Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

32 Het stond zo anders in de folder

‘Volgende week,’ zei Thomas tegen zijn kleinzoon, ‘dan komt de zuster van pappa.’

‘Ik zou geen zuster willen,’ zei Ernest.

‘Die heb je toch ook niet,’ zei Thomas en dacht aan Martje. Er ging geen dag voorbij of Thomas verweet zich dat hij niet opgelet had op die fatale dag. Hij had daardoor zelfs een hekel aan de herfst gekregen.

‘Lijkt ze op papa?’ vroeg Ernest.

‘Wie? Oh,’ herinnerde Thomas zich, ‘ik weet het niet, ik heb haar ook nog nooit gezien.’ Een ding stelde hem gerust. Ernest scheen in niets op Martje, zijn dochter, te lijken. Barbara vond zelfs dat hij op Thomas zélf leek maar dat kon hij er niet in ontdekken. Eens in de week wandelde Thomas met Ernest de berg af en nam verse bloemen mee. Ernest hield altijd wel van dat uitje naar het kleine kerkhof. Nooit werden hem zoveel lekkere dingen toegestopt als bij dat wandeltochtje met zijn grootvader. Als ze langs la signora Elisa kwamen kreeg hij een zoute cracker, bij la signora Cynthia altijd fruit en la signora Paola wilde nog wel eens wisselen.

‘Hebben zij kinderen?’ vroeg Ernest.

‘Wie?’ Thomas was het onderwerp van zijn voorlichtingsgesprek weer vergeten.

‘Die zuster van papa en haar man.’ Ernest kloof tevreden op zijn broodje.

‘Houd je bord recht,’ zei Barbara onder het binnenkomen. ‘Je moet het niet te gezellig maken hoor,’ zei ze tegen Thomas. En tot Ernest: ‘Aan tafel eet je bijna niets, maar als je naar bed moet heb je opeens honger.’

Ernest schonk haar zijn liefste glimlach. ‘Kom je naast me

[pagina 169]
[p. 169]

zitten: het gaat over tante Wiesje.’

‘Geen tijd,’ vond Barbara, ‘apekop,’ en ze zette zijn bord op de lage tafel.

Ernest schaterde al van het lachen bij de gedachte aan de stoeipartij die volgen zou.

‘Mijn broodje, pas op m'n broodje. Niet doen. Nog één keertje. Niet doen, nog één keertje.’ Barbara was uitgeput. ‘Jonas in de walvis,’ vleide Ernest. En Thomas stond gehoorzaam op en samen schommelden ze Ernest aan handen en voeten met stevige zwaaien boven het tafeltje en lieten hem tenslotte met een plof op de bank neerkomen. En Barbara lachte Thomas toe terwijl ze zich de krullen uit het gezicht streek: ‘We hebben het wéér gefixed.’

‘Kom, ik breng je naar bed,’ zei Thomas, ‘zeg tante Barbara welterusten.’

‘Vertel je een verhaaltje malle opa van me.’ Thomas vond het nog steeds een raar gehoor.

Al pratend hoorde Barbara ze de trap op klossen: Lieve Thomas, dacht Barbara, wat heeft die trut je aangedaan. Geen grein fatsoen had er gezeten in dat zelfgebakken einde van Thomas' dochter.

 

‘Ik word toch zo zenuwachtig van die Wiesje, jij niet?’ vroeg Barbara bij Thomas' entree. Thomas haalde zijn schouders op: ‘Dat gaat wel voorbij.’

‘Ik heb almaar het idee dat het huis niet schoon genoeg is, ik weet niet hoe het komt,’ zei Barbara. ‘Ik loop nóu al op te ruimen. Weet je dat ik zelfs de keukenkastjes heb schoongemaakt?’ zei Barbara niet zonder trots, ‘van bínnen notabene.’

‘Tante Wiesje heeft de wind eronder,’ vond Thomas.

 

Wiesje zelf had inmiddels een koffer vol kinderkleren ingepakt. Niet nieuw natuurlijk, maar héél en schoon, dáár ging

[pagina 170]
[p. 170]

het tenslotte toch om. Het zou niet goed zijn voor Ernest als hij zich opeens van zijn omgeving zou gaan onderscheiden. Ze had er nog een paar speelgoedautootjes bij gedaan. Haar kinderen leefden immers in zó een overvloed dat het goed voor ze zou zijn zich eens te realiseren dat er nog kinderen waren die het zónder moesten stellen. Bovendien moest men een kind vroeg leren om iets af te kunnen staan. Erg royaal waren ze niet geweest, dat moest Wiesje toegeven. Er zat geen onbeschadigd wagentje bij. Enfin, ze waren nog jong de twee kleintjes. En wat was dat arme joch gewend?

Hugo's stationwagen bood voldoende plaats om nog wat dekens in te pakken. Toen Wiesje hoorde dat haar kleine neefje met zijn familie in de bergen woonde wist zij zeker dat in dat ongetwijfeld harde bestaan ook koude deel van de ontberingen zou uitmaken.

 

Aangekomen in Zwitserland vond Wiesje dat haar dat nu een ideaal land zou lijken om zich later met Hugo in terug te trekken. In gedachten zag Wiesje haar kinderen en kleinkinderen in rijen het plaatselijke bergpad beklimmen om aangekomen bij Wiesjes chalet onder vrolijk gebabbel hun fleurige bloemstruiken aan hun moeders, respectievelijk grootmoeders voeten te leggen. Hugo vroeg zich in stilte af hoe of hij hun vijf schavuiten allen het hoger wetenschappelijk onderwijs zou kunnen doen genieten zonder failliet te gaan.

Maar door wederzijdse zwijgzaamheid zijn nu eenmaal meer huwelijken voor ontbinding gespaard gebleven dan door spraakzaamheid. Dit in tegenstelling tot wat men over dit onderwerp in de folders lezen kon, vond Hugo. En zo reden ze welgemoed verder.

[pagina 171]
[p. 171]

Het adres was het enige dat Leo over de verblijfplaats van zijn in zonde geboren nakomeling had willen loslaten. Een verdere routebeschrijving had er niet af gekund. En het plaatsje leek Hugo en Wiesje wat luxueuzer van snit dan zij zich hadden voorgesteld.

‘Dat is maar schijn,’ stelde Wiesje zich gerust, ‘achter die prachtige geraniums huist armoede.’ En haar hart was vervuld van eerbied voor de trots waarmee Cernobbio's inwoners hun ellendige omstandigheden wisten te camoufleren. Gelukkig dat Wiesje en Hugo zich wat eenvoudig gekleed hadden. Hun auto was al aanleiding genoeg tot jaloezie.

Zij zochten zich een plaatsje op het terras dat uitzag op het meer en besloten bij de ober eerst eens te informeren. Ze waren ruim een halve dag te vroeg. Grappig dat de enige toeristen die op deze koele donderdagmorgen op het terras zaten, Nederlands bleken te spreken.

‘Wedden,’ fluisterde Barbara, ‘dat ze dát zijn?’

‘Te shabby,’ vond Thomas.

‘Die vrouw is ook te bleek,’ truttig had ze willen zeggen, ‘om een zuster van Leo te zijn,’ vond Barbara.

‘Nee,’ vond Thomas, ‘dat lijkt me ook onwaarschijnlijk.’

Thomas keek eens op z'n horloge. ‘Het is tijd.’

‘Eindelijk,’ zei Barbara, ‘kom op we gaan.’

 

‘Thomas, Barbara,’ Ernest vergat van de opwinding de aanspreektitels. Zijn schoolschort fladderde in de wind. Zijn tas bungelde aan één hengsel op zijn rug.

‘De cadeautjes, de cadeautjes,’ zong Ernest even later achter in de auto en Mario, zijn vriend die op het schoolplein volgens hem nog te langzaam had gelopen, zong nu solidair mee: ‘De koedotjes de koedotjes.’

En inderdaad, Ernest hád wel het een en ander om zich op te verheugen. Om hem te troosten in zijn verdriet dat zijn

[pagina 172]
[p. 172]

verjaardagsfeest niet doorging wegens de komst van oom en tante hadden ze een beetje extra uitgehaald.

‘Madonna una bicicletta!’ Ernest was sprakeloos. ‘Madonna,’ zei hij nog eens en vouwde er vroom de handjes bij. ‘Mario, guarda!’ Ernest sprong op Thomas en Barbara af en onderwierp hen aan een onstuimige omhelzing waarbij hij pijnlijk op Barbara's voeten terechtkwam. Mario stond er ingetogen bij. Zijn naamdag was wat bescheidener van opzet geweest.

‘Dit is voor jou,’ zei Barbara en overhandigde hem de glanzende rolschaatsen. Barbara had geleerd dat cadeautjes niet ingepakt moesten zijn wilde men het plezier van de verrassing meebeleven. Bij vorige gelegenheden was Mario na de taart en de cola onder veel dank haastig vertrokken met het pak onder de arm. Om enige uren later met veel ‘grazie’ en een van zijn moeders mooiste gladiolen terug te keren.

En zo zagen Barbara en Thomas een uur later vanaf hun terras Ernest op zijn nieuwe fiets de berg afrijden, Mario op sleeptouw.

‘Oh God,’ schrok Barbara, ‘dat gaat véél te hard.’ Mario, loslaten die bagagedrager, wilde ze roepen. Maar ze kon niet op het woord komen. En doordat Mario opkeek omdat hij haar zo angstig hoorde roepen gebeurde het onvermijdelijke.

‘Oh lieve hemel, dat jong is zo breekbaar.’ Buiten adem kwam Barbara als eerste op de plaats des onheils aan.

Mario stond op en keek beteuterd om zich heen, daarna begon hij te huilen.

‘Kom maar,’ zei Barbara. En hij liet zich met welgevallen troosten. Inmiddels had Ernest een uitbrander van Thomas te pakken.

‘Het is zijn eigen schuld,’ liet Ernest zijn vriend nog eens vallen.

[pagina 173]
[p. 173]

‘Je hebt niet eens een oma,’ snikte Mario over Barbara's schouder.

‘Wél waar, wédden?’ vroeg Ernest.

‘Zullen we er een pleister op doen, Mario?’ vroeg Barbara.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken