Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van tegenspraak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van tegenspraak
Afbeelding van De geest van tegenspraakToon afbeelding van titelpagina van De geest van tegenspraak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (20.31 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van tegenspraak

(1968)–G.H.M. van Huet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Een avond met de Sudelbücher

De maatstaf die Marquet een schilderij aanlegde, was deze: of men bij zichzelf de lust bespeurt erin te gaan wonen. Alleen dan zal men haar willen bezitten en hangt men haar aan de muur. Met schrijvers gaat het ons niet anders. Er zijn boeken die ons formeel uitnodigen erin plaats te nemen, werken zo onweerstaanbaar, dat wij onze eigen omstandigheden vergeten, existenties die ons als een tweede, meer waar dan werkelijk bestaan voorkomen. Ik ging deze week met een verkoudheid naar bed, zocht iets te lezen en liet mijn oog vallen op de biografie van Georg Christoph Lichtenberg, die Wolfgang Promies voor Rowohlts Monographien geschreven heeft, en een paar uur later lagen de acht deeltjes Vermischte Schriften om mij heen, die, dank zij de zorgen van Lichtenbergs zonen, een halve eeuw na de dood van de schrijver konden verschijnen.

Niemand zal willen beweren, dat het bestaan van de Göttingse professor bijzonder benijdenswaard geweest is - hij had een bochel, leed aan hypochondrie en schreef, zoals hij het zelf uitdrukte, meer ter voorkoming van de honger (de ‘fames’) dan terwille van de faam - maar er gaat voor de daartoe ontvankelijke zo'n aantrekkingskracht van deze man en zijn werk uit, dat men hem en alwat over hem beschreven is, wel eindeloos zou kunnen zitten lezen. Lichtenberg werd in 1742 geboren. Hij was het achttiende kind van een dorpspredikant, kwam door de onvoorzichtigheid van een kindermeisje ongelukkig te vallen, ging in Göttingen studeren en bleef daar zijn hele leven. Hij doceerde wis- en natuurkunde en gaf een jaarlijkse almanak uit, die hij voor een groot deel met eigen bijdragen vulde. Zijn colleges waren zeer geliefd. Metworst, een ritje met de carrousel en na een namiddag onder het gehoor van de humoristische professor vormden de attracties voor wie de kleine Duitse universiteitsstad als toerist aandeed. Maar Lichtenberg mocht bij zijn studenten hoog staan aangeschreven (vijfhonderd van de 769 in totaal zouden zijn lijkbaar volgen), de burgerij vond hem nogal

[pagina 196]
[p. 196]

vreemd. Hij dronk dan ook meer dan goed voor hem was, sloot zich soms maanden achtereen op, en wat zijn penchant voor het vrouwelijk geslacht betrof, hadden de dienstmeisjes het hem wel aangedaan: hij zocht zijn geliefden bij voorkeur in de nederigste kringen. Eer werd hem niet onthouden, al kwam zij laat. Toen Leiden hem in 1795 een leerstoel aanbood (tegen een wedde van tweeduizend guldens plus vijfhonderd guldens emolumenten) was hij al te ziek om het aanbod te aanvaarden. Bij zijn dood, in 1799, liet hij negen kinderen na. Plus enige tientallen nauwelijks opgemerkte schriften.

Het is eigenlijk ongelooflijk, dat een schrijver van het gehalte van Lichtenberg betrekkelijk onbekend is geblevenhetgeen uit de schaarste van zijn edities al kan blijken. De voorlaatste dateert van 1867. Toch rekende Nietzsche de Ideeen, Maximen und Einfälle, die een extract uit zijn literaire werk vormen, tot de vijf beste boeken in de Duitse taal (tot de andere behoorden ook Eckerman en Der Nachsommer). Was Lichtenberg te geestig voor zijn landgenoten? Gedroeg hij zich te duidelijk anglofiel? Of was zijn achttiende-eeuwse redelijkheid een ingrediënt dat men in positivistischer tijden moeilijk verduwen kon? Mogelijk is ook zijn misvorming hier van betekenis geweest: wie zó zonneklaar aantoont, dat in een gebochelde dwerg een kaarsrechte geest kan schuilen, heeft van een ‘Herrenvolk’ geen toejuichingen te verwachten. En er was inderdaad veel scheefs aan dit leven voor wie rechtzinnig wil zijn: ook in dat opzicht doet Lichtenberg sterk denken aan de twee geesten die hem het meest verwant zijn, Pascal en Kierkegaard. Ziekelijke ‘Stubenhocker’ die hun inzichten langs de experimentele weg verkregen en eerst naar zichzelf keken, alvorens over anderen te oordelen, waren zij alle drie.

Wat tegenwoordig het oeuvre van Lichtenberg heet, is iets wat zijn bestaan dankt aan een bezigheid, bedreven in nachtelijke uren. Lichtenberg had de gewoonte om alles wat hem interesseerde op het papier te brengen. Hij stelde zichzelf voortdurend vragen. Wat is dat, slaap? Wij willen onsterflijk zijn: is het mogelijk, dat wij al eens eerder zijn opgestaan en

[pagina 197]
[p. 197]

het niet meer weten? Hoe komt het, dat opvoeding over het algemeen zo weinig uitricht? Waarom worden de gezichten die een bedeljongen trekt en die ik eerst afstotend vind, ineens aardig, nu ik er een klein meisje om heb zien lachen? Hoe valt het te verklaren, dat het zorgenkastje, dat in geen enkele zielshuishouding ontbreekt, alleen des nachts opengaat? Bestaat er een verschil tussen nog geloven en weer geloven? Waarom ziet een oude man de wereld anders dan een jongeman? Zou er verwantschap te vinden zijn tussen wetenschap en onwetendheid, tussen geloof en ongeloof, tussen mijn dromen en mijn karakter, tussen mijn zinnelijkheid en mijn verstand? Het vragen is op zichzelf al een ontdekken. ‘Lichtenbergs talent,’ zo schrijft zijn biograaf, ‘is eigenlijk zijn oog.’ Het is een oog dat alles ziet en waarachter een geheugen schuilgaat, dat bevolkt is door een menigte mensen: de tien-, de twintig-, de dertigjarige enz. vinden elkaar hier. In die generatie van ego's is een mens nooit alleen. Sceptisch als hij is (‘ik zou de gemiddelde barometerstand in het paradijs weleens willen weten’) voelt Lichtenberg zich toch vertederd, als hij bij Rousseau leest, hoe deze steentjes naar bomen wierp om te weten of hij wel zalig zou worden, en daarbij de dikste uitzocht om toch vooral maar niet te missen. Een spin weeft haar web om vliegen te vangen, voordat zij weet, dat er vliegen op de wereld bestaan - kan ons dat niet helpen, als wij op zoek zijn naar de prima causa? Zijn en niet-zijn staan niet tegenover elkaar; tegenover het niet-zijn staat de hoogste gelukzaligheid, maar zolang het zijn er is, kan ik alleen maar afwachten en mijn plicht doen.

Als moralist (dit woord in de Franse zin genomen: wij zouden nu liever van psycholoog of fenomenoloog spreken) is Lichtenberg bovenal onderhoudend. Maar men vergisse zich niet. Reeds Goethe zei van hem, dat waar hij een grap maakt, een probleem verborgen ligt; en een avond in de Sudelbücher (zoals hij zijn cahiers noemde) lezen, betekent dan ook in het gezelschap van een hoogst nadenkend mens verkeren, die terloops inzichten uitspreekt, waarover anderen dikke boeken schrijven. ‘De mensen denken over de voorvallen van het leven niet zo verschillend als zij erover spreken.’

[pagina 198]
[p. 198]

‘Een driestuiverstuk is altijd beter dan een traan.’ ‘Wie goed zou kunnen imiteren, imiteert niet gauw.’ ‘De gezondste en mooiste mensen laten zich alles welgevallen. Zodra iemand een gebrek heeft, heeft hij een eigen mening.’ Ongetwijfeld putte de man die dit laatste schreef, uit eigen ondervinding. Maar hij keek ook om zich heen. ‘Niets openbaart duidelijker iemands karakter dan een narigheid die hij niet kan hebben.’ Zoals meer mensen die ervan houden eenvoudige dingen te zeggen, was Lichtenberg zijn tijd ver vooruit. Ruim een eeuw voor Freud propageerde hij de studie van dromen: zij geven meer houvast omtrent het karakter dan zelfs het gezicht. Eveneens freudiaans doet deze notitie aan: ‘Mijn lichaam is dat deel van de wereld, dat mijn gedachten vermogen te veranderen.’ En elders lezen wij over een schrikbeeld dat wij tegenwoordig maar al te goed kennen: ‘Vet, dat is geest noch lichaam, maar slechts hetgeen de moede natuur ten slotte maar laat liggen, voor mij zogoed als voor het gras op het kerkhof.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken