Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

Met de rug naar de koetsier

Toen ik eens in een artikel het verslag van de gesprekken die Goethe en Eckermann tussen 1823 en 1832 gevoerd hebben, Goethes Gespräche mit Eckermann had genoemd, merkte een collega op, dat sommige mensen eer van Eckermanns Gespräche mit Goethe zullen willen spreken. De onderscheiding is subtiel, maar of zijn inderdaad hout snijdt weet ik niet. Waarschijnlijk heeft het toeval, dat ik het beroemde werk in de Grossherzog Wilhelm Ernst Ausgabe van de Insel Verlag bezit, waarin het als Goethes Gespräche m. E. wordt betiteld, ervoor gezorgd, dat het hier onder die zelfde benaming ten tonele verscheen, terwijl de oorspronkelijke titel Gespräche mit Goethe in den letzten Jaren seines Lebens luidde. In het ene geval valt het accent op Goethe als de voornaamste auteur; in het andere kan men inderdaad uit de titel aflezen, dat Ekkermann degene is die de gesprekken genoteerd heeft. In beide versies draait echter alles om een en dezelfde persoon: de oude heer die zo goed was zich met zijn bescheiden bezoeker voor langere tijd in te laten; de grote man die er prijs op stelde, dat zijn beeld juist dank zij deze bezoeker voor het nageslacht bewaard zou blijven. De bezorger van de Inseluitgave heeft zich vermoedelijk op het standpunt gesteld, dat het standbeeld, in dit boek voor Goethe opgericht, zowel wat makelij als substantie betreft voornamelijk van hemzelf stamt. Een standpunt dat men tot op zekere hoogte moeilijk kan bestrijden.

Zoals men weet, heeft Nietzsche deze gesprekken het mooiste boek uit de Duitse taal genoemd - hetgeen op zijn minst overdreven is. Maar een eerste lectuur ervan kan ongelooflijk boeien. Wie van het gymnasium komt, heeft in den regel van Goethe niet veel meer dan een paar stukken uit Werther of de Iphigenie gelezen benevens de onvermijdelijke Hermann und Dorothea (als triviale scholier zal hij niet licht de uitdrukking ‘das flinke Mädchen’ kunnen vergeten). Voor de rest neigt hij er al gauw toe de mening van Marsman te delen: Goethe, dat is een standbeeld. Krijgt hij nu per ongeluk

[pagina 61]
[p. 61]

- want anders dan onopzettelijk kan ik het me niet voorstellen - eens het boek van Eckermann in handen, dan zal hij gaan ontdekken, dat het standbeeld leeft. Hij weet, neem ik aan, dan nog niets van de kanselier von Müller of Riemer of Frédéric Soret af. Met die laatste zal hij intussen ook via Eckermann kennismaken, zij het ook in de eckermannse versie. Voorlopig is Goethe voor hem uitsluitend via Eckermann aan het woord, en men mag het stellen zoals men wil, maar een volhardender, een onafgeleider, een systematischer oor zal hij, om toegang tot Goethes gedachtenwereld te vinden, zich moeilijk kunnen verschaffen. Het is waar: hij zal zich vaak niet aan de indruk kunnen onttrekken, dat hij bij de rondgang door dit gebied nogal sterk op de gids aangewezen is, en voor geval hem zulks hindert, weerhoudt hem niets zijn onderzoekingen op eigen hand voort te zetten. De aanvankelijk onverschillige raakt zijns ondanks immers snel geboeid. Het is bij voorbeeld al prettig, als je weleens van die fameuze uitspraak, dat alle gedichten gelegenheidsgedichten zijn, hebt gehoord, haar in de context, onder het hoofdje 18 september 1823, tegen te komen. Later, veel later, zul je bemerken, dat als Goethe zegt: ‘Von Gedichten, aus der Luft gegriffen, halte ich nichts,’ hij niet alleen gedichten op het oog heeft, maar allerlei beeldende uitingen. Je zou het woord, zo je daar behoefte aan mocht hebben, zelfs als argument tegen de abstracte kunst kunnen gebruiken.

Toch kan ik me moeilijk voorstellen, dat er mensen zijn die Eckermann steeds herlezen. Hiermee bedoel ik niet me de ironie van Heine ten aanzien van Goethes ‘famulus’ eigen te maken. Heine mocht Goethe niet, zoveel te minder nog diens spreekbuis. Maar er heerst in deze gesprekken - dat zal toch geen lezer kunnen ontgaan - een merkwaardige monotonie. Kent men eenmaal Müller en Riemer en heeft men, Goethe-lezer geworden zijnde, het geluk het smalle deeltje Soret in de oorspronkelijke Franse tekst in handen te krijgen, dan begrijpt men, dat Eckermanns Goethe, de mens Goethe, nauwelijks bestaan heeft. Toon, gebaar, optreden, zij zijn honderdmaal zo gevarieerd geweest als de manier waarop de arme huisleraar die, na een keer door de grote man ontvangen

[pagina 62]
[p. 62]

te zijn, besloot voortaan zijn leven aan hem te wijden, ze in zijn Gesprekken weergaf. Dit treedt vooral aan het licht, als wij de oorspronkelijke Soret met de bewerking van Eckermann vergelijken. Soret was een man van formaat, niet alleen intellectueel en maatschappelijk, maar ook van karakter. Toen Goethe, met wie hij jarenlang op zoiets als voet van gelijkheid omging, gestorven was, bood hij grootmoedig Eckermann zijn eigen aantekeningen aan om die te gebruiken. Men moet zien, wat die ervan maakt! Op 22 en 23 februari is Goethe zwaar ziek. Soret noteert: ‘Il disait ce matin encore: “Je suis perdu”; à midi, il s'est écrié: “Je suis sauvé”; et le soir: “Tout va bien”.’ Bij Eckermann wordt dit: ‘Noch diesen Morgen äusserte er, dass er sich für verloren halte; später, mittags, schöpfte er Hoffnung, dass er es überwinden werde; und wieder abends etc.’ Een paar maanden later onderhoudt Goethe zich met Soret over de wetten der optiek, waarbij hij de kleuren als modificaties van het licht omschrijft. Terwijl de oude heer spreekt, laat Soret, die als geschoold natuurkundige hem waarschijnlijk allang begrepen had, de woorden over zich heen gaan en neemt de gelegenheid te baat de ogen van Goethe zelf te bewonderen. Hij beschrijft de schakeringen van de iris en vermeldt precies de contrasten tussen rand, netvlies en pupil. Een prachtige passage die zelfs Boswell, wie ook geen detail van zijn held, Doctor Johnson, ontging, hem niet zou kunnen verbeteren. Maar Eckermann laat in zijn bewerking die wonderlijk abrupte overgang tussen getheoretiseer en dadelijke aanschouwing volkomen eigenmachtig weg.

Bescheiden hebben wij zojuist de man genoemd, en bescheiden moet hij in zekere zin wel geweest zijn: anders had hij zijn eigen literaire carrière - of liever: het idee dat hij zich van die carrière maakte - niet zo radicaal opgeofferd met het doel het nageslacht een zo volledig mogelijk portret van de hem overschaduwende titan te geven. Er kwam, wat aanzien en produktiviteit aangaat, van zijn eigen leven niet zo heel veel terecht. Maar als men het verhaal van zijn eigen curriculum vitae leest, hoe hij als zoon van een marskramer ter wereld kwam, na de lagere school een gemeentebaantje

[pagina 63]
[p. 63]

kreeg, bij het uitbreken van de oorlog dienst neemt, op het slagveld een zenuwaandoening oploopt, schilder wil worden en als zodanig mislukt, dichter wil worden en het niet veel verder dan tot epigoon brengt, als volwassene - en zonder resultaat - het gymnasium bezoekt, en ten slotte het besluit neemt zich bij de grote man in Weimar te gaan aanmelden, een besluit dat beslissend was voor alles wat hij verder zou gaan doen - dan moet men er bewondering voor hebben, dat zo iemand die toch waarlijk niet rijkbedeeld was, een geboren schaduw, een grauwe geest in een weliswaar niet onknap, maar vrij conventioneel omhulsel, kans heeft gezien een heel volk, en daarmee de wereld, zijn beeld van Goethe op te leggen. Sinds de onderzoekingen van prof. Julius Petersen weten wij, dat heel wat van die gesprekken tamelijk dubieus zijn. Een vergelijking met de andere (fragmentarische) Goethebiografen leert ons, dat zelfs Goethes manier van spreken - de dichter zweeg lang en graag en placht zich bij voorkeur lapidair uit te drukken - ons in het boek van Eckermann verkeerd wordt voorgesteld. Over een vergelijking met dat andere werk dat met hetzelfde oogmerk is ondernomen en van een niet minder maniakale verering getuigt, Boswells Life of Samuel Johnson, zullen wij maar niet spreken. Maar het wonder blijft, dat iemand die, naar het woord van Riemer (die het overigens ook op zichzelf toepaste), ‘in der Kutsche des Lebens auf den Rücksitz’ heeft gezeten, niet alleen de opmerkzaamheid heeft weten te trekken, maar zelfs deze opmerkzaamheid richtte, precies zoals hij het wou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken