Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tobias (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tobias
Afbeelding van TobiasToon afbeelding van titelpagina van Tobias

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (6.79 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tobias

(1985)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

8

Ofschoon haar hospita meestal alleen haar eigen papegaai leek te kunnen verstaan, had zij waar het Judith betrof nergens last van. Daarom hadden zij een merkwaardige eendenmars ontworpen waar ze lang op hadden gestudeerd. Judith doet de voordeur open. Thijs sluipt tot aan de tochtdeur. Judith doet de voordeur dicht. Deur open. Deur dicht. Opstellen voor de eerste trede. Post oppakken, twee brieven vandaag.

‘Ben jij dat, Judith?’

‘Ja mevrouw!’ En dan begint de moeilijke parade. Als één man, één, twee, drie! Ook in de bochten! Twee stuks! En over de overloop! Kamertje binnen. Thijs in de stoel. Judith op het bed. Kamertje vol. Post op 't kleine tafeltje voor straks. Studeren maar! Zo simpel.

Tot zover gaat alles als zo vaak. Niets aan de hand.

‘Wat kijk je?’ vraagt ze, ‘je kijkt zo raar. Nee? O, ik dacht dat je raar keek.’

‘Alles wordt anders.’

‘Hoe bedoel je?’ vraagt ze,’ ‘tuurlijk wordt alles anders, je zou raar kijken als alles 't zelfde bleef.’

‘Ik heb nagedacht,’ zegt hij en hij weet wat ze zeggen zal: dat moet je...

‘Dat moet je nooit doen,’ zegt Judith.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Ik zal je redden.’

‘Toe maar,’ zegt Judith, ‘minder kan al niet.’

‘We zullen trouwen.’

‘Wát?’

‘Mijn vader vindt het goed dat ik met je...’

‘Jouw vader? Sinds wanneer...? Sinds wanneer luister jij naar je vader, daar moet je mee oppassen, voor je 't weet ga je op hem lijken.’

‘Ik ga je verbergen,’ en z'n ogen glanzen van de opwinding.

‘Stil,’ zegt ze, ‘denk om beneden.’ Dan kijkt ze hem weer aan. ‘Jij gaat me verbergen. En als ik me nu eens helemaal niet door je wilde laten verbergen? Wat dan? En wat had je zoal gedacht? Een diepe kast?’

‘Je moet,’ zegt Thijs.

‘Ik moet niets, daar had ik het toevallig nog over met de gehaakte sprei.’

‘Wie?’

‘Ik heb dat nog doorgenomen met mijn vrienden.’

‘Welke vrienden? Judith? Welke?’

‘Dat doet er nu even niet toe,’ zegt Judith: ‘ik zei tegen ze: eerst verstoppen en dan merken dat ze geen verstoppertje gingen doen? Ooit opgevouwen achter de dekenkist gezeten, terwijl ze al lang met haasje-over bezig waren?’

‘Maar...’ en hij kijkt geschrokken op.

‘Ik heb niets te vrezen,’ zegt ze en kijkt eens om zich heen. ‘Heus, het gaat heel goed met ons.’

‘Ons? Maar je had toch niemand, dat heb je me

[pagina 80]
[p. 80]

toch gezegd. Of hebben jullie toch...? In het geheim? Wat iedereen van jullie zegt? Ik had het kunnen weten,’ zegt Thijs. ‘Ik ben stom geweest. Ik had het kunnen weten.’

‘Teleurgesteld?’ vraagt Judith. ‘Is dat het? Liefste wens en mooiste plicht tegelijk? Groot feest vandaag? Judith redden? En je was niet eens jarig? Weet je aan wie jij me doet denken?’

Maar Thijs lijkt er niet nieuwsgierig naar.

‘Aan mijn moeder, jij lijkt sprekend op mijn moeder: jai moet niet vergessen Judith, dat der Nathan een hele goede partei voor jou sein zou, na alles wat jij gedaan hat.’

‘Je bent naïef.’

‘Daar hadden wij het vanmiddag ook nog over toevallig. Maar je vergist je. Wat jammer, wat zonde! Je had vast graag een maagd gered.’

‘Judith,’ roept hij, alsof ze in slaap is gevallen en hij haar wakker moet maken. Dan wordt er op haar deur geklopt: ‘Wil het bezoek onmiddellijk vertrekken,’ zegt de hospita.

‘Je hoort het,’ zegt Judith, ‘tenminste één die 't doorheeft,’ en ze lacht. Dan loopt ze naar de deur, gooit die open en zegt ‘rot op’ tegen de hospita.

‘Het werkt,’ zegt Judith, als ze haar de trap af horen gaan, ‘dat had ik eerder moeten weten.’

Thijs zit met de handen voor zijn gezicht.

‘Judith wil niet gered worden, zeg dat maar tegen je vader. Judith wil niet gered worden, want ze is al verloren,’ en ze zwijgt.

[pagina 81]
[p. 81]

Dan kijkt hij op: ‘Ik ga naar Engeland,’ zegt hij, ‘ik ga in dienst.’

‘Goodbye,’ zegt Judith en dan: ‘Wat heb ik ermee te maken waar je heen gaat? Wat heb ik met alles te maken?’ En ze zoekt haar schoenen terug onder het bed en als ze ze met haar voet niet vinden kan, dan vindt ze er een met haar hand, op de tast. ‘Zeg nou 's wat, zit niet zo dom te kijken. Ik doe gewoon m'n schoen aan, dat is toch niet bijzonder, wél? Dat iemand zijn schoenen aandoet als een ander paniek gaat zaaien. Om niets.’

‘'n Beetje naar links, daar ligt ie,’ zegt Thijs.

‘Een beetje naar links, van waar gezien dan wel? Van jou uit zeker, ja dat zal wel. Kan je net denken, dat iemand zich in mij verplaatst,’ en Judiths lange hand zoekt onder de sprei die bij het kleedje hoort en haar grote donkere ogen blijven hem aankijken, alsof Thijs in een monster veranderd is dat nodig in de gaten gehouden moet worden.

‘Stof, er ligt hier godverdomme overal stof. Stof en rotzooi, daar zijn we hier goed in. Raak me niet aan,’ zegt Judith en daarom wijst hij alleen maar naar de plaats waar haar schoen voor het grijpen staat en Judith haakt de schoen aan haar voet alsof hij eigenlijk gemaakt is om mee te gooien of te slaan en alsof dat het laatste compromis is waartoe ze bereid is.

‘En? En wat dan nog, moet ik daarom bij voorbaat maar in m'n koffer onder m'n bed gaan liggen,’ en ze begint woest onder het bed naar het handvat te

[pagina 82]
[p. 82]

zoeken en vindt een sliert afgesleten riem en sleurt een gehavende bruine koffer tussen hen in. Een theepot en een paar boeken, met een touwtje erom, komen mee.

‘Thee voor onderweg,’ zegt Judith, ‘en wat te lezen, en hoelang had u gedacht, twee maanden, drie?’

‘Ik snap wel...’ zegt Thijs.

‘Ik snap wel! Ik snap wel! Jij snapt niets! Niets! Wist je wat jij moest doen, pijpekrullen laten groeien en lamenteren in de sjoel, kom ik het licht wel voor je aan doen op sabbat. Nee! fout! Jij komt er niet in. Ze laten jou niet toe, jij ziet eruit als een mof. Als jij dat gele haar van je laat groeien, dan komt het niet voorbij je oren,’ en daarna begint ze te snikken en Thijs, die net nog geprobeerd heeft de stoel waarin hij zit door de muur van het kamertje heen te drukken, gaat nu naar voren zitten, wil die angstige handen in de zijne nemen. Maar ze trekt ze weg alsof hij haar vergiftigd heeft en een ogenblik later staat Thijs te kijken naar de rug van haar zwarte jurk en in de zolen van haar schoenen zitten gaten, ziet hij nu, en haar rug schokt en golft, terwijl ze haast geen geluid maakt, en nu hij goed kijkt, ziet hij dat ze niet in het kussen maar in haar eigen arm aan het bijten is, en daardoor komt het dat Thijs opeens begrijpt waarom hij naar Engeland moet.

‘Ga met me mee.’

‘Trouwen zeker,’ snikt Judith, maar ze laat nu haar arm tenminste los.

‘Voor de lol,’ zegt Thijs, ‘niet voor de echt.’ Eerst

[pagina 83]
[p. 83]

denkt hij dat ze harder gaat huilen en dan draait ze zich met een ruk om, waarvan hij zo schrikt dat hij een stapje naar achteren wil doen en daardoor zo'n beetje over de koffer struikelt waar hij zoëven nog overheen is gestapt, zodat hij nogal gek in de stoel terechtkomt, een beetje gek maar. Lang niet gek genoeg om te gaan lachen.

Alsof ze dronken is, zo wijst haar lange arm nu vanaf het bed naar hem en Judith lacht. Judith lacht. En toch ziet Thijs Judith liever huilen en daar wacht hij eigenlijk op, en dat gebeurt na een tijdje.

Judith gaat rechtop zitten, schuift naar de rand van het bed en vindt een zakdoek onder haar kussen en haar ene zwarte schoen staat nu zo eigenaardig rechtop midden in het bed op zijn hakje, dat het net lijkt alsof Judith daar een schoenenetalage aan het bouwen is geweest, waarvan ze nu een beetje aan het uitrusten is.

Thijs geeft de koffer een schop en gaat naast haar zitten, en Judith buigt het hoofd.

‘Je hebt juist prachtig haar, je hebt juist heel mooi haar,’ en opeens, als ze weer naar hem opkijkt lijkt ze stil. Haar ogen strijken langs de dingen en houden niets meer vast. En nu hij haar kust, blijken zijn tranen zouter dan de hare.

 

Zo hadden ze afscheid genomen en het had haar een vreemd gerust gevoel gegeven, 't Scheen dat alles zich voltrekken moest zoals het klaar lag en nu het dan eindelijk gebeuren zou, was 't met een zeker

[pagina 84]
[p. 84]

ongeduld dat Judith ernaar uitzag. Het enige was, dat weinig wat belangrijk was nog uit te stellen viel. En nu dringt het tot haar door dat ze niet vluchten wil. Elke poging zou haar 't vredige gevoel ontnemen, kostbaarder dan...? Dan wát, denkt Judith en ze kan het zich niet voorstellen. 't Is daarom dat ze eerst wat met de enveloppe speelt, het onbekende handschrift dat haar niet nieuwsgierig maakt. Wat vreemd, denkt ze, ik, die altijd op een teken hoop, ik lijk wel onaantastbaar en glimlachend leest ze wat de kleine van Mannes, die zich Walter noemt, zich in heeft moeten spannen om haar te vinden in die grote stad. Dat hij vertrekken gaat, zegt hij. Zó van de landbouwschool, en dat dat komt, zegt hij, door haar en dat hij daarom nooit spijt heeft gehad dat hij haar brief toen las en dat de Tobias hem zelden meer geslagen had nadien. En dat zij altijd welkom is bij hem en bij de Tobias. En dát, schreef de kleine van Mannes, was wat ze weten moest.

Eens zal ze Tobias schrijven, denkt Judith. Nog niet, pas als het afscheid daar is, naar 't voorbeeld van de kleine van Mannes, die zich Walter noemt. Hier was Judith, zal ze zeggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken