Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

16 Een wandeling op zee

Nadat Martje wat had rondgehold begon ze langzamer te lopen. En toen merkte ze pas dat de grond in Buitenveldert niet te vertrouwen was. De stoep waarop ze liep verhoogde zich soms plotseling en dan stapte ze weer in een dal van de golvende aarde. Het leek nog het verstandigste om langs een muur te lopen waar je je een beetje aan vast kon houden. Maar nergens in dit verdrietige oord was een muur, er woonden zeker heel weinig drenkelingen. Of, en zo is dat eigenlijk in Buitenveldert zodra men daar een muurtje ziet, hoe klein ook, wordt dat zo snel mogelijk verborgen onder stekelige grassoorten die, eenmaal opgegroeid, veranderen in ondoordringbare rollen van groen prikkeldraad. Soms worden er hier en daar wat rode en oranje besjes in opgehangen om de bedoeling te verhullen. Vanachter die prikkeldraadversperringen loeren de mensen van Buitenveldert door vierkante kijkgaten (die ze soms ook nog half onder laten groeien) naar buiten om te zien of hun auto er nog wel staat. Ook laten ze hun arme honden onder elkaars vlijmscherpe camouflage hun behoeften doen opdat mensen zoals Martje zich ook thuis nog zouden herinneren dat er geen plaats voor ze is in Buitenveldert.

Martje, die dit allemaal niet wist, bleef dus hopeloos zoeken naar een muur of zoiets dergelijks om zich aan vast te houden en schuifelde voetje voor voetje over de zee. Ze had haar handen zo stevig in haar zakken en haar armen zo stijf tegen haar lichaam gedrukt dat ze met haar handen haar heupen en met haar armen haar ribben voelen kon en dat was maar goed ook want anders zou ze zeker uit elkaar gevallen zijn, als een bouwpakket waarvan de lijm het had laten afweten. Met haar kin hield ze haar borstbeen op z'n

[pagina 94]
[p. 94]

plaats terwijl haar opeengeklemde kaken elkaar in bedwang hielden. Het was daarom niet zo vreemd dat het juist haar knieën waren die zorgen baarden.

Maar al gauw had Martje daar ook wat op gevonden. Ze moest zo min mogelijk buigen om ze niet op het idee te brengen om iets vreemds te gaan doen. Martje was nu het ziekenhuis genaderd. Schuin tegenover het ziekenhuis stond weer een soort schoenendoos waarvan ze er al veel was tegengekomen. Maar deze bleek onbegroeid en Martje besloot er maar eens een kijkje te nemen. Het bleek ditmaal een publieke doos te zijn en toen Martje binnenkwam, was het eerste wat haar opviel dat er zoveel exemplaren van de Telegraaf in voorraad waren. Nog nooit had Martje een snackbar gezien met zoveel Telegraaflezers! Ze nam er meteen een om zich achter te verbergen en zocht naar een tafeltje bij de muur. Maar er waren maar twee tafeltjes die aan die voorwaarde voldeden en dan stonden ze nog verkeerd ook omdat men er een bank achter getimmerd had. De rest stond tegen de ramen zodat ze levensgevaarlijk waren voor mensen zoals Martje. Toch ging ze maar even zitten.

‘Zal ik de krant even afhouden,’ zei een vriendelijke dame die helemaal niet in een snackbar, maar in een relaxatiecentrum thuishoorde. Maar dat merkte Martje niet, want ze voelde in haar zakken of er wat geld in zat en vond nog honderd gulden.

‘Wat zal het zijn?’

‘Niets,’ zei Martje, ‘ik zit hier even.’

De dame bleek toch niet zo aardig, want ze begon nu woedend het smerige tafeltje met de papiertjes die onder de appeltaart hadden gelegen en de bordjes met klodders mayonaise en verfrommelde servetjes onder Martjes neus te zetten. Toen ze tenslotte alles op een blad had gekwakt en met een vaatdoek rakelings langs Martjes gezicht was gegaan vroeg ze nog eens: ‘Wat zal het wezen?’ en ze had opeens een heel

[pagina 95]
[p. 95]

ander accent gekregen maar dat hoorde Martje ook al niet. Wèl voelde ze het koude natte tafeltje toen ze haar hand er even op wilde leggen en direct weer terug trok omdat ze het verschil tussen een brandende kachel en een nat formicatafeltje niet zo gauw kon onderscheiden. Gelukkig was er de krant nog om erop te leggen en toen voelde Martje opeens al haar spieren, vooral in haar nek en haar bovenarmen en ze begon te klappertanden. Ze had zeker om koffie gevraagd want die werd haar gebracht. Maar de dame zette de koffie naast de krant en nu kon ze hem natuurlijk niet pakken omdat het tafelblad niet aangeraakt mocht worden. Daarom vertrok ze maar weer.

‘U wilde afrekenen,’ hoorde ze nog zeggen terwijl ze de deur uitliep. Nauwelijks buiten was er iemand die blijkbaar wat geld wilde hebben, dus dat gaf Martje maar gauw, dan was ze ervan af. Veel erger dan de grond die gelukkig wat tot bedaren was gekomen, was nu het gevoel in haar hoofd geworden, het was alsof het vol met watten was gepropt. Daardoor kwam het ook dat ze de auto's en zelfs de bus niet hoorde. Alsof er een dik pak sneeuw lag, reed het verkeer haar voorbij, terwijl ze haar weg langs het groene prikkeldraad vervolgde. Soms zat er een grijs gebouw en soms een fietsenrek en soms een lager gebouw achter. Maar wat het ook was, er viel niets vast te houden.

De bus, waar Martje zich erg op had verheugd, viel tegen omdat ze bij het raampje zat. Telkens als hij een bocht nam, helde de bus buiten zijn wielbasis zodat Martje, als ze naar beneden keek, zag dat er niets onder zat, behalve soms een fietser. Toen ze eindelijk in hun straat kwam, leek deze een stuk smaller geworden te zijn. Bovendien ontmoette Martje hier het probleem dat er van alles van de daken kon vallen en dat de huizen in konden storten. De grond was er trouwens weer niet beter op geworden en Martje moest met haar schouder de gevels aan blijven raken wat op zich ook weer

[pagina 96]
[p. 96]

levensgevaarlijk was vanwege de kans op instorten.

Thuisgekomen wachtte haar een ontvangst waarvan ze niets begreep en bovendien wilde ze met rust gelaten worden.

Martijn kwam naar beneden gestormd en omhelsde haar alsof ze ik weet niet waar was geweest.

En Suzanne wilde per se dat ze een glas melk opdronk en toen moest ze weer een boterham terwijl die twee veel te dicht naar haar toeleunden over de tafel en allerlei vragen stelden. De een na de ander. Waar ze was geweest en wat er was gebeurd en waarom dit en waarom dat en hoe lang en hoe ver en koffer en paspoorten en opbellen en ongerust en antwoord geven en toen kon ze het gelukkig niet meer verstaan omdat haar hoofd zo begon te bonzen dat het de vragen overstemde. Dat maakte dat Martje daar maar eens goed naar ging luisteren en toen pas merkte ze dat het het geluid van de zee was waar ze de hele middag overheen had gelopen. De zee rolde af en aan, het water klotste, een groene zee, diep en geheimzinnig, waarop Martje wiegend wegdreef. Nergens was meer gevaar! Aan de kant stonden wat mensen te roepen: ‘Martje, Martje,’ maar als ze wisten hoe mooi het daar was en hoe goed het was daarheen te gaan, dan zouden ze haar zeker met rust hebben gelaten.

‘Kom dan,’ hoorde Martje zeggen, ‘kom dan,’ en natuurlijk zou ze gaan naar waar ze hoorde, waar alles thuishoorde wat bestond en ooit bestaan zou.

‘Luister,’ zei Martje, ‘luister dan toch, hoor je hoe de goden zingen,’ en Martje werd zo licht en doorzichtig van binnen, dat ze verwonderd en glimlachend naar Martijn en Suzanne moest kijken, die uit alle macht aan een vroeger omhulsel van haar stonden te rukken.

Vrede was Martje gegeven. Het was goed zo.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken