Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
X-Y-Z der muziek (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van X-Y-Z der muziek
Afbeelding van X-Y-Z der muziekToon afbeelding van titelpagina van X-Y-Z der muziek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.07 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

X-Y-Z der muziek

(1936)–Casper Höweler–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Gregoriaansch]

Gregoriaansch. De middeleeuwsche traditie schreef den rijkdom aan liturgische melodiën van de R.K. Kerk toe aan Paus Gregorius I, bijgenaamd den Grooten, en eerst de nuchterespeurzin van den twintigste eeuwschen musicoloog Idelsohn vond het verband van deze muziek met den ouden Joodschen synagogalen cultus. Vooral in zijn sobere recieten van bijbelwoorden is de afkomst van het Gregoriaansch nog te herkennen. Grooter dan de overeenstemming tusschen de liturgische muziek van Katholieken en Joden is echter het verschil: de Oostersch extatische, uitbundige melismen verstilden zich in de Middeleeuwen tot liefelijke, rustige zangen. Hooren wij Westerlingen zelfs in Joodsche lofzangen een Oud-Testamentische somberheid, in Gregoriaansche boetezangen klinkt toch nog de rust en troost van een eeuwig heilsverschiet.

Evenals bij de Joden leverde het Psalter* aan de eerste Christenen het hoofdbestanddeel van het liturgisch gezang en wel in vertaling: tot in de derde eeuw Grieksch, daarna Latijn, dat sindsdien de officieele taal der R.K. Kerk bleef. Van gelijke waarde als de psalmen waren ook zekere lyrische gedeelten uit andere boeken

[pagina 328]
[p. 328]

van het Oude en Nieuwe Testament. Zoo bevat het oudst bekende liturgische gezangboek, de vijfde eeuwsche codex Alexandrinus uit het Britsch museum, behalve de 150 psalmen o.a. de lofzangen vanMiriam, Maria en Simeon. Van het begin af werden ook niet-bijbelsche lofzangen in den eeredienst gezongen. Wel verzette het concilie van Laodicea (vierde eeuw) zich tegen deze ‘Psalmi idiotici’, doch latere Kerkvergaderingen stonden een gepast gebruik van niet-bijbelsche zangen toe. Hiertoe behooren o.a. het Gloria der Mis* (behalve de inzet) en de Hymnen. Eerst de vrijmaking van de Kerk onder Constantijn den Grooten door het edict van Milaan (313) maakte het mogelijk, dat de cultus zich rijker ontplooide. Het liturgisch gezang van dien tijd is het prototype geweest, waaruit in de vierde tot zevende eeuw zich de verschillende vormen van het Gregoriaansch ontwikkelden. Een reeks van Pausen, vooral echter Gregorius I (590-604), heeft dezen liturgischen muziekschat geordend. Met groote kennis van zaken zijn toepasselijke bijbelteksten, vooral uit de psalmen, gekozen, die betrekking hebben op het liturgisch gebeuren van bepaalde dagen van het kerkelijk jaar, dat vooral bij de voornaamste cultushandeling der R.K. Kerk, het Misoffer, tot uitdrukking komt. Het Requiem*, dat onafhankelijk is van het kerkelijk jaar, heefteigen teksten en melodieën. Met welk een beheersching van de materie, hoe fijn van gevoel hebben de samenstellers van de liturgie steeds weer de meest toepasselijke teksten gekozen. Hiervan slechts een enkel voorbeeld. In de Mis van Palmzondag (Tractus) benutte men de overeenkomst van Christus' klacht aan het kruis ‘Mijn God, waarom

[pagina 329]
[p. 329]

hebt Gij mij verlaten’ met den gelijkluidenden aanhef van psalm 21 (volgens de nummering der Protestanten psalm 22). En zou de blijdschap van den Paaschzondag beter tot haar recht kunnen komen, dan door psalm 117:24 en 1 (Prot. 118): ‘Haec dies quam fecit Dominus’ (Dit is de dag, dien de Heer heeft gemaakt) en ‘Confitemini Domino, quoniam bonus’ (Looft den Heer, want Hij is goed)?

Het Gregoriaansch geeft zuiver melodisch alle edele roerselen van de menschelijke ziel, weer. Men behoeft niet vertrouwd te zijn met het ingewikkelde toonstelsel, dat aan deze zangen ten grondslag ligt, om de verheven schoonheid en diepe godsvrucht van deze melodieën te ondergaan. Gekrakeel over notenwaarden, uiteenloopende opvattingen over de voordracht kunnen de belijdende schoonheid ervan niet aantasten. Ingetogen gemoederen zullen bij voorkeur luisteren naar den ‘der Welt abhanden gekommen’ zang der Benedictijnen, die een voorproef geeft van hemelsche rust en gelukzaligheid (H.M.V. W 1115/26). Menschelijker en persoonlijker is de voordracht door het kerkkoor van de Stedelijke Muziekschool van Dortmund onder leiding van Pater Romuald Peffer O.S.B. (Pol. 95251, 90054). Een zich uitzingen van hart tot hart is het ideaal van Dr. Eliseus Bruning O.F.M. met het Fraterskoor van het Minderbroedersklooster te Venray (Col. DHX 6/9).

Geen andere muziek heeft met zoo sobere middelen zulk een rijk gevoelsspectrum geopenbaard. Het onwennig oor zal deze fijne schakeeringen amper onderscheiden. Wie zich echter met liefde en begrip aan deze zangen wijdt, ontdekt steeds weer nieuwe schoonheden. Wij geven hier

[pagina 330]
[p. 330]

een kleine bloemlezing voor hen, die het Gregoriaansch niet kennen. Uit het Requiem treffen de rustige, ernstige beginzang en de zeer innige melodie van ‘In Paradisum’, een echo uit den hof van Eden (Col. DHX 9). De zangen tijdens de Kruisontblooting en Kruisvereering op Goeden-Vrijdag vervullen ons met stil ontzag, het ‘Alleluja’ van den Paaschnacht laat een verheven blijdschap over ons komen (Pol. 95251). De ‘Missa de Angelis’ verwerkelijkt het gebod ‘Weest gelijk de kinderkens’ na te leven (Pol. 90054). Een opgewekt geloof klinkt uit het derde ‘Credo’ (Pol 90055). Milde extase en ootmoedig vertrouwen weerspiegelt het ‘Kyrie lux et origo’ (H.M.V. W 1115). Een zingend ingaan tot Gods Heerlijkheid maakt het ‘Urbs Jerusalem beata’ mogelijk (H.M.V. W 1126).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Eliseus Bruning

  • Emiel Hullebroeck

  • C. Poustochkine