Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij ons schijnt de zon (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij ons schijnt de zon
Afbeelding van Bij ons schijnt de zonToon afbeelding van titelpagina van Bij ons schijnt de zon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.64 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij ons schijnt de zon

(1983)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

36 Van liefde en hartelijkheid

‘Kinderen, kinderen wat heb ik jullie lang niet gezien,’ zei mevrouw De Zeeuw hartelijk, ‘kom binnen. Wat zijn jullie geweldig bruin zeg, je lijkt wel een stelletje negers.’

Beleefd gaven Arnold en Mattheus mevrouw De Zeeuw een hand en een zoen en legden het pakje met de kanten omslagdoek op tafel.

‘Is dat voor mij?’ vroeg mevrouw De Zeeuw. ‘Schenken jullie jezelf een kopje thee in of mag ik dat niet meer vragen aan zulke zakenmannen als jullie geworden bent.’

Nu, dat mocht mevrouw De Zeeuw best vragen en Mattheus bood aan om de chocolaatjes uit de koelkast te halen.

‘Je weet waar ze staan,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘doe alsof je thuis bent. Heerlijk om jullie weer bij me te hebben. Kijk toch eens aan.’ Mevrouw De Zeeuw hield haar omslagdoek tegen het licht. ‘Wat prachtig kinderen, veel te erg hoor, veel te erg hebben jullie het gemaakt. Zo worden we nooit rijk.’

‘We hebben nóg iets,’ zei Mattheus veel te vroeg naar Arnolds mening. Ook mevrouw De Zeeuw was blijkbaar niet helemaal ingesteld op nog meer emoties want ze negeerde Mattheus' opmerking.

‘Hoe was de reis?’

‘Goed,’ zei Arnold, ‘we zijn toch maar met de auto gekomen.’

‘Een nieuwe Peugeot,’ zei Mattheus trots.

‘Zo, zo,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘lopen jullie niet te hard van stapel?’

‘Hoe is het met u?’ vroeg Arnold.

‘Och, z'n gangetje,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Ik heb veel steun aan m'n kinderen, dat scheelt. Herinner je je nog dat

[pagina 191]
[p. 191]

schattige jasje dat ik bij jullie gebreid heb?’ vroeg mevrouw De Zeeuw. Daar wisten ze gelukkig nog alles van. ‘Dat is niet doorgegaan,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Ja dat was wel een hele teleurstelling. Jullie waren erbij hoe ik me daarop verheugde, weet je nog wel?’

Ja dat wisten Arnold en Mattheus nog precies.

‘Begrijpen jullie nou hoe je zo iets tegen je moeder kunt zéggen, terwijl het gewoon,’ hier nam mevrouw De Zeeuw een korte pauze, ‘loos alarm is.’

Onbegrijpelijk vonden Arnold en Mattheus dat.

‘Vreselijk,’ zei Mattheus nog eens extra en Arnold vond dat een kind kon zien dat Mattheus zich zat aan te stellen.

‘Ik heb het Wiesje wel laten merken hoor, dat ik dat heel onaardig vond.’

‘En wat zei ze toen?’ vroeg Arnold.

‘Ach wat wil je, ze ontkent,’ zei mevrouw De Zeeuw met een zucht. ‘Net als toen weet je nog wel.’

Arnold wist niet hoe gauw hij ‘ja’ moest knikken en beiden keken ze mevrouw De Zeeuw zo tragisch mogelijk aan.

‘Iets anders,’ zei Arnold. ‘Kijkt u eens hier,’ en hij haalde een pakketje uit zijn binnenzak.

‘En hier,’ zei Mattheus en legde er precies zo een naast.

‘En hier,’ zei Arnold en legde er nu een dunnere enveloppe bij.

‘Zullen we de deur even op slot doen,’ fluisterde Mattheus. Arnold knikte.

‘Nee kinderen ik wil niet meer hebben, ik ben blij met die enige omslagdoek maar jullie maken het al te dol.’ Mevrouw De Zeeuw genoot van de geschenken die aan haar voeten werden gelegd. ‘Pak maar in, het is meer dan genoeg geweest.’

‘Mevrouw De Zeeuw,’ zei Arnold, ‘dit is geen cadeautje.’

‘Oh dat is wat anders,’ zei mevrouw De Zeeuw. ‘Nou

[pagina 192]
[p. 192]

laat me dán de boeken maar eens zien. Ik ben tenslotte jullie voornaamste aandeelhouder.’

‘Nee,’ zei Arnold, ‘mevrouw De Zeeuw, hier is uw geld terug.’

‘En de rente,’ zei Mattheus en wees op de dunne enveloppe.

‘Geld terug?’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘hoe komen jullie daar nu bij malle kinderen. Weg ermee, pak maar weer gauw in.’

Arnold en Mattheus keken elkaar verbaasd aan. Mattheus stond zelfs op het punt om de pakjes aan te nemen en in zijn zak te steken.

‘Mevrouw De Zeeuw,’ zei Arnold, die zich het misverstand als eerste realiseerde. ‘Hier is het geld dat wij van u leenden en hier is de rente.’

‘En mijn aandeel,’ vroeg mevrouw De Zeeuw, ‘loopt dat gewoon door?’

‘Kijkt u eens hier,’ zei Arnold en haalde de kopie van de inmiddels zeer verkreukelde schuldbekentenis te voorschijn. Verbaasd zette mevrouw De Zeeuw haar bril op.

‘Wanneer is dat gebeurd?’ vroeg ze ontsteld.

‘Toen u bij ons was,’ zei Mattheus, ‘dat wilden uw zoon en Rosa,’ voegde hij er weifelend aan toe.

‘Juffrouw Laroy,’ verbeterde Arnold.

‘Ja zég, die kunnen zoveel willen, zijn ze nou een haartje betoeterd,’ lachte mevrouw De Zeeuw, ‘niks ervan, pak maar in hoor kinderen, dan nemen we nog een lekker kopje thee. Ik hou het maar op mijn dertig procent van de winst en die reken ik graag met jullie af.’

Mattheus keek Arnold eens aan en er lag een wereld van minachting in zijn blik.

‘Ik denk niet dat wij daar wat voor voelen,’ zei Mattheus.

‘Het is een zaak tussen uw zoon en u, mevrouw De

[pagina 193]
[p. 193]

Zeeuw,’ zei Arnold. ‘Wij hebben er echt niet om gevraagd.’

‘Ach wat,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘malligheid, kom pak in die duitjes.’ En mevrouw De Zeeuw wilde elk een pakketje in de hand stoppen. Maar nu stak ook Mattheus zijn hand niet meer uit.

‘Zal ik eens thee inschenken?’ vroeg Mattheus.

‘Kijk,’ zei Arnold, ‘uw zoon heeft ons hiertoe gedwongen.’

‘Rosa bedoel je,’ zei mevrouw De Zeeuw opeens scherp.

‘Rosa,’ gaf Arnold toe.

‘Jullie gedwóngen. Hoe bestaat het. En je liet je dwingen? Jullie lieten je dwingen door dat spook zonder mij erin te kennen. Oh,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘wat vallen jullie me vreselijk tegen, vreselijk. Je hebt je laten overdonderen. Hoe is het mógelijk,’ en ze wierp de handen ten hemel. ‘Mij blijft ook werkelijk niets bespaard.’

Arnold probeerde zo meelevend mogelijk te kijken. Mattheus knipoogde hem bemoedigend toe. ‘Mijn zoon wist daar vást niets vanaf.’

‘Oh jawel,’ zei Mattheus, ‘hij wilde het juist.’

‘Je vergist je,’ zei mevrouw De Zeeuw, ‘jullie kennen hem niet eens.’

‘'t Is toch die donkere meneer met die blindedarm?’ vroeg Arnold.

‘Dat doet er nu even niet toe,’ vond mevrouw De Zeeuw. ‘Zo, nou zeg, jullie laten me wel even schrikken. Enfin, afgelopen uit,’ herstelde mevrouw De Zeeuw zich: ‘Ik koop een aandeel.’

Mattheus wilde verontwaardigd antwoorden. Maar gelukkig was Arnold hem voor: ‘Dat vind ik ontzéttend lief van u.’

‘Kijk eens aan, dan zijn we allemaal weer tevreden,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Maar het hoeft echt niet,’ vervolgde Arnold. ‘Heel lief van u, ontzettend hartelijk, maar...’

[pagina 194]
[p. 194]

‘Wat nu maar, zeg jullie zijn er toch niet vies van.’

‘Wij willen het helemaal alleen doen,’ zei Mattheus, ‘dat geeft ons het gevoel dat we zelfstandig zijn.’

‘Malligheid,’ zei mevrouw De Zeeuw.

‘Het is ook heel kinderachtig van ons,’ zei Arnold, ‘maar dat willen wij nu eenmaal graag, hè Mattheus?’

Mattheus knikte en probeerde er kinderachtig bij te kijken, wat hem uitstekend afging.

‘Wat moet ik nou met jullie?’ vroeg mevrouw De Zeeuw. Ze glimlachte verlegen.

‘Misschien worden we nog wel eens volwassen,’ zei Mattheus hoopvol.

‘Dan komen we zeker bij u langs,’ zei Arnold.

‘Maar ál te graag,’ zei Mattheus. En daarna werd het wat stilletjes op kamer 302 van ‘Laat te Velde’.

‘Zo,’ zei Arnold toen mevrouw De Zeeuw haar laatste slokje thee op had. ‘Wij stappen maar eens op.’

‘Ja,’ vond mevrouw De Zeeuw, ‘'n goed idee, 't is tijd voor m'n dutje. Leuk jullie weer eens gezien te hebben.’

‘Wilt u hier even “voldaan” op schrijven,’ vroeg Arnold, ‘en uw handtekening?’

Woedend trok mevrouw De Zeeuw het verfomfaaide papier uit zijn handen en nam zijn ballpoint aan.

‘Waar?’ vroeg ze.

‘Daar maar,’ zei Arnold. Toen nam hij het papier weer van mevrouw De Zeeuw aan en ze gaven haar zwijgend een hand.

 

‘God wat was opoe giftig,’ zei Arnold buiten gekomen.

‘Als ze bestolen worden zijn ze je dankbaar en als je ze fatsoenlijk behandelt zijn ze kwaad. Nou jij weer kuttekont,’ zei Mattheus terwijl hij hun nieuwe Peugeot startte.

[pagina 195]
[p. 195]

‘Leo kom onmiddellijk hier,’ had zijn moeder gezegd en Leo was zo geschrokken dat hij zich excuseerde bij de commissie coördinatie en zich een kwartier later op kamer 302 in ‘Laat te Velde’ meldde.

‘Doe de deur achter je op slot en kijk eens wat ik hier heb.’ Hij kreeg geen zoen van moeder en Leo stond daar naast het keukenblokje een beetje gek op te wachten. Ongerust liep hij door. Moeder zat al in haar telefoonstoeltje.

‘Kijk eens aan,’ zei ze misprijzend, ‘kijk eens aan wat jij me geleverd hebt.’ En moeder liet de honderd briefjes van duizend uit haar handen op tafel glijden alsof het om monopoly-geld ging. Woedend keek ze hem aan. Leo's mond viel open.

‘Is het vals?’ vroeg hij daarop.

‘Jij bent vals,’ zei moeder, ‘hoe durf je, hoe dúrf je, ik heb er geen woorden voor.’ Maar Leo was niet uit zijn humeur te krijgen bij het aanschouwen van het wonder.

‘Alles,’ vroeg hij ongelovig, ‘is álles terug, én de rente, zie ik dat goed?’ Leo pakte de enveloppe en telde. ‘Moeder u hebt bijna achtduizend gulden verdiend,’ riep Leo enthousiast, ‘wat kijkt u nu toch sip, dat is toch prachtig!’

‘Wat je prachtig noemt,’ zei moeder, ‘het had het tienvoud kunnen zijn. Ga uit m'n ogen, verdwijn zeg ik je!’ En voor hij het goed en wel in de gaten had stond Leo al weer buiten. Zo snel was hij zelfs terug dat hij de vergadering van de coördinatie commissie nog kon sluiten onder dankbetuiging aan Van Doornen die het voorzitterschap gedurende dit korte intermezzo op zich had genomen.

 

Mevrouw De Zeeuw was inmiddels met haar volgende zaak bezig.

‘Wiesje, dag kind. Als je tijd hebt dan moet je nu even bij me langskomen.’

‘Ja maar...,’ zei Wiesje.

[pagina 196]
[p. 196]

‘Als jij wist wat ik hier voor je had dan wás je er al,’ zei mevrouw De Zeeuw en legde de hoorn op de haak. Daarna ging ze alvast eens rustig voor het raam naar Wiesje uit zitten kijken: de twee pakjes legde ze op haar schoot en aaide ze liefkozend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken