behandelingen in, waarbij men zich de vraag kan stellen of het beter is zó nog te zijn of niet meer te zijn. En alsof dit niet genoeg was drijven over dit alles nog dreigende wolken met opschriften als: concentratiekampen, hersenspoeling, atoombomellende en andere.
Ik begin nu helemaal ervan overtuigd te worden dat dit stukje er niet toe kan bijdragen een feestelijke stemming op peil te houden. Maar misschien kan ik ten halve keren, door er aan te herinneren dat er toch zonder twijfel een uitweg is. Want laten we toch vooral niet vergeten dat door dit alles heen het innerlijke van de mens precies hetzelfde is gebleven. Toen deze onderneming nog in de kinderschoenen stond, ja zelfs vele eeuwen hiervoor, waren er mensen die evenals nu liefhadden en als ze meenden dat het nodig was ook haatten. Er werden altijd beestachtigheden begaan, maar ook altijd waren er innerlijke rust en zelfs geluk brengende uitingen van de menselijke geest. De mens was altijd ontroerd door een langgesteelde roos in een slanke vaas, door een vogelzang in het late avonduur, door een van geluk stralend vrouwengelaat. Kleine kleurrijke hummels spelen ook nu nog hun spelletjes in een zandhoop zoals ze altijd deden en er is ook vertedering als in de singel voor mijn huis een eendje trots voorbij glijdt met daarachter een achttal kleine gele dotjes.
Ook in deze tijd snakt het mensenhart nog naar iets moois, naar iets goeds; laten we het maar naïevelijk geluk noemen, maar terwijl de mens dezelfde is gebleven heeft hij het zich door het steeds waanzinniger opjagen van het tempo bijna onmogelijk gemaakt om van vele, dikwijls simpele en ongecompliceerde dingen te genieten.
Als we het zo willen zien, weten we tenminste waar de vijand ligt, tegen wie we vechten - een gevecht waarbij we desnoods te gronde moeten gaan, wat toch nog beter zal zijn dan zo door te gaan en ons te laten beroven van alles, dat aan het ware mensenleven waarde kan geven.
e.h. hermans sr.