Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
X-Y-Z der muziek (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van X-Y-Z der muziek
Afbeelding van X-Y-Z der muziekToon afbeelding van titelpagina van X-Y-Z der muziek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.07 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

X-Y-Z der muziek

(1936)–Casper Höweler–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Palestrina, Giovanni Pierluigi]

Palestrina, Giovanni Pierluigi (1525 - 2 Febr. 1594). Zijn familienaam was Pierluigi, doch men noemt hem steeds naar zijn geboorteplaats. Als koorknaap aan de S. Maria Maggiore te Rome (1537-42) had hij van verschillende beroemde componisten les. Zijn eerste betrekking was die van organist en kapelmeester aan de kathedraal van zijn vaderstad (1544-51), daarna werd hij zangleeraar en dirigent van het knapenkoor der Cappella Julia van de St. Pieter te Rome. Paus Julius III, aan wien Palestrina zijn eerste ge-

[pagina 566]
[p. 566]

drukte werk (een boek Missen) opdroeg, besefte het genie van den jongen meester en stelde hem aan als zanger van de Sixtijnsche kapel, om hem meer tijd voor componeeren te geven (1555). Deze benoeming was een afwijking van de gewoonte. Palestrina had geen kerkelijke wijding, zooals de meeste andere zangers, hij was zelfs gehuwd (sinds 1547; in 1580 stierf zijn eerste vrouw, een jaar later hertrouwde hij). Enkele maanden na Palestrina's benoeming stierf Julius III; diens opvolger, Marcellus II, was reeds als kardinaal een bewonderaar van Palestrina en maakte geen bezwaar tegen zijn lidmaatschap van de kapel. Hij regeerde slechts drie weken (Palestrina componeerde tot zijn nagedachtenis de beroemde Missa Papae Marcelli); Paus Paul IV ontsloeg Palestrina en twee andere getrouwde zangers; hij gaf hun een klein pensioen. Daar een en ander waarschijnlijk ook met intriges samen hing, werd Palestrina ernstig ziek. Na zijn herstel kreeg hij het ambt van kapelmeester aan de S. Giovanni in Laterano, acht maanden na zijn intrede in de Sixtijnsche kapel. Voor de St. Jan componeerde hij de ‘Improperia’ (z.o.), die zulk een indruk maakten, dat Paus Pius IV dit werk voor de Sixtijnsche kapel verlangde; sinds dien wordt het elk jaar op Goeden Vrijdag aldaar uitgevoerd. In 1561 verzocht Palestrina verhooging van zijn salaris; toen hem dit geweigerd werd, nam hij ontslagen accepteerde hij den post van kapelmeester aan de S. Maria Maggiore, dien hij tot 1571 vervulde. Het Concilie van Trente (1545-'63), dat zich bezig hield met de verwereldlijking van de kerkmuziek, verklaarde de muziek van Palestrina voorbeeldig; dit had tot gevolg, dat hij tot ‘Maestro compositore’ van

[pagina 567]
[p. 567]

de pauselijke kapel werd benoemd, een eereambt voor deze gelegenheid ingesteld. Toen in 1571, door den dood van Animuccia, het ambt van kapelmeester der St. Pieter weer vrij kwam, werd dit voor den tweeden keer aan Palestrina toevertrouwd, waarna deze het tot zijn dood bekleedde. In 1585 wenschte Paus Sixtus V Palestrina aan te stellen tot kapelmeester van de Sixtijnsche kapel; de zangers weigerden echter onder een leek te staan. Van Palestrina's talrijke nevenambten noemen wij slechts, dat hij ook componeerde voor het oratorio van Filippo Neri (zie oratorium). Vroeger dacht men, dat Palestrina het voorbereidend werk heeft gedaan voor de zgn. Editio Medicaeavan het Gregoriaansche Graduale; wel heeft hij zich hiermee bezig gehouden, doch de genoemde uitgave berust niet op zijn authentiek manuscript. Palestrina is de grootmeester van de Mis. Van zijn 93 Missen zijn er meer dan 70 gecomponeerd op Gregoriaansche melodieën als cantusfirmus*. Sommigen daarvan laten het Gregoriaansch*en de polyphonie afwisselen; men kan hiervan een indruk krijgen door het aldus behandelde ‘Nunc dimittis’ (de lofzang van Simeon, Lucas 2:29-32), waarvan een prachtige gramofoon-opname bestaat, die ook een primitiever zetting door een anoniem meester geeft (Col. 5711). Deze plaat vertegenwoordigt de drie belangrijkste phasen van de middeleeuwsche kerkmuziek: het Gregoriaansch, de meerstemmigheid van voor de periode der Nederlanders op haar best, en de Palestrina-stijl, eindresultaat van de periode der Nederlanders. Volgens ons persoonlijk oordeel is het Gregoriaansch een eenvoudig schoone belijdenis, de nog zeer bescheiden meerstemmigheid als

[pagina 568]
[p. 568]

van den anoniemen meester accentueert het extatische, terwijl in den Palestrina-stijl het belijdende opgelost is in den mystieken klank. Wat het laatste betreft geeft de genoemde plaat niet geheel den juisten indruk, daar het motet gezongen werd door vrouwen en mannen, inplaats van door jongens en mannen. Den echten, zwevenden, onwerkelijken klank hoort men in een opname van de Missa Papae Marcelli door het koor van de Westminster (H.M.V. C 1473/6). Dit werk geeft tevens een voorbeeld, hoe Palestrina de verschillende stijlen van zijn voorgangers en tijdgenooten tot een synthese maakte: tusschen de homophonie van het Credo en den tripelcanon van het tweede Agnus Dei allerlei wijzen van vrij contrapunt. Als kunstwerk is ons echter de minder beroemde Mis ‘Assumpta est Maria’ (Band XXIII van de Gesamtausgabe) nog liever. Van Palestrina's motetten staan aan de spits de ‘Improperia’, de ‘klachten’, die Jezus aan het kruis tot zijn volk richtte: ‘Popule meus, quid feci tibi?’ (Mijn volk, wat heb Ik U gedaan?), zangen tijdens de Kruisvereering op Goeden Vrijdag (zie Gregoriaansch); de zetting van Palestrina is homophoon. Grootsch eenvoudig is ook het ‘Stabat Mater*’. Beroemd zijn voorts de negen en twintig motetten op teksten uit het Hooglied van Salomo (Canticum canticorum); hoewel het ons eerst vreemd aandoet, dezen liefdes-dialoog voor vijfstemmig koor te hooren, komt men toch onder den ban van dit gelukzalig verlangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Eliseus Bruning

  • Emiel Hullebroeck

  • C. Poustochkine