Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1982)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

34 Guarda il bello bimbo

Opgestreken zaten Martijn, Thomas en Leo in de zitkamer. Het zwarte pak dat Leo aangeschaft had, had hij bij nader inzien thuisgelaten. Onder z'n toga zou hij het toch nog wel kunnen gebruiken. Hij had zich een wit pak aangeschaft waarvan hij nu alleen de broek maar durfde dragen.

Verder leek alles op hoe hij het zich had voorgesteld. Zijn zoon, Leo's hart klopte van vertedering en trots, zwart haar, blauwe ogen, alleen veel kleiner, veel kleiner dan hij gedacht had. De witte wieg, de rammelaar, dozen vol kleertjes had Leo aangesleept, de lepel en de vork, de doopjurk. Alles leek de kleine Ernest dubbel te hebben. Alleen Thomas bedierf Leo's stemming. Thomas, sacramentloze man van de nieuwe berijming, aardgebonden ploeteraar.

Fel scheen de zon op het terras, oranje kleurde het licht in de kamer. Champagne zou gepast zijn geweest. Maar Leo durfde de fles niet uit zijn auto te halen. Leo liep naar boven, geteisterd door de zwijgzaamheid van zijn metgezellen. En daar stonden Barbara en de buurvrouw.

‘Bellissimo, il bello bimbo,’ riep het kleine vrouwtje en schoof Ernests armpje behendig in het tamelijk nauwe satijnen mouwtje van een wolk van kant.

‘E ora andiamo dalla madre,’ vroeg ze, het kopje schuin naar Barbara. ‘Dalla carissima madre di Ernesto,’ en ze kuste het voorhoofd van het kleine zwartgemaande kind.

Barbara deed er het zwijgen toe. Leo reikte haar het mutsje aan. Hij had nog zo gehoopt dat dat niet opgezet behoefde te worden. Maar la Signora Elisa was onverbiddelijk.

‘Mamma mia,’ riep ze tenslotte uit. ‘Guarda il tuo Padre!’ en zij hield Leo's liefste hoog in de lucht en toen Leo het kuste voelde het zo zacht en het rook zo fris dat Leo dacht dat

[pagina 189]
[p. 189]

dit moment wel eeuwig in z'n ziel gegrift moest blijven.

Gelukkig praatte la Signora Elisa gewoon door nadat ze de tranen in zijn ogen had gezien en hem goedkeurend had toegeknikt. Barbara stond er onhandig bij. Leo mocht Ernest even vasthouden als hij hem maar onmiddellijk in la Signora's magere armen terug bezorgde. Blij dat hij even voelen mocht wat zijn leven woog, want zo was het voor Leo, was hij zo angstig het te laten vallen dat Leo het pakje gauw weer teruggaf. Barbara en Leo achter la Signora aan, kwamen ze de kamer binnen. Thomas keek op en leek een moment zijn verdriet te vergeten.

‘Vieni, vieni,’ zei la Signora Elisa en liep met het kind in haar armen naar het terras. Daar stonden ze alsof er een familieportret genomen zou worden, een rijke gelukkige familie.

‘Senti,’ zei la Signora Elisa, ‘che bello,’ en toen luisterden ze allemaal naar de dorpsklok van Cernobbio die plechtig galmde tot hoog in de bergen. En mevrouw Elisa wiegde het kind ‘biem-bahm’ op het klokgelui.

Ernesto, Ernesto, il campanile di Cernobbio!

Leo boog zich over mevrouw Elisa, liet zijn vinger vastgrijpen en bad voor zijn zoon.

Na deze korte plechtigheid werd het haasten. Thomas moest een ander jasje aan van Barbara. Martijn mocht niet in z'n t-shirt op la Domenica want Barbara had ook een jurk aan. En zo vertrokken ze. Leo had z'n zoon de berg af willen dragen maar daar was het nu te laat voor geworden.

 

Na de plechtigheid waarin Leo niet meer de moeite nam om zijn tranen te verbergen en zich daarin gesteund zag door alle grootmoeders van Cernobbio, verdwenen Thomas en Martijn naar Martje in het ziekenhuis.

Gewillig had Thomas het doosje met de ring voor Martje meegenomen die Leo zo zorgvuldig in Amsterdam had laten

[pagina 190]
[p. 190]

restaureren, zijn moeders ring. En Leo's hart kromp ineen toen hij de onverschilligheid zag waarmee Thomas het doosje in z'n zak had laten glijden. Thomas was stoffig en grauw als de kerk van Kerkavezaath, vond Leo.

Martijn reed, terwijl zijn vader zwijgend voor zich uit keek en aangekomen bij het ziekenhuis kon hij Thomas nauwelijks bijhouden. Alsof hij blind was voor de omgeving, holde Thomas door de gangen de trap op, liep het zaaltje in vol zieken, gezonden, kinderen, honden en baby's, tot achter het kamerscherm.

Het bed was leeg. Voordat Martijn het zelfs maar zien kon, liep zijn vader tegen hem op terwijl hij de gang in stormde.

‘La signora Wilbrink,’ vroeg Thomas in paniek aan de non die met forse stappen aan kwam lopen. Ze wees naar het kantoortje. Er volgde een moeizaam gesprek.

‘Calma, calma,’ zei de dokter. Terwijl hij Thomas en Martijn de weg moest wijzen, liep Thomas hem afwisselend voor de voeten of struikelend achter hem aan.

Martijn volgde hen en had geen belangstelling voor de vreemde dans van z'n vader waarvoor hij zich anders zeker zo geschaamd zou hebben dat hij alles in het werk zou hebben gesteld om de familieband die hij met deze pias had te verhullen.

Uit de hoge ramen klonk druk gepraat over de schoongeveegde binnenplaats. Hier en daar kwam galmende muziek uit plastic radio's.

De kapel in het midden geurde van zoete wierook maar leek Martijn een lijkenhuis toe.

Martijn merkte ook dat zijn vader de pas inhield voor zij het gebouw, dat aanmerkelijk stiller was, inliepen. Thomas liep nu zelfs wat achter de dokter aan die zijn gewone snelheid hernomen had en ‘calma, calma’ Thomas zachtjes op de schouder bleef kloppen. Bij een grote brede deur aangeko-

[pagina 191]
[p. 191]

men, was het zelfs zo dat de dokter, door zijn hand op z'n rug te leggen, Thomas een beetje duwen moest om hem over de drempel te laten stappen.

Daar in de hoek, onder het open raam lag Martje, rug naar de zaal, gezicht naar de muur.

‘Martje,’ zei Thomas zachtjes en liep op z'n tenen naar het bed. ‘Martje!’

Maar Martje gaf geen antwoord. Met wijd open ogen staarde ze haar nachtkastje aan en Martijn en Thomas stonden een kwartier naar haar te kijken en fluisterden om beurten ‘Martje!’, ‘Martje!’

En toen Martje eindelijk op keek en zag wie daar zo stonden te storen, toen verborg ze haar hoofd onder het kussen.

‘Ze moet naar Nederland,’ zei Thomas op de terugweg.

Martijn knikte: ‘Hier kunnen ze niets voor haar doen.’

En Thomas en Martijn hadden zich in geen jaren zo met elkaar verwant gevoeld.

Uren reden ze door de bergen om toch vooral nog niet naar huis te hoeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken