Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 88]
[p. 88]

15 Een sacrale plechtigheid

‘Martje,’ zei Leo terwijl hij de sleutel uit z'n zak haalde, ‘wat kan ik voor je doen?’

Martje haalde haar schouders op en keek naar de grond.

Leo liet haar voorgaan.

‘Wat stond je daar nou zo, het is heel toevallig dat ik thuiskom,’ zei Leo naar waarheid, voelde een golf van troosteloosheid over zich heen komen en probeerde zich op te monteren met de gedachte dat het ook zo had kunnen zijn dat hij Rosa bij zich zou hebben gehad. Maar dat herinnerde hem weer aan het feit dat Rosa er niet was en Leo vond niet dat hij dit allemaal verdiend had.

‘Wil je je jas niet uittrekken?’

Nee schudde Martje.

‘Wil je dan koffie misschien? Wanneer ben je teruggekomen?’

‘Nu,’ zei Martje.

Leo keek gealarmeerd op terwijl hij zijn koffertje naast zijn bureau zette. ‘Ga zitten,’ zei hij.

Martje ging op de punt van de bank zitten.

‘Vertel me nu eens precies wat er aan de hand is,’ zei Leo en ging vóór haar op de lage tafel zitten, nadat hij de asbak een eindje opzij geschoven had. Hij wilde haar handen vast pakken en haar als een klein kind toe gaan spreken. Maar Martje trok terug alsof ze directe besmetting vreesde. Leo keek eens om zich heen maar er verscheen geen hulp, niet uit de boekenkast en niet van de geluidsinstallatie. Of tòch: hij stond op, schonk voor zichzelf een whisky in en een glas sherry voor Martje. Roerloos zat ze nog op haar plekje en pakte het glas aan zonder hem aan te kijken.

Leo zette zich weer op de tafel. ‘Daar zitten we dan,’ zei

[pagina 89]
[p. 89]

hij en nam een slok. ‘Wat moet ik nou toch met je zo, kijk me eens aan?’

Martje keek naar beneden.

‘Zo komen we natuurlijk niet verder,’ constateerde Leo en z'n blik dwaalde af naar de klok, het was half twee en hij zuchtte.

‘Ik wil met je naar bed,’ zei Martje.

Geschrokken keek hij op en was net te laat om te zien hoe Martje een ogenblik door haar donkere haar heen loerde en toen de ogen neersloeg.

Leo stond op, keek naar het hoekige kind beneden zich en zei: ‘Wat moet je vader daar wel van denken.’

Hoe verzin ik het, dacht Leo, maar toen zag hij Thomas voor zich en vond zijn opmerking opeens een stuk minder huichelachtig.

‘Kan me niks schelen,’ mompelde Martje.

‘Zo, kan jou dat niet schelen.’ Leo voelde zich al wat zekerder worden en besloot nog even te blijven staan met zijn glas in de hand.

Angstig keek Martje op, alsof ze slaag verwachtte. Haar hulpeloosheid maakte dat hij weer ging zitten.

‘Ik zal heel eerlijk tegen je zijn,’ hoorde Leo zichzelf zeggen en alsof hij benieuwd was wat hij verder over zichzelf te horen zou krijgen, keek hij naar het plafond.

‘Dat hoeft niet,’ zei Martje koppig.

‘Nee, het hoeft misschien niet, maar ik doe het toch maar,’ zei Leo die het opeens te binnen was geschoten wat hij zou gaan zeggen.

‘Kijk, ik verlang ook naar iemand die niet komt.’

‘Ik ben er,’ zei Martje.

‘Jawel,’ zei Leo, ‘maar,’ en hij zuchtte... ‘Jij bent er. Als dit leven geen lijden is dan weet ik het niet.’ En Leo dacht aan een liedje van Shaffy: ‘De een die wil een ander maar die ander wil die ene niet.’ De diepste waarheden hem bekend,

[pagina 90]
[p. 90]

zag Leo steeds in de kleinkunst verwoord. De Matthäuspassion kon daar naar zijn gevoel niet aan tippen.

‘Jij bent er, zo is dat.’

‘Ja,’ knikte Martje.

En wat er toen met Leo gebeurde was niet nieuw voor hem en hij realiseerde zich vagelijk dat hij er straks anders over zou denken dan nu. Als hij Martje uit de nood kon helpen wat zat hij dan verdomme te ouwehoeren? Wat wist Thomas er eigenlijk van af? Niets toch immers, dat gaf hij zelf toe. Waar bemoeide hij zich dan in godsnaam mee? We zijn op de wereld om elkaar te helpen nietwaar, nòg zo een die Thomas niet verzinnen kon. Plotseling was er haast.

‘Kom jij eens mee,’ zei Leo, pakte Martje stevig bij de arm en trok haar door de kamer naar zijn slaapkamer. Driftig knoopte hij haar jas open. Haar vest, haar broek en overhemd.

Hierna rukte hij z'n das los, schopte zijn schoenen uit en zag dat Martje zijn initiatief voortzette. Het kostte nog moeite haar in te halen. Terwijl hij zijn broek aan de op de grond gevormde berg kleren toevoegde, sloeg hij het bed open waar Martje gehoorzaam in ging liggen. Het was behoorlijk koud vond Leo. Martje onder hem was koud en het laken boven hem was ook koud. Zonder veel plichtplegingen droeg Leo een sobere mis aan het menselijk noodlot op. Ernstig, zeker en zorgvuldig voltrok hij het ritueel in naam van hun lijden. Het hoogtepunt van de plechtigheid ontroerde Leo zo dat hij snikte en het kind in z'n armen nam.

‘Was het zo goed?’ vroeg hij.

‘Ja,’ zei Martje, ‘zo was het goed,’ en zij bedoelde daarmee slechts het slot van de eredienst.

Leo liet het bermuda-beige bad voor haar vollopen, haalde een handdoek uit de kast, waste zich aan de wastafel, sprak zijn piemel waarderend toe en kleedde zich snel aan. Goedgehumeurd ging hij koffie zetten terwijl hij Martje door

[pagina 91]
[p. 91]

de openstaande deur in het water hoorde spatten. Dat herinnerde hem eraan dat ze over veertien dagen de badkamer zouden komen veranderen in een waterparadijs dat Rosa's sanitaire dromen ver te boven zou gaan en haar ontstentenis stemde Leo weer weemoedig.

Op het moment dat Leo aan het ontdekken was dat de werkster z'n koffiezetapparaat door had laten branden, hoorde hij de sleutel in het slot steken.

‘En toen was er koffie,’ zei Roos.

En Leo kon nog nèt de badkamerdeur dichtschoppen.

Roos gunde zich weinig tijd om Leo's psychische gesteldheid te onderzoeken alvorens zich te laten omhelzen. Nee, Roos had het er te druk mee om hem van de hare te vertellen.

‘Ik heb je gemist, m'n schat; wat kan ik slecht buiten je! Ben je zoet geweest al die tijd?’ Zonder het antwoord af te wachten, drukte zij hem de vrolijke bos bloemen in de hand waarvan hij zojuist het water in zijn nek had voelen lopen en ging in de keukenkast op zoek naar een passende vaas.

Plotseling keek ze op: ‘Wat hoor ik nou?’ zei Roos. En voor Leo maatregelen had kunnen nemen stond Rosa oog in oog met Martje die mager in het weglopende water zat en zo wild keek dat Rosa ervan schrok en meteen rechtsomkeert maakte.

Met één hand in de zij stond ze voor Leo die hulpeloos op de bank zat. ‘Wat moet die psychiatrische patiënt daar in dat water?’ informeerde Roos en ze wees naar de badkamer alsof de mogelijkheid bestond dat het feit Leo ontgaan was. Even was hij in de verleiding om te doen alsof hij van niets wist en nieuwsgierig op te staan om te gaan kijken.

‘Oh, dat is Martje,’ zei hij zo losjes mogelijk, ‘de dochter van Thomas. Ze kwam uit Lugano en kon er thuis niet in en daarom kwam ze hier en toen wou ze in bad. Je bent toch niet jaloers wel?’

[pagina 92]
[p. 92]

‘Ik zou het niet denken,’ zei Roos, ‘heb je 'r gezien?’

‘Hoezo?’ zei Leo.

‘Die is niet lekker volgens mij hoor,’ zei Roos deskundig.

Zo had Leo het nog niet bekeken en zo zou hij het ook niet bekijken tot het gevaar geweken was, àls het wijken zou. Leo was op alles voorbereid. Rosa ging terug naar haar bloemen en Leo zette in stilte een Wees Gegroet in. Genade was zijn deel.

Hij hoorde de badkamerdeur open gaan en even later de voordeur dicht slaan. Hij slaakte een zucht van verlichting en opkijkend zag hij Roos met een roos in haar ene hand en het aardappelschilmesje in de andere naar de gang staan kijken. Toen ze zich omdraaide stond haar mond nog open van verbazing.

‘Wat zei ik je?’ zei Roos, ‘die is geschift.’

‘Ja, beetje eigenaardig is ze wel,’ gaf Leo toe, terwijl hij naar de slaapkamer sprintte om het bed dicht te slaan.

‘Rosa, Rosa,’ zuchtte Leo teruggekomen, terwijl hij haar in z'n armen nam, ‘wat heb ik naar jou verlangd.’

‘Dus toch wel een beetje,’ zei Roos, ‘ik dacht waarachtig dat je me vergeten was.’

‘Hoe kom je daar nou bij,’ zei Leo.

‘Nou ik ben niet gewend om zo lang te moeten wachten voor ik verkracht word door je,’ zei Roos openhartig en streek hem liefdevol door z'n haar.

Kussend, strelend liepen ze naar de slaapkamer terwijl Leo ervoor zorgde dat Rosa met haar rug naar het bed gekeerd de kamer binnenkwam en haar er voorzichtig achterover op liet glijden. Deze keer nam Leo de tijd, tot Rosa's grote genoegen, en toen ze eindelijk uitgestoeid, gelachen en gevreeen waren en vredig in elkaars armen lagen, toen zag Roos dat het vijf uur geworden was en Leo was zo moe dat hij vergat te protesteren tegen haar vertrek, maar gelukkig zei hij nog wel dat hij van haar hield, en dat was waar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken