Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozemarijntje en Rooie Pier (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier
Afbeelding van Rozemarijntje en Rooie PierToon afbeelding van titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozemarijntje en Rooie Pier

(1947)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

VII. ‘In den raren vogel’

Dat was een vrolijke middag geworden, - die middag met pa.

Ze hadden - met z'n drieën - de zieke Japik bezocht, die, in de schuur in een oude hoededoos met kippengaas er overheen, een beste verpleging had. ‘De kwajen aap’ keek al veel pittiger uit zijn oogjes dan gisteren; - een goed teken.

Ze hadden - met z'n drieën - pa's koffer uitgepakt. Voor Rozemarijntje was er een legdoos uit te voorschijn gekomen, helemaal uit Stockholm.

Ze hadden - met z'n drieën - gelachen om de rare meneer uit het portiekje, die Rozemarijntje maar niet loslaten wou; maar - pa had gezegd: ‘Ah!.... nóú weet ik, waarom je me zo wild aangevlogen ben vanmorgen. Zat er een vijand achter je aan?.... Meisje, meisje, die baas Tate had jou maar eens bij de haren moeten pakken; - ja, ja, en ik zou gezegd hebben: ‘“Heel goed, baas Tate! Neem haar maar mee; zet haar maar ergens in je donkere kelder een poos....”’

Maar - pa's ogen lachten. Rozemarijntje zag dat wel....

‘Hè, pa, ik was toch wel ècht bang, hoor!.... Zo griezelig!’

 

‘We eten straks zo lekker,’ zei Rozemarijntje. ‘En u weet het lekker niet.... En wij weten het samen wel, hè moes?’ Moeder knikte. Moeder had Rozemarijntje in de kelderkast laten kijken; daar stond het lekkers, dat moeder, gisteren al, bij Miep's vader, de bakker, besteld had: een heerlijke vruchtentaart....

‘Die eten we toe, - inplaats van pudding. Maar - niets aan pa verklappen, hoor.’

Pa zei: ‘'t Is aardig, hoor, je arme vader zo nieuwsgierig te maken; maar wacht maar, meisje.... Ik heb nòg een pakje voor je meegebracht, en je moeder en ik weten wat er in zit....’

[pagina 32]
[p. 32]

‘Hè, pa.... wàt?’

‘Nee, dat zeg ik niet.’

‘Zo straks dan, - bij het eten?’

‘Nee, hoor!’

‘Morgen?’

‘Nee!’

‘Hè, pa!.... U fopt me.’

‘Foppen?.... Volstrekt niet. Moes weet het wel.’

Moes knikte, lachte. Maar - ze zei niets.

 

En vlak vóór de heerlijke middagmaaltijd riep moeder Rozemarijntje.... ‘Gauw, zeg, nog een boodschap doen. Ik zie, dat al de uitjes-in-'t-zuur op zijn. En daar houdt pa juist zoveel van. Gauw een flesje halen; - bij vrouw Kraak in 't Teulingstraatje.... Val er niet mee, en hard lopen, hoor.’

‘Ja, moes.’ Rozemarijntje holde al weg.

En ze kwam in het Teulingstraatje, en ze wilde de deur van Rooie Pier's winkeltje al open doen.... Toen zag ze, dat het mooie uithangbord, dat altijd boven de deur aan een ijzeren stang-met-krullen hing, weg was.

En dadelijk vroeg ze, toen ze binnen kwam: ‘O, is uw mooie bord weg?....’ En toen: ‘Ik moet een flesje uitjes-in-'t-zuur halen. Die vindt pa zo lekker. En we eten zo heerlijk vanmiddag.... Ja,.... u mag het wel weten; maar pa niet: taart met vruchten er op....’

Vrouw Kraak lachte.... ‘Zo, zo, kleine deern, zo, zo.... Nou, dàt zal lekker zijn.... Uitjes-in-'t-zuur? Ja, ja, die heb ik wel.... Kijk 'es! Voorzichtig, hoor!.... Laat het flesje niet vallen.’

‘En 't uithangbord?.... Och, die ouwe baas van me is zo'n sloddervos. Ik heb al zo dikwijls gezegd: ‘Pier, je moet die vogel op 't bord eens een vers kleurtje geven, Pier.... Hij wordt zo kaal. Maar doen? Nee, hoor! Hij zei: “Och, mens, 't beest moet ruien.” En nou heb ik zelf de vogel maar opgeknapt met wat rooie menie.... Ga maar even

[pagina 33]
[p. 33]

kijken; - daar staat het bord, in 't voorkamertje. Maar voeten vegen, hoor.’

Rozemarijntje, die dat bord altijd zo mooi vond, wipte al naar binnen. De deur tussen de winkel en het keurige kamertje bleef half open staan.

Het bord stond, tegen een tafelpoot geleund, te drogen. Rozemarijntje hurkte er bij neer. O, zó mooi, zó dichtbij had ze het nog nooit kunnen zien. Nu kon ze ook het aardige versje, dat wat onduidelijk geworden was, beter lezen:

 
‘In den raren vogel’

stond met rode letters bovenaan. Dan kwam een vreemd beest, - zo'n vogel had Rozemarijntje nog nooit gezien, maar mooi was hij: Hij lachte, en hield zijn ene poot in de hoogte. En achter hem, heel ver weg, waren bergen, en een dikke toren.... En daaronder stond met zwarte letters:

 
‘In den raren vogel’
 
Woont de Rooie Pier.
 
Wie wat goeds wil kopen,
 
Komt, en koopt het hier.’

Rin-kin-kel ging het winkelschelletje, een juffrouw kwam boodschappen halen; en de deur was nauwelijks dicht,.... rin-kink, er kwam alwéér iemand binnen.

‘Goeiemorgen, vrouw Kraak, - 'k heb hier de nieuwe zondagse jas van je man; die wou ik hem even passen. Is de baas er in?’

‘Nee, Tate, maar hij komt dadelijk; - wacht maar even.’ Tate?.... Verschrikkelijk! Rozemarijntje schoot al recht, gluurde om de half openstaande deur heen.... Verschrikkelijk ja, hij was het. En keek hij het kamertje in? Zàg hij haar?

Ze drukte zich zover mogelijk achteruit tegen de tafel aan, hoog op haar tenen, haar kousen vlakbij ‘den raren

[pagina 34]
[p. 34]

vogel’,.... dat die vreselijke baas Tate haar toch maar niet zien zou.

Rin-kin-kel! alweer een klant.

‘Och, Tate, 't wordt hier zo vol, ga jij even in 't voorkamertje wachten, de baas komt zo.... Maar voeten vegen, hoor.’

‘Jawel,.... jawel!’

In - het - voor-ka-mer-tje!.... Die woorden bonsden de arme Rozemarijntje op 't hoofd.... Maar dan kwam hij bij haar! En dan kon ze er niet meer uit!....

Onder de tafel kruipen, achter een stoel?.... O, hij zou haar tòch dadelijk zien. En het raam was dicht, er er stonden nog bloempotjes op de vensterbank ook.... De kast!.... Die hoge, brede, diepe kast!

‘Ik doe 't!’....

Ze hoorde baas Tate zijn voeten al vegen.

Floep! Wèg was ze, holderdebolder de kast in. De houten deurknop van de kast kraakte nog na.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken