Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
X-Y-Z der muziek (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van X-Y-Z der muziek
Afbeelding van X-Y-Z der muziekToon afbeelding van titelpagina van X-Y-Z der muziek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.07 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

X-Y-Z der muziek

(1936)–Casper Höweler–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

P.

[Paganini, Nicolò]

Paganini, Nicolò (27 Oct. 1782- 27 Mei 1840). Deze ziekelijke Genueesche volksjongen werd sedert zijn zesde jaar door zijn vader hardhandig gedwongen, overmatig viool te studeeren; hij kreeg o.a. les van Alessandro Rolla. Toch moet hij eigenlijk als autodidact beschouwd worden, daar hij spoedig den door Tartini en Viotti gebaanden weg verliet en zich een eigen techniek schiep, met ongekende moeilijkheden; sommige van zijn stukken zijn thans nog onspeelbaar. In 1798 ontvluchtte hij de strengheid van zijn vader; hij zwierf eenige jaren. Reeds toen kwam hij telkens in moeilijkheden door zijn liefdesavonturen en zijn hartstocht voor hazard. In Livorno verspeelde hij zelfs zijn viool. Een rijke bewonderaar schonk hem toen een prachtig instrument van Giuseppe Guarneri (del Gesù), dat hij tot zijn dood bespeelde. Hij vermaakte het aan zijn vaderstad onder voorwaarde, dat het niet meer gebruikt mocht worden. Over zijn leven in de jaren 1800-1805 is niets bekend. Wel heeft Paganini in een open brief aan Fétis beweerd, dat hij toen reeds als dirigent aan het hof te Lucca werkte, doch dit is onjuist gebleken. Op deze onwaarheid grondde Paganini zijn tegenspraak, dat hij in de gevangenis zou hebben gezeten. In Lucca, waar hij in 1805 werd aangesteld, was hij minnaar van de vorstin, Maria Elisa Bacciocchi; hij bleef er tot 1808. Daarna aanvaardde hij geen vaste aan- stelling meer; zijn benoeming tot kamervirtuoos van den Oostenrijkschen keizer (1828) was een eeretitel. Met zijn concerten door geheel Europa verwierf hij zich een enorm vermogen. Zijn door hem verafgoden zoon Achille, vrucht van zijn verhouding met de zangeres Antonia Bianchi, erfde ±1 millioen gulden. Hoewel Paganini ziekelijk gierig was, deed hij voor een deugniet van een neef wat hij kon, en speelde hij herhaaldelijk op weldadigheidsconcerten. Het geschenk aan Berlioz* is een mystificatie gebleken. Hij stierf aan keeltering en werd begraven te Parma.

Paganini's wonderlijk uiterlijk en zijn verbluffende techniek, als ook het effectbejag bij zijn optreden schiepen tal van legenden, o.a. dat hij met den duivel heulde. Hij had echter door zijn lichaamsbouw een ongewonen voorsprong. De bewondering van Schumann, Chopin* en Liszt* bewijzen, dat hij ook een groot kunstenaar was. Uit zijn composities blijkt dit o.a. in de ‘24 capricci per violino solo’ opus 1; o.a. de 20ste en 24ste zijn kleinooden (resp. H.M.V. DB 1375 en 2218). Prachtig is ook de ‘Maestoso suonata sentimentale’ voor viool en orkest, met variaties op Haydn's ‘Gott erhalte Franz den Kaiser’. Het eerste vioolconcert, opus 6, is een mengsel van uiterlijke virtuositeit van de hoogste orde en pakkende melodische vondsten. Tegenwoordig speelt men het in D

[pagina *41]
[p. *41]
Negro spirituals

illustratie
De Fisk Jubilee Singers van 1875.




illustratie
De bas Paul Robeson.


[pagina *42]
[p. *42]
Opera I

illustratie
‘Carmen’ van Bizet; Don José dreigt Carmen (slottooneel).


[pagina 565]
[p. 565]

groot, maar Paganini liet het in Es klinken, door hier zijn instrument een halven toon hooger te stemmen. Aan het slot van het eerste deel, dat een zeer melodieus tweede thema heeft, verbluft het samengaan van flageolet en pizzicato. Het Adagio is bedoeld als het gebed van een gevangene om bevrijding en bestaat uit een duet tusschen één snaar en de drie overige. In het Rondo, met zijn prachtig thema, zijn ‘duivelsche’ dubbelgrepen voor flageolet en eigenaardige staccati. Het tweede concert in bes klein opus 7 heeft als eerste deel een technische heksensabbath. Het Adagio is eenvoudig en zangerig. De finale, een Rondo à la clochette, werd door Liszt voor piano bewerkt: de beroemde ‘Campanella’. De drie overige concerten zijn weinig belangwekkend. ‘Moto perpetuo’ opus 11 is een onovertroffen streekstudie. ‘Le Streghe’ (de heksen) opus 8geeft bravoure-variaties op een thema uit het ballet ‘Le nozze di Benevento’ van Süszmayer. Paganini's techniek leert men het best kennen uit de 60 variaties op het Genueesche volkslied ‘Barucaba’, opus 14.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Eliseus Bruning

  • Emiel Hullebroeck

  • C. Poustochkine