Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 162]
[p. 162]

31 Het gezelligste moment van de dag

Mevrouw De Zeeuw had het niet op Mattheus. Hij was grof en brutaal vond ze. Niet alleen tegen haar maar ook tegen Arnold. Verder had mevrouw De Zeeuw nog dat gezeur met Wiesje en Leo. Venijnig wisselde ze van breipen.

Er waren maar een paar dingen waar mevrouw De Zeeuw echt tevreden over was. Dat waren het weer, niet te warm niet te kil, en de werklust van de kinderen. Zo noemde mevrouw De Zeeuw Arnold en Mattheus altijd als ze over hen dacht en dat gebeurde nogal eens. Het was werkelijk bewonderenswaardig, vooral Arnold. Prachtige bloembakken hadden ze gemetseld en dat ellendige gat in de keuken was dicht. Vrolijke parasols versierden het terras, die vervelende vochtplek was weg. Kortom, het begon er enig uit te zien, werkelijk áf, ze kon niet anders zeggen. Leuke stoelen hadden ze aangeschaft, niet van die vervelende lage dingen, een beetje prettig rechtop kon je erin zitten. En wat mevrouw De Zeeuw vooral zo waardeerde in de kinderen dat waren de heerlijke lichte hapjes die ze uitprobeerden. Enig zoals ze 's avonds zaten te piekeren wat of ze allemaal voor hun gasten konden doen. Bingo, wat dat toch wezen mocht. Ach ja, mevrouw De Zeeuw werd wat milder gestemd door haar eigen overpeinzingen en het jasje voor Wiesjes dochter begon een juweeltje te worden. Waar mevrouw De Zeeuw vooral aan dacht, en wat eigenlijk de werkelijke reden van de omslag van haar humeur was, dat waren de reacties van de touroperators. De Costa Brava-expres was werkelijk enthousiast geweest en had eens per week geboekt. Bij voldoende belangstelling uiteraard.

De touroperator van Veilig Avontuur was iets zuiniger geweest, maar góéd, toch nog ééns in de veertien dagen. Dan

[pagina 163]
[p. 163]

had je nog Joy and Entertainment eens per week. Het kwam er eigenlijk op neer dat de kinderen nauwelijks tijd over zouden hebben. Nee, mevrouw De Zeeuw was niet ontevreden over haar investering. Daar kwam nog bij dat ze de loopjes in haar nieuwe omgeving aardig onder de knie had gekregen. Het enige dat nog echt vervelend was dat waren de drie treden van haar slaapkamer naar de hal.

‘Zeg Mattheus,’ riep mevrouw De Zeeuw.

Mattheus keek op en hield de kwast waarmee hij die enige pergola aan het beitsen was keurig boven de pot zodat er niets naast druppelde.

‘Zou jij die leuning niet even maken, je wilt toch niet dat ik van dat trapje aftuimel?’

‘Nee daar is het niet hoog genoeg voor,’ zei Mattheus.

Wat zei dat kind nou toch, piekerde mevrouw De Zeeuw, enfin.

‘Zou het vandaag nog kunnen?’

‘Nee,’ zei Mattheus, ‘ik ben volgeboekt.’

Zie je wel, vond mevrouw De Zeeuw, dat was toch grof nietwaar: ‘Ik ben volgeboekt!’ Maar gelukkig was daar Arnold met de koffie. Dit was toch een van de gezelligste momenten van de dag. En bovendien was het háár karweitje om de kopjes vol te schenken. Net wilde mevrouw De Zeeuw de schuimende melk aan haar eigen kopje toevoegen of Mattheus zei: ‘Kijk nou, krijg nou de schurft.’

‘Een taxi,’ zei Arnold verbijsterd.

Gespannen volgden ze de stofwolk die de taxi achterliet terwijl hij achter de steenmassa verdween om de bocht naar hun Byzantijnse poortje te maken. Woest stopte het gevaarte voor het terras.

‘Kan dat niet wat minder,’ zei mevrouw De Zeeuw terwijl ze geërgerd opkeek naar het stof dat zich langzaam over de zojuist gebeitste pergola spreidde.

‘Daar heb je Truus,’ riep Mattheus wild en hij sprong op.

[pagina 164]
[p. 164]

‘Truus zelf,’ krijste Mattheus tegen Arnold terwijl hij naar de taxi rende. Arnold werd bleek van schrik en klemde zich aan de leuning van zijn stoel vast.

Verkreukeld en witjes kwam Rosa uit de taxi gekropen. Mevrouw De Zeeuw zat met het kannetje in de hand alsof ze zo juist in Pompeji was opgegraven. Mattheus omhelsde Rosa ten teken dat hij dagelijks naar haar verlangd had.

‘Zo is 't wel genoeg,’ zei Roos en rekende af met de taxichauffeur. Deze zette haar rode koffertje naast haar op de terrasrand en reed met dezelfde vaart als waarmee hij gekomen was achteruit.

‘Wat een woesteling,’ zei mevrouw De Zeeuw en schonk de melk in haar koffie.

Mattheus troonde Rosa naar het tafeltje.

‘Dag Arnold,’ zei Roos, ‘dag mevrouw De Zeeuw.’

‘Dag kind,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘wil je koffie? Arnold haal jij eens een kopje voor juffrouw Laroy, wil je?’

Gehoorzaam stond Arnold op.

‘Ga zitten,’ zei Mattheus bedrijvig terwijl hij met een stoel voor Rosa kwam aandragen.

‘Hoe gaat het met Leo?’ informeerde mevrouw De Zeeuw alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat Rosa haar dat even was komen vertellen.

‘Leo maakt zich zorgen over u.’

‘Nou je ziet hoe het me hier gaat. Uitstekend mag ik wel zeggen.’

‘Ja,’ zei Roos, ze keek eens om zich heen. ‘Gestolen waar gedijt niet zeggen ze dan.’ Arnold schrok en keek Mattheus aan. Deze vond dat hij toch eens verder moest met de beits. En mevrouw De Zeeuw wilde van Arnold weten wat of juffrouw Laroy zo juist gezegd had.

‘Wat breit u daar?’ vroeg Roos.

‘Een jasje voor Wiesjes baby.’

‘Dat is te klein,’ stelde Rosa vast, ‘dat kind kan al lopen.’

[pagina 165]
[p. 165]

In het vliegtuig was Rosa zó kwaad op zichzelf geworden dat ze het op zich genomen had om zich met de affaire te bemoeien, dat ze nog geïnformeerd had of er in Malaga niet rechtsomkeerd te maken viel. Toen dat niet het geval bleek, was het in haar opgekomen dat deze gelegenheid ook te benutten viel om mevrouw De Zeeuw de mantel uit te vegen. Ze wist Mattheus aan haar zijde, hoewel, dat leek wat tegen te vallen.

‘Blijft u logeren?’ vroeg Arnold angstig.

‘In geen geval,’ zei Roos. ‘Waar was al die onzin voor nodig?’ vroeg ze toen.

‘Heb je het tegen mij?’ vroeg mevrouw De Zeeuw.

‘Jazeker,’ zei Roos.

‘Hè Arnold, leg jij het juffrouw Laroy even uit,’ vroeg mevrouw De Zeeuw. Arnold keek hulpeloos om zich heen. Mevrouw De Zeeuw begon een nieuwe pen. ‘Komt er nog wat van?’

‘Ze wil niet weg,’ zei Arnold.

‘Nee zeg, dank je de duvel, ik wil weten waar m'n centjes blijven,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Als de zaak hier opgerold wordt, zit u in de boot,’ zei Rosa.

Mevrouw De Zeeuw leek even geschrokken. ‘Kind, de belastingdienst heeft thuis toch werk te over.’

Rosa ontmoette Arnolds smekende blik en zweeg.

‘Die gaan toch niet zoeken in zo'n negorij. Nee,’ mevrouw De Zeeuw begon een nieuwe pen, ‘die hebben wel iets beters te doen hoor kind. Geef dat bolletje eens even aan, dat ding valt steeds op de grond.’ Arnold bukte en Rosa probeerde of een ouder iemand ook dood te kijken viel. Dit was niet het geval.

‘Maar,’ vervolgde mevrouw De Zeeuw, ‘ik zal hier niet zo lang meer blijven, maak je niet bezorgd. Als de gasten komen wordt het me hier toch te onrustig. Ik kan misschien

[pagina 166]
[p. 166]

zelfs wel met jou mee terug. Het is reuze vermoeiend zo'n tocht als je wat ouder bent.’

‘Begrijp ik goed dat u uw geld hierin gestoken hebt?’

‘Zeg,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘sinds wanneer heb jij iets met mijn zaken te maken?’

Dat begon Roos zich eens te meer af te vragen.

‘Zijn jullie van plan haar te belazeren of niet, dat wilde ik graag weten.’

‘Wij?’ Mattheus stak zijn hoofd boven de pergola uit: ‘Hadden wij niet een afspraak Truus, wij saampjes?’

Rosa boog het hoofd.

‘Ik dacht nog even, leuk daar heb je Truus, mooi niks, jij komt hier een beetje de gezelligheid verpesten tussen ons drietjes.’

Arnold stond op alsof het om een verrijzenis ging, liep op Mattheus toe en sleurde hem van de ladder af.

‘Jij hebt geluld,’ schreeuwde Arnold, ‘jij gore rotnicht.’

‘De beits dondert eraf,’ riep Mattheus nog, maar het was al gebeurd en even daarna kon men op de witte terrastegels goed zien hoe prettig van uitstrijken hij geweest moest zijn.

‘Jij hebt haar verteld over... over...,’ Arnold stotterde en keek eens naar Rosa, ‘over mijn werk.’ Arnold huilde bijna van kwaadheid.

Mevrouw De Zeeuw legde haar breiwerk in haar schoot.

Rosa stond op: ‘Kom mee naar binnen.’ Gedwee liepen ze mee.

Rosa sloot de deur met een stevige klap. Terwijl mevrouw De Zeeuw buiten haar breiwerkje weer opnam, wees Rosa hen ieder een kant van de keukentafel. Mattheus zat met gebogen hoofd en Arnold jankte in zijn zakdoek: ‘Kolerelijer.’

‘Hou op met dat gejank,’ zei Roos.

‘Er valt hier niks te janken,’ vond Mattheus.

‘Hou jij je bek,’ zei Roos.

[pagina 167]
[p. 167]

‘Of ik trim je in elkaar,’ zei Arnold.

‘Er wordt hier niets getrimd,’ vond Roos.

‘Het komt allemaal door opoe,’ zei Mattheus. Roos vond dat daar wat inzat maar liet het niet merken.

‘Jij kunt nou wel zo bang zijn,’ zei ze daarop tegen Arnold, ‘maar je loopt geen gevaar want ik kan tóch niets zeggen. En ik zou ook niet weten waarom,’ voegde ze er aarzelend aan toe.

‘Ze houdt ook niet van opoe,’ legde Mattheus uit.

‘Daar weet jij niets van,’ zei Rosa als een onderwijzeres met akte.

‘Oh ja,’ zei Mattheus, ‘mij belazer je niet.’

‘Heb jij ons gewaarschuwd,’ vroeg Arnold, ‘toen? Heb jij gezegd dat we weg moesten?’ Hij hoopte op een bewijs voor het goede vertrouwen. ‘Omdat ze ons in de gaten hadden?’

‘Jou,’ zei Mattheus.

‘Ons,’ zei Arnold.

‘Nee,’ zei Roos, ‘dat heb ik nooit gedaan.’ Ze zwegen.

‘Je kan wel blijven logeren,’ zei Arnold opeens, hij snikte nog na, ‘er staan twee bedden.’

‘Die wil niet bij opoe slapen,’ wist Mattheus.

‘Geraden,’ zei Roos.

‘Dan niet,’ zei Arnold.

‘Kun je misschien een briefje geven waarop staat wat je geleend hebt? Met een handtekening?’

‘Waarom niet,’ zei Mattheus. ‘Opoe kan er toch niets mee, behalve “Laat te Velde” betalen.’

Het duurde even voordat Arnold het allemaal inzag maar het leek hem tenslotte een betere regeling dan het winstaandeel van dertig procent dat hij met mevrouw De Zeeuw had afgesproken. Zeker nu het zo goed met de touroperators ging. Een rente van tien procent kwamen ze overeen.

Niet dertien, Truus moest het niet te gek maken, vond Mattheus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken