,’ en hij knipoogde haar toe.

‘Zeg 'ns,’ vroeg Roos, ‘geloof jij in die vrouwenstudies?’

Van der Loo hield het hapje dat hij zo zorgvuldig bij elkaar geprikt had even aan z'n vork in de lucht.

‘Nee!’

‘Ik óók niet, jammer genoeg,’ zei Roos.

‘Dat is nu weer iets,’ zei Van der Loo, ‘dat je níét aan de groep moet voorleggen.’

‘Zo, zo,’ vond Roos, ‘waar heb je die verkeersregels liggen?’

‘Die heb ik in m'n hart gesloten,’ zei hij en liet zijn mes even los om de plaats aan te wijzen.

Dat vond Rosa zo grappig dat ze zich bijna in de wijn verslikte waarop Van der Loo haar beduidde dat ze haar gemak moest houden omdat hij nét zijn Groningse collega naar binnen had zien schuifelen.

‘Wát een troep,’ vond Rosa. ‘De hele sociale wetenschap dondert als een kaartenhuis in elkaar, ik had het al jaren eerder verwacht. Al zó lang, dat ik was gaan geloven dat ik het verkeerd begreep. Ik begon te denken dat ik een halve eeuw te laat geboren was.’

‘Weet je wat mij opvalt,’ zei Van der Loo, ‘ik vind het eigenlijk wel leuk.’

‘Ja, jij zit goed,’ vond Roos.

‘Dat valt te bezien. De kans bestaat ook dat ze hele vakgroepen opheffen. Het kon ook niet anders.’

In deze treurige, maar warme en hartelijke eensgezindheid kwamen ze hun hotel binnen. En voor Rosa's deur nam hij haar in zijn armen.

[pagina 141]
[p. 141]

‘Rosa,’ fluisterde Van der Loo, ‘zullen we iets heel origineels doen, iets dat de vakgroep nooit van ons geloven zal?’

‘Ja,’ zei Roos, ‘we slapen apart. Moet ik dat niet aan de vakgroep voorleggen?’

‘Dat had je moeten doen vóórdat je wegging,’ fluisterde Van der Loo.

‘Jij niet?’

‘Ik niet, ik was immers hoogleraar, weet je wel?’

‘Ik ook,’ zei Roos.

‘Nog niet,’ zei Van der Loo. ‘Weet je waarom ik je vroeg om mee te gaan? Omdat ik wist dat je vergeten zou om het aan ze te vragen. Welterusten kindje, tot morgen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken