Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 199]
[p. 199]

De macht van het kleine

Het is een algemene trek van de menselijke natuur, dat wij, gesteld voor de keus tussen groot en klein, meestal zonder bedenken het eerste kiezen. Dat is niet alleen een kwestie van hebberigheid, het is ook een kwestie van idealisme. Allicht verkiest men een groot boven een klein inkomen, een groot fortuin boven een klein fortuin, maar onze bewondering voor een grote daad is van alle zelfzucht gespeend, en de reden waarom wij een groot man boven de anderen stellen, heeft niets te maken met eigenbelang of voordeel. Het grote schijnt ons nu eenmaal meer voldoening te schenken dan het kleine. Wij vinden Parijs onder meer prachtig, omdat die stad zo groot is. Van Salzburg, dat in schoonheid zeker niet voor Parijs onderdoet, nemen wij een veel geringere indruk mee. Zo hangt het overwicht van iemand vaak af van het aantal centimeters dat hij telt. ‘Meiregen, maak dat ik groter word,’ luidt het bekende liedje; want: ‘groot worden wens ik zozeer.’

Die algemene trek wordt evenwel soms doorkruist door tendenties die in andere richtingen gaan: een neiging tot het intieme, een voorkeur voor bondigheid, de behoefte om iets van zijn eigen maat te hebben, de drang om iets snel te kunnen overzien. Uiteraard zullen factoren als ras en nationaliteit, karakter en aanleg hierin sterk meespreken. Ik herinner me uit The Anatomy of Melancholy een zinnetje, dat in dit opzicht voorbeeldig is. ‘Cotta bellus quiaparvus,’ staat er: Cotta is een knappe kerel, want hij is klein. Het zinnetje was aan een Romeinse grammaticus ontleend - aan een Latijn dus, en Latijnen zijn, zoals men weet, niet bijzonder rijzig. Toen de jonge Frank Thiess bij de chef-redacteur van het Berliner Tageblatt zijn opwachting maakte, vroeg deze hem, wat hij met meest in de stukken van Auburtin - een der bekendste feuilletonisten uit die tijd - bewonderde, en toen Thiess over geest, eruditie en veelzijdigheid begon te spreken, viel de ander hem in de rede met de woorden: ‘U moet zeggen: de kortheid’. De geringe lengte van Auburtins arti-

[pagina 200]
[p. 200]

kelen pleitte dus klaarblijkelijk in zijn voordeel, evenals de beknopte statuur van Cotta dat deed.

De Engelse kunstcriticus Herbert Read heeft eens in een essay van zijn afkeer van de ‘Grand Manner’ getuigd en zich daarbij op de bekende theorie van Adalbert Stifter beroepen, die men in diens inleiding tot Bunte Steine kan vinden. Bij Stifter betekent het kleine meer dan alleen maar voorwerp van een esthetische voorkeur: het is de drager van een levensleer, het drukt een filosofie uit. Wat is groot? wat is klein? vraagt Stifter. De bliksem vinden wij groot, en zo ook de storm, de aardbeving en de vulkaan. Maar zijn zij wel groot? Zijn zij niet de incidentele werkingen van een eenzijdige kracht? De werkingen gaan voorbij, en de resultaten worden spoedig vergeten. Maar de kracht die achter die kracht staat, die ten slotte het lava in de vuurspuwende berg omhoog stuwt, is dezelfde die de melk in het napje van de arme vrouw doet zwellen en overlopen - zij alleen, die algemeen en overal werkzaam is, is groot. Zo is het in de natuur, zo is het ook in de ziel van de mens. Toorn, destructiedrift, de machtige bewegingen van het gemoed zijn op zichzelf niet groot. Maar groot is het kleine: de overal werkzame, alle mensen genegen zijnde, alle mensen behoedende zachte wet, die wil dat ieder geacht, geëerd en onverlet naast de anderen voortbestaat, die wil (de formule kan niet vaak genoeg herhaald) dat ‘elk mens gehoed wordt als een kleinood’.

Zo zal menigeen bij zichzelf kunnen constateren, dat het niet altijd de grootste kunstwerken zijn, die hem trekken. Niet de Staalmeesters of de Nachtwacht houden hem het langst vast, maar de blinde Tobias bij het vuur: het schilderij van Rembrandt, waarop die twee oude mensen, Tobias en Sara, zijn afgebeeld, in afwachting van hun zoon die met de Engel is meegegaan om voor zijn vader het geneesmiddel te halen. Het is een doek, misschien niet groter dan veertig bij achtentwintig centimeter, maar waarin men alles terugvindt, waarop dit leven, dat ook ons leven is, uitloopt: het man en vrouw zijn, het vader en moeder zijn, het oud en moe en tevens het bedrijvig zijn, het geduld, de roerloosheid, de nooit eindigende verwachting. Louter kleine dingen, zal

[pagina 201]
[p. 201]

men zeggen. Maar men onderschatte de kleine dingen niet. Zijn het niet juist de kleine tegenslagen die ons het meest irriteren, en verdragen wij vergelijkenderwijs rampen niet veel gemakkelijker? In een van zijn essays wijst Hazlitt erop, dat een spelletje kaart dat wij verliezen, een zandkorrel in ons oog, een kind dat niet gehoorzaamt, ons buiten onszelf kunnen brengen. Een zware slag daarentegen nemen we gelaten op. ‘Take care of the pence,’ zegt hij elders, ‘and the pounds will take care of themselves.’ En op weer een andere plaats heet het, dat het gemakkelijker is een koninkrijk te verwoesten en zelf vol eigendunk te steken dan een groentestal op te zetten en zijn zaken goed te doen.

De waarheid die Stifter honderd jaar geleden uitsprak, is nog altijd actueel. Nog altijd leven mensen met mensen in kleine ruimten samen: man en vrouw, ouders en kinderen, daar is onze arbeidsgemeenschap, onze ‘Umwelt’. De mens, heeft een historicus eens gezegd, groeit, als mens, slechts in kleine ruimten. Daar pas, zo kunnen wij hieraan toevoegen, leert hij zijn eigen grenzen, zijn eigen maat kennen: een proces dat in een kinderkamer of huiskamer begint en dat in de besloten wooneenheid die wij onze bejaarden ter beschikking stellen, eindigt. Is er een kleinere ruimte denkbaar dan een cel? Toch zijn hieruit de grootste rijken gegroeid, zijn hier de belangrijkste beslissingen genomen, de gewichtigste ontdekkingen gedaan, de oorspronkelijkste gedachten gedacht, de schoonste gedichten geschreven. Hoeveel voorbeelden van dat kleine, van de macht van het kleine, schieten ons niet te binnen! De kleine David die Goliath versloeg. Het kleine Europa, dat de wereld is gaan beheersen. Nietzsches kamertje op Sils-Maria. Einsteins formule van de relativiteitstheorie. Het mooie vers waarin Victor Hugo zijn jonggestorven dochter herdenkt, ‘Demain, dès l'aube’ - niet langer dan drie strofen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken