Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozemarijntje en Rooie Pier (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier
Afbeelding van Rozemarijntje en Rooie PierToon afbeelding van titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozemarijntje en Rooie Pier

(1947)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VI. ‘Ik doe 't....!’

Woensdag! Vanmiddag vrij van school. Pa misschien al thuis!.... O, Rozemarijntje, die zo keurig netjes, - in de rij, twee aan twee, - de schoolgang door de vrijheid tegemoet ging, kòn het haast niet uithouden. Ze duwde haar voorman, bromde: ‘Vooruit nou, jô!....’

‘Jij daar, Rozemarijntje, kalm aan, hoor.... Of wou je nog liever een kwartiertje bij me blijven?’

Schoolblijven? Nee, nee!.... Nóú schoolblijven, als pa thuis komt?.... En Rozemarijntje trok dadelijk een heel statig gezicht, schuifelde met nette pasjes voorwaarts; o, maar ze trantelde om weg te schieten, en toen ze, dicht bij de schooldeur, haar kans schoon zag, vlóóg ze twee, drie paar rustige kinders voorbij, schoot naar buiten de vrijheid in.

‘Rozem....!’ kwam nog de stem van de juffrouw boos. Rozemarijntje hoorde 't al niet meer, holde weg.

[pagina 27]
[p. 27]

Miep en Tineke riepen haar.

‘Nee, nee!.... Pa is thuis....’

Toen begonnen Miep en Tineke ook maar mee te hollen. En Miep zei: ‘Er is wat lèkkers bij jullie thuis. Ik weet het, maar ik mag niet zeggen wàt....’

‘Lekkers?’.... Rozemarijntje bleef even stilstaan.

‘Ja, je moeder heeft het gisteren al bij ons besteld.’

‘Taartjes?.... Appelbollen?’

‘Nee, hoor,.... ik mag niet zeggen wàt....’

En toen vond Tineke zomaar een paar mooie bloemen op een stoep: anjers; een rode en een witte. Ze waren misschien van een bloemenkar gevallen; misschien had de man ze weggegooid, omdat ze niet mooi meer waren.

‘Jij er ook een hebben?’ vroeg Tineke.

‘Ja,’ zei Rozemarijntje. Ze kreeg de rode.

En verder holden ze samen weer.

En door de Lange-Jorisstraat kwamen ze.

En de mooie meneer in het winkelportiekje van baas Tate stond er weer, met zijn dom lachende gezicht en zijn stijf uitgestoken hand.

En in Rozemarijntje sprong een wilde vrolijkheid opeens weer los.

‘Zal ik hem de bloem geven? In zijn hand?.... Ja, ik doe 't!’

En ze stapte het portiekje al binnen.... ‘Als 't u blieft, rare meneer; voor uw verjaardag!’

Ze duwde de anjer tussen zijn stijve glim-vingers; - de bloem gleed er uit.

‘Zal ik hem op uw jàs steken, rare meneer?’

En ze stond al hoog op haar tenen, om de bloem netjes in het knoopsgat van zijn revers te prikken, waar meneren altijd bloemen dragen; - en Miep en Tineke dansten van de pret; - en Tineke zei nog: ‘Meid, pas toch op!’ - en vanuit de winkel, tussen twee geel-katoenen hemdjes door, gluurden een paar vinnig-zwarte ogen naar buiten.... Och, wie zou ze zien?

Rozemarijntje reikte, en reikte.... Haar ene hand duwde

[pagina 28]
[p. 28]

tegen de meneer zijn buik; haar andere hand probeerde de half-slappe steel door 't stijve knoopsgat te duwen.

't Lukte niet; en 't moest tòch.

Die meneer was ook zo lang en zo stijf.

Maar Rozemarijntje greep met haar ene hand zijn revers vast, trok zijn lange, stijve lijf een beetje, een héél klein beetje maar, voorover; - duwde met haar andere hand de onwillige steel door het kleine rondje van het knoopsgat..... Ja, ja, 't ging!.... Nòg een klein, kléin beetje voorovertrekken.... Ja, ja, de steel stak al naar binnen....

Krr..rr..ak!.... zei opeens die meneer.... Krr..ak!

En hij zakte met zijn lange, stijve bovenlijf zomaar over Rozemarijntje heen, zijn uitgestoken arm vooruit, alsof hij haar omhelzen wou; - en de mooie anjer, even in het knoopsgat geprikt, bungelde tegen Rozemarijntjes neus....

‘N.... n.... nee!’ schrok ze hevig.... ‘Néé!’

Ze duwde hem angstig terug; maar hij was zo zwaar; en hij viel toch weer over haar heen.

Ze wilde weglopen; maar dàn viel hij helemáál om; - zij hield hèm vast, maar hij hield háár ook vast.... O, en zijn hoofd, zijn akelig rare, glimmende hoofd zakte op haar schouder, en de mooie hoge hoed rolde af, het portiek uit, de straat op....

‘O, o.... help!’ riep Rozemarijntje.

‘O, pas op,.... pas op!’ riepen de vriendinnen....

‘Kom, kom, Rozemarijntje.... o, meid, kom toch!’ En ze holden er van door.

Tóén, - toen rinkinkelde nijdig het winkelschelletje, de deur vlóóg open.... ‘Kwaje deern, ik.... ik....!’

Tóén, - toen verloor Rozemarijntje al haar moed: ze gaf die mooie meneer, in haar angst, een hevige duw tegen zijn borst, met bêi haar vuisten tegelijk.... ‘Weg, wèg!’.... hij veerde op, en vóór hij weer vooroverknakte, schoot Rozemarijntje van onder hem uit, de straat op....

O,.... een bons achter haar: de mooie meneer was neergesmakt.

Over haar schouder, vliegensvlug nog even, kéék ze....

[pagina 29]
[p. 29]

Daar lag hij, languit, zijn glimmende hoofd op de stoep. Een puntje, van zijn pink gebroken, huppelde over de straatstenen;.... o, en verschrikkelijk!.... het kleine kleermakertje, baas Tate, sprong zomaar over zijn mooie meneer heen, en kwam haar achterna....

‘Blijf staan, kwaje deern!.... Ik zeg je: stilstaan!’ bulderde hij.

Stilstaan?.... O, de angst klopte in haar keel.

En ze vlóóg verder,.... de straat uit, de hoek om, de markt op. Ze zag Miep verdwijnen in de bakkerswinkel, hoorde de deur weer dichtslaan met een smak.... Tineke zag ze nergens meer.... Vooruit, vooruit! Wèg!.... O, want àchter haar! Komt hij daar aan? Haalt hij haar in? - Grijpt hij haar zo dadelijk vast?.... O, o, gauw gauw! De markt over, de haven langs; het lekkere pompje voorbij; het schuitje van Rooie Pier, dat aan de walkant ligt, voorbij.... Weg! wèg!....

 

Opeens?.... Een fluitje.... Een vrolijk-schèl fluitje, uit de verte schuin àchter haar.

Opeens staat Rozemarijntje stil.... Pa!.... Dat is het fluitje van pa!.... Waar komt het vandaan? Waar is pa? Opeens is baas Tate en zijn mooie meneer vergeten, en alle bangheid en schrik valt weg.... Pa! En pa fluit!.... En dat is een afspraakje. Dan moet Rozemarijntje altijd dadelijk terùgfluiten, hetzèlfde fluitje! Ze kàn het nog niet goed, het sist zo tussen haar lippen door: fluiten voor meisjes is heel moeilijk. Maar ze spitst haar lippen al, probeert het.... O, die lippen beven zo van 't harde lopen en van de bangheid. Er komt niets, helemaal niets van 't mooie fluiten terecht: 't wordt maar een beetje bang geblaas.

O, dáár,.... daar is pa; - op het water; op een turfschip. En hij zwaait met zijn mooie zeemanspet.

Ze wil naar hem toe, ze wil dadelijk terugvliegen, hem tegemoet; ze wil fluiten, ze wil roepen, ze wil haar armen hoog omhoog zwaaien, ze wil....

O, máár.... maar baas Tate!

[pagina 30]
[p. 30]

De schrik slaat weer tegen haar aan, houdt haar tegen, maakt, dat ze niet fluiten en niet roepen kàn, maakt haar armen als lood zo zwaar.

Baas Tate?.... Kòmt hij daar het steegje al uit, om de oude haventoren heen? O, en zàl hij dan?.... Nee, nòg niet, nòg niet; maar àls hij komt....!

Arme Rozemarijntje! Daar staat ze. Ze wil weglopen de éne kant uit. Ze wil ook naar haar vader toevliegen de àndere kant uit. O, en ze weet niet, wat ze doen moet. Die schrik, die bangheid bonst nog door haar heen.... Had ze, o hàd ze die akelige meneer toch maar geen bloem op zijn jas geprikt. 't Was ook haar eigen schuld!

Maar opeens schudt ze wild haar hoofd, dat haar roezige krullen dansen.... ‘Ik doe 't!’ En ze vliegt tòch haar vader tegen; ze wáágt het.

Als baas Tate om de hoek komt, zal hij haar grijpen, want dan loopt ze vanzelf in zijn armen: ze moet de toren voorbij.... ‘Ik doe 't tòch!’....

Het turfschip glijdt al langs de kant. Pa, zijn grote, bruine koffer in zijn hand, springt op de wal, zet de koffer neer, opent wijd zijn sterke armen.

Ja?.... o ja?.... Zal het lukken?.... Zal baas Tate nog net niet komen?

Rozemarijntje vliegt....

En ze is al vlakbij.... En ze springt tegen haar vader op, grijpt hem vast met armen en benen, klemt zich zó wild tegen hem aan, dat zijn mooie zeemanspet over de straatstenen rolt....

‘O, o.... pa!’

Nu is ze veilig; nu is ze gered.... Ze voelt pa's armen, zijn grote, sterke zeemansarmen zo vast om haar heen, zijn ruwe wang zo stevig tegen de hare....

Als nu baas Tate komt, - o, dan durft hij lekker toch niks....!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken