Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van geluk gesproken (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van geluk gesproken
Afbeelding van Van geluk gesprokenToon afbeelding van titelpagina van Van geluk gesproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (9.35 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van geluk gesproken

(1987)–Marijke Höweler–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 97]
[p. 97]

17 Hoe erg het is een mens in nood te haten

Thomas en Barbara sprongen allebei tegelijk op toen dan eindelijk de telefoon ging. Barbara die er het eerste bij was, wachtte tot Thomas hem opnam. Ze hoorde Martijns opgewonden stem schel klinken.

‘Goddank,’ zei Thomas en Barbara greep zijn hand en Thomas kneep die van opwinding zo hard dat haar knokkels wit werden.

‘Martijntje,’ hoorde Barbara Thomas voor het eerst zeggen en het klonk een beetje schor, ‘zorg je goed voor haar?’

‘Ja natuurlijk,’ schreeuwde Martijn en toen kon Barbara een tijdje niets verstaan.

‘Ik kom morgen,’ zei Thomas. ‘Jawel,’ en toen: ‘Nee Martijn maar...’ en daarna weer: ‘Goed dan, doe je haar de groeten?’

‘Zeg dat we niet kwaad op haar zijn,’ zei Barbara.

‘Goed, tot morgen.’

‘Zeg dat je niet kwaad op haar bent,’ zei Barbara dringend.

‘Zeg dat we niet kwaad op haar zijn,’ zei Thomas. ‘Ja en welterusten en bedankt voor het bellen. Dag schat,’ zei Thomas en ook dàt had Barbara hem nog nooit tegen Martijn horen zeggen.

‘Hoe was het,’ vroeg Barbara, ‘ga je naar Amsterdam?’

‘Nee, hij belt me morgen,’ zei Thomas en zette z'n bril af omdat er tranen in z'n ogen waren gekomen.

‘Je huilt,’ zei Barbara ongerust, ‘wat is er?’

‘Niets,’ zei Thomas.

‘Wees blij dat ze terecht is, lieverd.’

‘Dat ben ik ook,’ zei Thomas maar hij wist Barbara niet te overtuigen.

‘Je lijkt helemaal niet opgelucht,’ zei Barbara teleurgesteld.

[pagina 98]
[p. 98]

Ze had gehoopt dat alles nu voorbij zou zijn. Om een of andere reden maakte alles wat met Thomas' vroegere leven te maken had haar onrustig, voorspoed ook. Ik wil Thomas helemaal voor mezelf dacht Barbara, daar schijn je je erg schuldig over te moeten voelen, maar bij mij wil het maar niet lukken omdat ik zo jaloers geboren ben en altijd m'n zin krijg, voegde ze er in gedachten aan toe. Het leek niet het geschikte ogenblik om Thomas het probleem voor te leggen. Thomas zat verslagen op de bank en nog steeds hield Barbara zijn hand vast, die ze zachtjes aaide.

‘Kom, ik zal je eens een wijntje inschenken,’ zei Barbara terwijl ze met een bemoedigend tikje afscheid van z'n hand nam en opstond.

‘Ik geloof toch dat ik er heen ga morgen,’ zei Thomas toen hij het glas aannam.

‘Zal ik met je meegaan?’ vroeg Barbara en kreeg geen antwoord.

‘Thomas, wat zei Martijn precies, waar ben je zo ongerust over?’

‘Ik weet het niet,’ zei Thomas naar waarheid, ‘wist ik het maar. Martijn had de dokter laten komen en hij gaf haar slaapmiddelen.’

‘En sliep ze nu?’

‘Dat ben ik vergeten te vragen,’ zei Thomas en ook dat was waar, wist Barbara.

Barbara keek de kamer eens in op zoek naar een goed idee. ‘Waarom ben je niet gewoon blij dat ze terecht is,’ vroeg ze maar dat had ze al gevraagd en het was duidelijk dat Thomas daar niet gewoon blij mee was. Barbara begon nu echt een hekel aan Martje te krijgen en dat was wel een heel onpraktisch moment want als er één ding was dat ongelegen kwam, dan was het wel dat je een hekel had aan iemand die in nood was.

Nu was Barbara nooit erg goed geweest voor mensen in

[pagina 99]
[p. 99]

nood. Thomas hoefde maar verkouden te zijn en vroeg naar bed te willen of Barbara kreeg de pest in. Nooit had ze zo'n hekel aan het klaarmaken van versterkende hapjes of het opschudden van kussens als wanneer iemand daar werkelijk mee geholpen zou zijn. Als Thomas tijdens zo'n verkoudheid overdag even opstond dan werd het plezier daarvan weer vergald door het feit dat hij er zo goor uitzag en er niet aan dacht zich te scheren. Nee, ze had niets weg van Florence Nightingale, dat stond wel vast. Zelf was ze nooit ziek, dat stond er weer tegenover, dus andere mensen hoefden voor haar gelukkig ook nooit zulk soort karweitjes op te knappen. Hoe dikwijls Barbara deze gedachtenreeks al doorlopen had, wist ze niet precies maar een feit was wel dat de trits haar verveelde, zoals sommige jurken je opeens de keel uit konden gaan hangen. Met broeken had ze dat nooit gehad, die konden slecht gaan zitten of almaar groter worden zoals de twee laatste. Ze had er bretels voor gekocht zelfs, maar het probleem was er niet mee opgeheven. De tailleband bevond zich nu zowat onder haar oksels en dat maakte de partij rond het kruis er niet bevalliger op. Ze keek eens naar beneden, de pijpen vertoonden merkwaardige ballonvormige uitstulpingen rond de knieën, maar vervelen nee, ergeren ja!

‘Zullen we naar bed gaan?’ vroeg Thomas en legde zijn hand op haar knie en hij keek treurig alsof Martje een ongeluk had gehad.

‘Als je er morgen heen wilt dan moet je nu reserveren,’ zei Barbara praktisch.

‘Zal ik er heen gaan?’ vroeg Thomas.

‘Misschien maakt het je geruster,’ zei Barbara.

Thomas dacht na. ‘Ik geloof toch dat het beter is.’

‘Wat dacht je dan te doen?’ vroeg Barbara.

‘Ik wil met haar praten,’ zei Thomas. ‘Ik wil weten wat er aan de hand is.’

‘Niks,’ wilde Barbara zeggen, maar ook dat leek geen goed

[pagina 100]
[p. 100]

idee. Daarom gingen ze maar naar bed nadat Thomas ‘pronto-pronto’ een ticket besteld had. Klaarwakker lagen ze naast elkaar en Barbara zou graag vrijen maar ook daarvoor was het weer niet het goede tijdstip. Barbara was blij dat Thomas naar Amsterdam ging, dan gebeurde er tenminste iets.

 

Vroeg in de morgen reden ze het bergpad af. Stil lag het meer in de diepte. De toeristenplaatsjes aan het water leken ingepakt. Alleen bij de aanlegsteiger was wat leven, ineengedoken als mussen zaten de passagiers op hun bankjes aan de kade op de lente te wachten, hij leek nog niet in aantocht.

Thomas dacht aan Amsterdam. Hij was zijn ziel voor zich uit aan het verhuizen. Regen stelde hij zich voor, natte straten met rondsliertende papieren en overgelopen afvalbakken in de stad, fritesbakjes en colablikjes in troosteloze bergen er omheen. Ramen en deuren van warenhuizen vol vette fritesvingers. Waarom had hij z'n kinderen achtergelaten op die vuilnisbelt? Verward nam hij afscheid van Barbara en merkte niet dat zij zich niet omdraaide om te zwaaien zoals ze gewoonlijk deed als hij op z'n beurt stond te wachten om in te checken.

 

Op Schiphol had hij haast, het was kouder dan hij gedacht had en toen hij in de taxi zat, zag hij dat er nog verschaalde sneeuw op de weilanden lag.

In de Blasiusstraat aangekomen, stonden daar inderdaad de kapotgetrapte vuilniszakken en hij kokhalsde bij het gezicht van de hondepoep.

‘Papa,’ zei Martijn verschrikt toen Thomas in zicht kwam, terwijl hij de kraag van z'n pyjama dichthield als een preuts dametje.

Thomas begon nu Martijns trap op te klimmen en hoorde veel gestommel achter de deur vandaan komen. Hij pakte de krant op.

[pagina 101]
[p. 101]

‘Kom binnen,’ zei Martijn en Thomas zag nog net het laatste stuk van een matras in de keuken verdwijnen.

‘Ik kom wel ongelegen,’ constateerde Thomas.

‘Een beetje wel,’ zei Martijn en ze gaven elkaar toch maar een kus.

‘God,’ dacht Thomas, ‘wat heeft die jongen grote voeten.’

Martijn voelde z'n vader kijken en schoot schoenen aan waardoor het nog opvallender werd hoeveel te kort de pijpen van z'n pyjama wel waren.

‘Ga zitten,’ zei Martijn terwijl hij de stoel leegmaakte, ‘ik ben zo klaar, dan maak ik koffie.’

‘Martje,’ vroeg Thomas.

‘Slaapt,’ fluisterde Martijn en Thomas ging geduldig zitten terwijl zijn zoon met een berg kleren naar de keuken verdween, terugkwam, een sok onder het bed vandaan haalde, terugkwam, naar de kast liep en er iets wits uithaalde. Toen Thomas weer alleen was, zag hij dat het zijn onderbroek geweest moest zijn, want die lag toch nog onder het bed.

Nu klonk er onderdrukt gegiechel uit de keuken.

‘Martijn,’ riep Thomas, ‘als ik nu eens even koffie ging drinken en straks terugkwam?’

‘Dat is misschien een goed idee,’ riep Martijn, ‘ik kom je halen,’ en terwijl Thomas de trap weer afliep hoorde hij een meisjesstem zeggen: ‘Dat kun je toch niet maken.’

Het was één uur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken