Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozemarijntje en Rooie Pier (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier
Afbeelding van Rozemarijntje en Rooie PierToon afbeelding van titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozemarijntje en Rooie Pier

(1947)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VIII. ‘Nou zit je in de val!’

Het kleine kleermakertje stapte binnen. Zijn vinnigzwarte oogjes lachten grimmig.... Ah, ah!’ dacht hij, ‘ah, ah, kwaje deern, nou zit je in de val.... Vanmorgen kon ik je niet krijgen, ik werd veel te moe van dat harde lopen.... Maar nou, nóu ben je geknipt.... Je dacht zeker, dat ik je niet gezien had, toen je tegen de tafel stond gedrukt, je hoofd zo heel ver achteruit.... Ah, ah! Baas Tate is zo dom niet.... Je bent er bij, en nou zullen we eens kijken, wie het meeste pleizier heeft, jij of ik....’

‘Waar is ze nou ineens?’ Baas Tate's hoofd kwam om de deur.... ‘Is ze er niet? Onder de tafel niet? Achter de stoelen niet? Het raam gesloten!.... Hoe kan dat?....’

Toen kraakte nog net de houten deurknop van de grote kast na....

‘De kast!.... In de kast!.... Ze zit in de kast!’

[pagina 35]
[p. 35]

Hij legde de nieuwe zondagse jas van Rooie Pier, zorgzaam in een zwarte kleermakersdoek gewikkeld, op een stoel, ging zelf op een andere zitten, vlakbij de kast.... O, hij wreef zijn handen van de pret, en lachte vinnig. ‘Kleine heks, je zit er in, en je komt er niet meer uit.... Ik zal hier wel geduldig wachten; en als vrouw Kraak je vindt in haar mooie kast.... nóu, dan ben je er dubbel bij: vrouw Kraak is zo pietpeuterig netjes op alles....’

Hij keek het kraak-zindelijke kamertje eens door: alles glom; alles blonk; geen stofje, geen veegje ergens te bekennen.... Ja, en nu kruipt zo'n kwaje deern zo maar bij zo'n keurig mens in de kast.... Ik zou wel eens even die kastdeur open willen doen, om dat bange gezicht van de kleine heks te zien; maar het staat niet netjes, bij een ander in de kast te kijken.... Ik zal wel wachten.’

Hij hield zijn oor heel dicht bij de deurknop.

‘Ah ja, ja!....’ Hij hóórde wat.

Daarbinnen ruiste, ritselde iets; er stommelde iets.... O, hij wreef zijn handen alweer van louter genoegen, en zijn ogen stráálden.... ‘Straks!’



illustratie

Een mooie, een prachtige kast was het. Zo hoog, bijna tot aan de houten balkenzoldering toe, en zo breed, zo diep; en zo prachtig geboend. Zou het een hangkast-voor-kleren zijn? Zeker wel.... Maar - dat doet er ook niet toe. De vogel is gevangen en de kooi is sterk.... ‘Ontsnappen kun je niet meer, kwaje heks!.... Net goed!’

 

‘Daar is de baas al,’ roept vrouw Kraak van uit het winkeltje.

Rooie Pier stevent binnen, en als hij hoort, dat de kleermaker in 't voorkamertje wacht, schiet hij gauw zijn zwarte schippersklom-

[pagina 36]
[p. 36]

pen uit en stapt naar baas Tate toe.

Maar - vrouw Kraak moet óók van de partij zijn, moet óók zien, of er niets aan de mooie jas mankeert. Klanten zijn er op dit ogenblik niet meer....

‘Kijk, kijk nou zo'n sloddervos, zo'n....’ bromt ze boos, en raapt een stuk van een stroohalm op, dat aan Piers' sok was blijven hangen en nu op het keurig geveegde karpet van 't kamertje ligt. ‘Zo'n!.... 'n Mens kàn de boel niet netjes houden.’ Maar ze vergeet opeens haar boosheid, en Rooie Pier krijgt geen tijd tot antwoorden: dat kleine kleermakertje doet zo vreemd, zo geheimzinnig. Hij drukt de vinger van zijn linkerhand stijf tegen zijn lippen.... Sssst! sssst! en de duim van zijn rechterhand wijst naar de mooie grote kast.... Wat moet dat nou betekenen? Rooie Pier en zijn vrouw kijken hem met grote verwonderde ogen aan. Dan fluistert hij: ‘Die kleine, kwaje deern, - ja, ja, je weet wel: die met de blonde krullen en de rooie strik, - die zit er in. Ja, ja, vrouw Kraak, die heks zit zo maar in je mooie kast....’

‘Wàt?.... In mijn....?’

Vrouw Kraak schiet als een oorlogsschip tussen de twee mannen door, grijpt de deurknop, rukt boos de beide deuren open. Het vrolijke zonlicht, dat, over de bloempotjes heen, in het kamertje schijnt, danst nu opeens ook het.... mooie, grote bed binnen.

‘Een kast?.... Wat babbel je toch?’ bromt vrouw Kraak,.... ‘'t is ons bed, en.... en.... wie....?’

Rooie Pier kijkt over haar ene schouder; baas Tate - op zijn tenen - probeert over haar andere schouder de mooie, grote bedsteê in te loeren.... Een bedsteê is 't! Als een grote, brede, diepe kast het voorkamertje ingebouwd, - voor de ene helft. De andere helft komt, óók als een grote kast, in de huiskamer uit. Een mooie beddekwast, aan rood koord, hangt in 't midden van de zoldering.

Maar - waar, wáár is nou de kwaje deern?

O, de prachtige, hagelwitte sprei ligt helemaal verwoeld en in 't midden zit een rode vlek, een menie-vlek.... Maar -

[pagina 37]
[p. 37]

de prachtige bedstee, de trots van vrouw Kraak, is.... leeg! Geen Rozemarijntje te bekennen.

‘Waar is....? Waar is ze?’ roepen vrouw Kraak en baas Tate tegelijk, boos en verwonderd.

Maar in Rooie Pier's goede, vrolijke ogen begint een guitig lichtje te branden. En als baas Tate nijdig uitvalt, dat die kwaje deern zijn mooie modepop een bloem heeft willen opsteken, - en dat-ie toen gevallen is en zijn fijne pink heeft gebroken, - en dat hij, baas Tate, haar achterna heeft gelopen, maar haar niet krijgen kon, - en dat hij juist zo blij was, haar hiér zo ongedacht in de val te hebben gekregen, - en dat het hem nu zo spijt, dat ze.... o, dàn schátert Rooie Pier het uit; hij lacht, làcht, slaat zich op de knieën van het lachen....

‘Zo'n slimme,.... zo'n slimme rot! Nou is ze d'er tòch vandoor!’

Hij heeft al begrepen, hoe ze 't heeft aangelegd te ontsnappen. Zijn huis is ook zo'n wonderlijk ouderwets huis. In de winkel zijn twee deuren. De ene gaat naar het voorkamertje, waar de vrouw haar mooie spullen bewaart; de andere gaat naar de huiskamer. In allebei de kamers staat zo'n reuzekast; maar - 't zijn geen kasten. Als je de kastdeuren in 't voorkamertje opendoet, zie je.... een bed! Als je de kastdeuren in de huiskamer opendoet, zie je.... 't zelfde bed.... Ha! ha! ha! Die slimme deern! Op haar knieën zeker is ze over de mooie sprei gehobbeld, heeft de deur geopend, die in de huiskamer uitkomt, en die ook weer netjes dichtgedaan. Toen is ze, zeker over 't binnenplaatsje heen, er vandoor gegaan.... De kooi is keurig gesloten, maar het vogeltje.... gevlogen!

‘Ha-ha-ha!’ schatert Rooie Pier. Hij slaat van louter pret zijn zware hand neer op de smalle schouder van het kleine, nijdige kleermakertje.... ‘Ha-ha-ha!.... Je hebt bij de verkeerde deuren gezeten, man. Zo'n slimmerik toch, zo'n deerntje!.... Ja, ja, maar 't is en blijft mijn Rozemarijntje! En laat me nou maar 'es even mijn mooie nieuwe jas kijken.’

[pagina 38]
[p. 38]

‘Maar die vlek,.... die vieze, rooie verfvlek op mijn mooie sprei,’ bromt vrouw Kraak.

‘Och, mens, - een beetje gloor, een keertje wassen, en je sprei wordt nog mooier dan hij is. Ik zei je immers wel, dat de vogel aan 't ruien was. Zou jij nou willen, dat dat vrolijke kind, dat rare, aardige vogeltje gevangen was? Néé toch!’ Vrouw Kraak trippelt brommend haar winkeltje weer in; maar om haar boze mond kriebelt al een lach. En die lach tovert àl haar boosheid weg, als de vrolijke, stralende zon de somberheid en de schaduwen.

‘Zò'n.... zò'n.... zo'n kleine slimmerik toch!’

 

De tafel was gedekt; het eten dampte al; de taart in de keuken stond klaar. Pa zat al aan tafel; moeder, ongeduldig, ontevreden omdat Rozemarijntje zo lang wegbleef, keek door de ruiten.

‘Ze komt er aan, gelukkig!’.... Moeder ging ook aan tafel zitten.

En daar kwam Rozemarijntje binnenstuiven; - met een vuurrood hoofd; haar mooie strik, half los, op haar schouder gezakt; een veeg rooie verf aan haar kous; máár.... de uitjes, de lekkere uitjes-in-'t-zuur voor pa, die hàd ze....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken