Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

33 Een prettig onderwerp voor je gedachten

Leo zou het natuurlijk zélf heel anders hebben aangepakt maar hij was toch enigszins tevreden over Rosa's afhandeling van zaken geweest. Zo zou híj die twee nichten met de koppen tegen elkaar geslagen hebben en hun huisraad de berg hebben afgegooid om maar eens enkele voorbeelden te noemen, maar verder, ach, het stond tenminste op papier. Er bestond nu in elk geval een kans dat hij nog iets terugzag, zij het een minimale.

Veel meer was er ook niet te redden geweest.

Moeder zat, de hemel zij geprezen, weer veilig in ‘Laat te Velde’. Veilig, dacht Leo, dat was zo ongeveer het enige positieve dat erover te zeggen viel, moeders humeur was er niet beter op geworden. En Leo kon zich dat wel voorstellen. Het viel immers niet mee om te erkennen dat je de dingen niet helemaal meer overzag. Wat hem wél stak, was dat moeder geen woord kwaad over haar uitbuiters horen wilde. Sterker nog, moeder had het steeds over haar aandeel in de zaak en scheen daar wonderwat van te verwachten. Dat gebrek aan realisme irriteerde Leo in hoge mate. Dat was misschien wat voor andermans oude moeder. Maar zíjn moeder was altijd anders geweest en dat behoorde zo te blijven. Telkens als ze erover begon had Leo de grootste moeite om haar van het onderwerp af te leiden.

Maar enfin, moeder was nu eenmaal altijd een doorzetter geweest en als hij eerlijk was moest hij toegeven dat hun gezin daar vroeger dikwijls van geprofiteerd had. Er waren heel wat leuke vakanties en uitstapjes uit voortgekomen die nooit zouden zijn doorgegaan als het aan zijn passieve, kinderlijke en een beetje slome vader had gelegen. Leo had alsnog het gevoel iets ongehoords te doen terwijl hij die laatste

[pagina 175]
[p. 175]

kwalificatie bedacht.

Hoe zou het Wiesje vergaan, zo veranderde hij daarom van denkonderwerp. Zouden Barbara en zij een beetje met elkaar overweg kunnen? Die Hugo, dat zou misschien nog wel gaan, hoewel? Leo nam een slokje van zijn whisky. Wat zag hij nou? ‘Zie ik dat nou goed, vreten die twee elkaar op?’ zei Leo tegen zichzelf en hij kwam moeizaam overeind om het televisiebeeld van geluid te voorzien. Leo had de keuze tussen de eo en een film over de natuur gehad en had tenslotte voor de natuur gekozen. Tsjaikovski was nu kamervullend en Leo concludeerde daaruit dat hij het wel degelijk goed had gezien en dat moeder wolf een van haar kleuters zat op te eten. Er gaat niets boven de natuur dacht Leo kokhalzend en zette zijn televisie uit. Het was leeg zonder Rosa.

Merde, merde, merde, hoe had ie zo stom kunnen zijn om over Suzanne te vertellen. Het moest de drank geweest zijn die hem die verstandsverbijstering bezorgd had. Ook al geen prettig onderwerp. Hij dacht aan Ernest. Straks zou hij zijn liefste bellen voor zijn verjaardag. Acht uur, hij moest nog een uur wachten. En Leo zette zijn enige troost, de televisie, nog eens aan en keek naar Sesamstraat en Bereboot. Daarna kregen de kijkers een voorproefje van wat de televisie die avond verder te bieden zou hebben. En Leo trok met een ruk de stekker uit het stopcontact toen het informatieve programma over kanker aan de beurt was.

 

Omdat ze al drie keer de toeganspoort tot Thomas' tuin voorbij gereden waren begon het er aardig op te lijken dat Wiesje en Hugo drie kwartier later op visite zouden komen dan afgesproken was. Dat maakte de sfeer in die mooie Citroen er niet gezelliger op. Barbara zou Wiesje in elk geval niet bleek meer genoemd hebben.

[pagina 176]
[p. 176]

‘Daar gaan ze weer,’ zei Barbara terwijl ze op haar tenen stond om vanaf het terras op de weg te kunnen kijken. ‘Ernest,’ riep Barbara naar beneden, ‘ga even naar de poort. Ze zijn al drie keer voorbij gereden. Zeg maar dat het hier is. Dat móéten ze zijn, tóch dat stelletje van vanmorgen, dat kan niet missen,’ zei ze tegen Thomas.

‘Nóg eens, toe maar.’ Barbara leek een tenniswedstrijd te verslaan. ‘Toe nou Ernest lieverd, help die mensen nou even, dat is toch zielig.’ Maar Barbara moest er zo bij lachen dat Ernest verwonderd naar haar opkeek voordat hij zich op zijn fiets op weg begaf.

 

‘Dat is dat kínd,’ zei Wiesje, ‘rij nou zachter.’

‘Waar?’

‘Dáár,’ Wiesje prikte bijna met haar vinger door de ruit. ‘Dáár zeg ik je,’ en piepend stopten ze vóór Ernest die midden op straat stond en in verbeelding een vliegtuig over het platvorm aan het loodsen was. Recht vooruit. Naar rechts, gebaarde Ernest zoals hij dat in Scary gelezen had.

‘Tjonge, jonge,’ zei Hugo, terwijl Ernest de andere helft van het hoge ijzeren hek voor ze probeerde open te maken.

‘Help dat kind even,’ zei Wiesje kribbig en Hugo stapte uit.

‘Ben jij een broer van Ernest,’ vroeg Hugo onlogisch.

‘Nee meneer,’ zei Ernest.

‘Ik zal jou eens even helpen.’ Je kon wel zien dat Hugo gewend was met kinderen om te gaan.

‘De grendel zit dáár,’ zei Ernest en wees in de hoogte. Wonderlijk, hoe licht dat geweldige donkergroen geverfde hek in zijn scharnieren bewoog. Terwijl Ernest het vastzette door de pen in het gat te laten zakken, keek Hugo eens omhoog.

‘Tjonge jonge, zie je dat,’ zei hij tegen Wiesje.

‘Schiet nou maar op,’ vond Wiesje.

[pagina 177]
[p. 177]

‘Rijd je mee?’ vroeg Hugo.

‘Nee meneer ik ben op de fiets,’ zei Ernest. ‘Dag mevrouw,’ zei hij door het raampje. Wiesje knikte hem toe.

‘Ik doe het hek wel dicht.’

‘Tjonge jonge,’ zei Hugo vol bewondering tegen Thomas' oleanders, magnolia's, cipressen, rozestruiken en terrasvormige gazons.

‘Dat was hem,’ zei Wiesje.

‘Wie?’ vroeg Hugo.

‘Dat kind,’ zei Wiesje.

‘Ga wég,’ vond Hugo. ‘Tjonge, je mag die autootjes van je wel oppoetsen, de kleren zou ik ook maar in de auto laten.’

‘Dan heb ik niks,’ zei Wiesje angstig.

‘We hebben elkaar al ontmoet geloof ik,’ zei Thomas terwijl hij ze tegemoetliep. Wiesje en Hugo stapten uit.

‘Zet de auto maar in de garage,’ en Thomas drukte op een knop waarna de roestvrijstalen deur van wat Wiesje voor het huis had versleten, geluidloos openging.

‘Gaat u vast mee,’ zei Barbara tegen Wiesje en tot haar verbazing liepen ze een heel andere kant op. Dáár, verscholen achter een groepje hoge dennebomen, zag Wiesje een huis zoals zij dat uitsluitend van de televisie kende.

‘U woont hier aardig,’ zei Wiesje.

‘Hebt u Ernest al gezien?’ vroeg Barbara.

‘Ik weet het niet, ik zag wel een schattig jongetje,’ zei Wiesje intelligent.

‘Dát is Ernest,’ zei Barbara zonder enige aarzeling en bedacht zich dat het schattige jongetje eventueel ook Mario had kunnen zijn. ‘Hij zal zo wel komen.’ En Wiesje liep zowat tegen de deur op die zij voor haar openhield, zo druk was ze om zich heen aan het kijken.

‘Slingers,’ zei Wiesje onthutst. ‘Hij is toch niet jarig vandaag?’

‘Jawel,’ zei Barbara.

[pagina 178]
[p. 178]

‘Wat vreselijk,’ vond Wiesje, ‘ik heb niets voor hem bij me.’

‘Dat geeft helemaal niets,’ zei Barbara, ‘want hij wordt toch al veel te erg verwend.’

Dat wilde Wiesje wel geloven toen ze de wat achter de planten verscholen serre zag waarin Ernests futuristische kinderbureau stond en de open kast waarin zij zijn radio annex taperecorder en koptelefoon onderscheidde. Bijna struikelde Wiesje over de drempel van de toegangsdeur tot het terras. Zó moest ze achterom kijken naar de schitterende Zeeuwse kussenkast, de staartklok en de vitrine vol met de in Spina opgegraven flesjes, beeldjes en andere oudheden, waar Thomas haar die avond meer over vertellen zou dan haar lief was.

 

Alles ging naar wens vond Barbara terwijl ze die avond de koffiepot omkeerde. Ernest had zich voorbeeldig gedragen. Ja mevrouw, ja meneer, mes rechts, vork links, servet op schoot, het goede handje, welterusten opa, dag tante Barbara.

‘Niet knoeien in de badkamer.’

‘Nee tante.’

‘Kruiwagen in de garage?’

‘Heb ik al gedaan.’

‘Waar is je fiets?’

‘Naast mijn bed, ik heb de banden afgeveegd!’

Ernest had zijn beloning meer dan verdiend: Mario zou het hele weekend mogen komen logeren. Ik geloof nooit dat dat pedagogisch verantwoord is, dacht Barbara, maar ja.

Wát Wiesje ook geprobeerd had, eendrachtig hadden Thomas en Barbara haar het bos ingestuurd.

Ernests schoolprestaties? Barbara had haar het Italiaanse schoolsysteem uitvoerig uit de doeken gedaan.

Eenzaamheid zonder zijn vader? En Thomas had Wiesje

[pagina 179]
[p. 179]

genadeloos de timetable van Lugano's vlieghaven uitgelegd. Hoevaak ze landden, hoevaak ze startten, niets bleef Wiesje bespaard.

Het vreselijke ongeluk van Martje? Dat had Barbara op zich genomen. De verkeerssituatie in dit land was lang niet overal even overzichtelijk zo had je bij voorbeeld geen snelheidsbeperking.

Ernests kerkgang? Die was moeilijk geweest. Maar Ernest zat gelukkig op een katholieke school en zo kon Barbara nog even inhaken op het verhaal dat ze al eerder gedaan had. De boot zou Ernest later over het meer naar de middelbare school brengen. Of Ernest met kerst kwam logeren? Dát was nou jammer want Leo zou komen en dan zou hij zeker niet weg willen.

‘Ik ben bekaf,’ zei Barbara, toen ze eindelijk weg waren.

‘Hoe vond je mij met die spulletjes uit Spina?’ vroeg Thomas.

‘Prachtig,’ zei Barbara, ‘ik viel er zélf bijna door in slaap. Hoe vond je mij, met mijn verkeer?’

‘Er klopte niets van schat,’ zei Thomas, ‘maar wat de dúúr betreft was 't magnifiek!’

 

‘Dat kan nu allemaal wel wáár zijn,’ zei Wiesje terwijl ze in het hotelbed stapte, ‘maar ze zijn vreselijk formeel en oppervlakkig, dat zul je met me eens zijn. Ik ben blij dat we morgen weer richting huis gaan.’

‘We zouden toch...,’ zei Hugo.

‘Nee, als ze in Napels gewoond hadden, dán ja, maar het is nu welletjes geweest,’ Wiesjes teleurstelling was zó groot dat ze vrijwel onmiddellijk in slaap viel.

En Hugo lag nog urenlang klaar wakker naast haar en vroeg zich af of hij van Wiesje hield. Het was geen prettig onderwerp om over na te denken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken