Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tranen van niemand (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tranen van niemand
Afbeelding van Tranen van niemandToon afbeelding van titelpagina van Tranen van niemand

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (5.10 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tranen van niemand

(1964)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Wachtkamer

Misschien was de gaskachel in de wachtkamer wat te laat aangestoken, misschien waren de patiënten zoveel te vroeg gekomen om maar de eersten te zijn. Het was er kil en vochtig toen ze met haar kind in de armen binnenkwam.

Enkelen hadden een versleten tijdschrift van een versleten jaargang voor zich, waaruit ze even opkeken om goeiemorgen te mompelen.

Er werd een plaatsje voor haar ingeruimd, iedereen schoof een stukje op.

Een kind met zijn hand in verband vroeg fluisterend iets aan zijn moeder, de moeder wist het niet, haar buurvrouw wees naar de gang, de jongen schoof weg, de vrouwen bogen zich naar elkaar over, zeiden iets over de jongen en begrepen elkaar met een half woord, het kind kwam terug, de vrouwen glimlachten elkaar toe, de jongen kreeg een kleur.

Af en toe ritselde het papier, af en toe stond jemand op om zonder zoeken de bovenste van de stapel bladen te nemen, en het vorige op een hoek van de tafel te leggen.

Buiten klonk het geluid van auto's, een stem, het gehamer in een werkplaats, buiten ging alles gewoon door, binnen stond de tijd stil.

Zij zat met het kind op haar schoot en voelde zich onbehaag-

[pagina 70]
[p. 70]

lijk onder de blikken van de vrouwen. Ze wist wat ze dachten: je gáát niet met een baby in een wachtkamer zitten.

Ze schaamde zich en trok intuïtief de witwollen cape van het kind over het gezichtje, alsof ze het beschermen wilde tegen zichzelf.

Het kind sloeg de cape spelend weer weg.

De bel klonk hard, ieder keek op en ging verzitten, de eerste patiënt stond op, en sloeg de deur van de wachtkamer iets te hard achter zich dicht.

Even hoorden ze de dokter met haar praten, dan verstomde het geluid doordat een nieuwe deur dichtviel.

Daarna herstelde de stilte zich in het kamertje.

De tweede patiënt, de derde, de vierde, er kwam wat meer leven, de leeggevallen plaatsen werden ingenomen.

Toen het haar beurt was klonk de bel anders dan de voorgaande keren, ze schrok op, het kind in de ene arm pakte ze onhandig de tas van de grond op, iemand hield de deur voor haar open, goedemorgen, dank u wel.

Even keek de arts verwonderd, dan, royaal terugvallend in zijn rol vroeg hij: wie van de twee?

Ze wees op het kind, opeens hoorde ze haar man, haar buurvrouw, (ze wist er alles van, ze had er vier), haar zuster: ‘onzin, hij ziet beter dan jij en ik samen, kijk dan hoe hij die lucifer volgt, kijk dan!’

Ze schaamde zich. Ik weet niet, begon ze, ik ben bang dat hij niet goed ziet, en dan snel; ik ben maar naar u toegekomen, want als het onzin is en u kwam voor niets dat hele eind.

Nog voor ze uitgepraat was wees de dokter zijn assistente het kind van haar over te nemen. Ik houd het zelf wel even vast, wilde ze nog zeggen, maar durfde niet en liet haar gaan. Hij zette zich een spiegel op het voorhoofd, het kind greep ernaar, ‘wil je 't even naar het licht?’ hoorde ze hem zeggen.

Zelf heeft ze geen kinderen dacht de vrouw, ze vindt me bespottelijk, misschien ben ik dat ook wel.

[pagina 71]
[p. 71]

Het kind keek in het felle licht en begon te huilen; stil maar, zei hij verstrooid, en tilde het ooglid op.

Misschien wilt u er even zelf bijkomen? De vrouw, onhandig opeens, nam de plaats van de assistente in, die direct naar haar schrijftafel ging, en suste het kind dat nog nasnikte. Nu, met zijn moeder dichtbij hem, keek het angstig naar de dokter, het licht ging opnieuw aan; het kind keek verschrikt en ze voelde hoe het zijn spieren spande.

De moeder praatte zachtjes, nerveus, het kind werd te bang dan dat het ging huilen. Zo, nu het andere. Wat bracht u op het idee, vroeg hij haar, terwijl hij vlug het tweede oog bekeek. De moeder opgeschrokken door de zakelijkheid van zijn vraag zei: ik weet het niet, ik denk soms opeens dat hij... Ze begon te huilen het spijt me zo dat ik u lastig val, misschien ben ik alleen maar zo omdat ik in verwachting ben.

De assistente bracht haar een glas water, ze zag haar verwondering. Ik zie geen enkele afwijking, ik geloof werkelijk dat u zich zorgen maakt voor niets. In ieder geval zal ik u een verwijskaart voor de specialist geven. Hij kan u misschien beter geruststellen dan ik. Ze stopte de kaart in haar tasje, de zakdock waarnaar ze zocht viel op de grond, haastig bukte ze zich. Ze dankte hem stotterend, de deur viel in 't slot.

De dokter - dat is niet de eerste keer zo jets - wilde hij zeggen, zelfs een specialist kan sommige van die vrouwen niet geruststellen, dan zag hij het misprijzen in het gezicht van zijn assistente en slikte het in, zij had al gebeld, volgende patiënt.

Buiten legde de moeder het kind in de wagen, alsof ze verwachtte te worden teruggeroepen, liep ze haastig weg.

Thuisgekomen kleedde ze het kind uit, verschoonde het, en legde het in het kleine ledikantje. Ze ging de trap of en belde aan. En? Ze aarzelde - de dokter ziet niets - ik heb een kaart voor de specialist, mag ik even bellen?

De vrouw liet haar verbaasd binnen. Ben je dan niet opgelucht?

[pagina 72]
[p. 72]

Even realiseerde ze zich de vraag, wás ze dan niet blij?

Je kunt niet weten dacht ze, als ik daar eenmaal geweest ben; dan pas, het kon wel veel moeilijker liggen, ze geven je niet zo maar zo'n kaart.

Kortaf belde ze haar man, ongerust vroeg hij of die dokter niet meer gezegd had, ze liet hem nauwelijks uitspreken. 's Middags kleedde ze het kind weer aan, het huilde zachtjes, moe en wrevelig.

Het was er vol, ze voelde klam het nummertje in haar hand, het kind sliep.

De dokter was streng, korzelig bijna, hij had het druk genoeg; je hoort bij een psychiater thuis, dacht hij, en zich omwendend naar haar voelde hij zich plotseling schuldig.

Maakt u zich geen zorgen, er is niets aan de hand, zei hij vriendelijk.

Waarom ben ik niet blij, dacht ze, er is geen excuus. Dan, alsof ze vergeten wilde, zoals haar kind, ging ze harder lopen.

Haar man was al thuis, bezorgd keek hij haar aan. Niets aan de hand zei ze - even leek de spanning op zijn gezicht to breken, zie je wel, wilde hij zeggen, maar schrok toen hij haar zag.

Zich omdraaiend schonk hij thee voor hen in, en vroeg: ben je moe? Ja, zei ze, neem me maar niet kwalijk, al die spanning.

Bedrijvig ging hij aan de gang, blijf maar zitten, ik doe het wel.

De volgende maanden gingen rustig voorbij, alsof het afgesproken was zeiden ze geen woord over wat gebeurd was -

 

Toen hun tweede kind geboren was wist hij plotseling wat de arts hem zou gaan zeggen. Blind. Verbijsterd keek hij naar buiten, we hadden 't al gedacht zei hij, dan stond hij op en liep weg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken