Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozemarijntje en Rooie Pier (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier
Afbeelding van Rozemarijntje en Rooie PierToon afbeelding van titelpagina van Rozemarijntje en Rooie Pier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.27 MB)

Scans (5.78 MB)

ebook (3.75 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.G. van de Hulst jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozemarijntje en Rooie Pier

(1947)–W.G. van de Hulst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XX. Ratjetoe

Neen, moeder is het niet.

De dokter is het ook niet. En 't is tòch de stem van een meneer. Welke meneer kan er nou, in de vroege morgen al, komen in het eenvoudige winkeltje van vrouw Kraak?

En.... de deur van het kamertje, aan Rozemarijntjes kant, gaat open. Vrouw Kraak, in het winkeltje, zegt: ‘Ja zeker, meneer, - ga u maar gerust binnen, hoor meneer....’

[pagina 93]
[p. 93]


illustratie

De twee in de bedsteê wachten, kijken met verbaasde ogen. Wie kan dàt nou zijn?

Om de deur van de bedsteê heen, die wijd openstaat, komt een hoofd; - een hoofd met prachtig wit haar en grote, witte snorren.

't Is de.... de....

Rooie Pier is matroos geweest. Als een hoog officier binnenkomt moet je dadelijk heel beleefd groeten.... Rooie Pier schrikt van dat deftige gezicht zo opeens om de hoek. En Rooie Pier zit dadelijk keurig rechtop in de houding, zoals dat een goed matroos betaamt, en hij salueert - zijn hand gestrekt naast zijn slaapmuts - in zijn blauw-baaien borst-

[pagina 94]
[p. 94]

rok met de twee rijen wit-benen knopen al even net als in zijn matrozenbaadje van vroeger....

Rozemarijntje?.... Ze is óók geschrokken. Ze raakt in de war, kijkt naar Rooie Pier. Ze ziet zijn ernstige gezicht, ze ziet, hoe strak hij rechtop zit, hoe mooi hij aanslaat.... En ze gaat ook gauw rechtop zitten.... Dat moet zeker zo, als er een Overste binnenkomt. En ze slaat óók aan.

O, maar die mouw, die akelige, lange, wijde mouw van het jak.... Als zij haar hand, net zo mooi als Rooie Pier, wil omhoog steken, glijdt die akelige mouw er overheen, hééft ze geen hand meer.... En tòch moet ze aanslaan! En de muts?.... Arme Rozemarijntje; - die wijde muts begint ook al te zakken, over haar krullen heen, scheef over haar ene oor, scheef ook over haar ene óóg heen; - op haar neus blijft ze hangen.

En daar zit Rozemarijntje nu, strak rechtop in haar slobberjak, de mouw, met het slap-hangend eind óver haar hand heen, stijf tegen haar scheefgezakte muts gedrukt....

De Overste?.... Hij stapt, strak en statig, naar het bed. Hij ziet die twee. Zijn snorren beginnen te trillen; hij probeert nog zijn tanden op elkaar te klemmen....

‘De Overste lacht nóóit,’ zeggen de mensen; maar - als hij dat wonderlijke paar in de bedstee ziet zitten, de oude parlevinker keurig in de houding, - als dat aardige kind zo vreemd toegetakeld, óók het militair saluut maakt met haar geknakte mouw, en hem met haar ene oog van onder de scheve muts zo eerbiedig aankijkt, o, dàn, - dan barst hij in een schaterlach uit.... Zò'n wonderlijk dwaas stel heeft hij zijn hele lange leven nog nóóit gezien.

De twee in het bed, - ze schrikken eigenlijk, ze kijken de Overste verbaasd aan: Hij lacht!.... De man, die altijd zo statig, zo ongenaakbaar deftig door de straten stapt, altijd streng, altijd ernstig, - hij schaterlacht.

De Overste ziet de verwonderde gezichten. Hij kàn het niet helpen, - alles is hier zó dwaas: hij valt in een nieuwe lachbui uit.

[pagina 95]
[p. 95]

Vrouw Kraak staat achter hem.... Wat is dat? Waarom lacht de Overste zo?

Ze gluurt langs zijn arm heen de bedsteê in.

‘Och nog toe, - dwaze deern, hoe kom je nou aan die muts?’

Ze schiet vooruit, pakt Rozemarijntje haastig de muts af, kamt met haar vingers de verwarde krullen vlug wat in orde, slaat de dwaze lange mouwen weer hoog op....

‘Ja, meneer, ziet u, ik had zo gauw geen nachtpon voor haar, en daarom heb ik haar maar zolang een slaapjakje aangetrokken, ziet u.... Ze had zo met chocola geknoeid....’ De Overste luistert nauwelijks naar vrouw Kraak's gebabbel. Hij steekt - over Rozemarijntje heen - Rooie Pier zijn hand toe: ‘Pier, ik wens je geluk, man, met de redding van het kind. Je hebt je gedragen als een kerel, als een kloek matroos. Zo hóórt het. 't Was gevaarlijk voor je. Je deed het tòch. Je hebt je oude zeemansnaam eer aangedaan....’ De krachtige hand van de Overste schudt de ruwe vuist van Rooie Pier hartelijk. Die twee sterke zeemansknuisten begrijpen elkaar.

Dan krijgt Rozemarijntje ook een hand van de Overste.... ‘Jou, waaghals, wens ik ook geluk met de redding van je hond. Je dùrft!....’

Rozemarijntje trekt een pijnlijk gezicht. De grote hand van de Overste knijpt zo hàrd, en hij schudt zo; - o, die mouw, die akelige mouw glijdt weer omlaag, zomaar over de deftige hand van de Overste heen.

‘De gezondheid, Pier!.... Hoe gaat het dáármee?’

‘Best, Overste, best, gelukkig. Ik wou al lang het bed uit; maar ik mag niet voor de vrouw. Ze zegt: “Pier, jij blijft onder de wol tot de dokter er geweest is.” En nou moet ik gehoorzamen.... En met het deerntje hier, gaat het ook goed, gelukkig....’

‘Zo!.... En van wie was die hond? Van je zelf?’

‘Neen, Overste,’ zegt Rozemarijntje, ‘'t was Fikkie van Freekie.... U weet wel: Freekie van 't geweer. En Fikkie kan zijn geweer net zo mooi rechtop houden als Freekie.’

[pagina 96]
[p. 96]

De Overste fronst zijn wenkbrauwen. Zijn snorren trillen weer; maar hij probeert niet meer zijn mond strak te houden. Hij lacht. Hij zegt:

‘Fikkie?.... Freekie?.... Fikkie?.... Geweren?.... Ik begrijp er niets van. Dat is ratjetoe! Als de matrozen dooreengestampt middageten krijgen, noemen ze dat ratjetoe. Jouw vertelsel is ook ratjetoe: alles door elkaar. Vertel beter!’

‘O ja, Overste,’ begint Rozemarijntje weer heel ijverig,.... ‘u weet wel: Freekie was ook een Overste, net als u; maar toen hebben die nare jongens, die gemenerds, zijn geweer bij u in de kelder gegooid....’

De Overste knikt. Ja, dàt weet hij nog.

‘En toen mocht ik het halen: en toen hebt u het opgevist met uw stok. En Fikkie is het hondje van Freekie; en hij kan “mooi zitten”, met een klein geweertje van bordpapier geknipt tussen zijn pootjes. O, dat is zo aardig met dat geweer; - moet u zien....’

Het winkelschelletje rinkelt zacht; niemand let er op.

‘Dan gaat Fikkie zó zitten: moet u zien!’.... Rozemarijntje zit al op haar knieën stijf rechtop, haar neus in de hoogte, haar armen hoog op tegen haar lijf gedrukt, haar handen geknakt omlaag, - zoals hondjes opzitten gaan. Ach, maar de nare mouwen glijden alweer over haar handen heen, hangen slap neer. Ja, en de Overste moet tòch zien, hoe aardig Fikkie zitten kan. En ze vergeet de nare

illustratie

mouwen maar en ze zegt: ‘O, Overste, ja, en nu moet u uw mooie stok zó binnen mijn rechterhand zetten; dan ben ik net Fikkie, net een schildwacht.’ De Overste, - hij gehoorzaamt: hij zet dadelijk zijn wandelstok rechtop naast Rozemarijntjes hand; en zijn hele, strenge, strakke gezicht làcht. Hij klapt de hakken tegen elkaar, zet vlug zijn hoed op, maakt het militair saluut voor die brave, die wonderlijke schildwacht in de bedsteê; - voor Fikkie....! Hij speelt het dwaze
[pagina 97]
[p. 97]

spel mee, en zijn oude ogen schitteren van genoegen.

Rooie Pier bijt zich op zijn lip om niet uit te proesten. Vrouw Kraak, schuin achter de Overste, staat haar hoofd te schudden, maar haar ogen lachen.... ‘Zo'n.... zo'n....!’

 

De deur ging zacht open. Niemand merkte het: moeder is binnengekomen; moeder kijkt om de hoek van de bedstee heen; maar Rozemarijntje ziet haar niet.

Moeders ogen worden groot van verbazing.

Met stille zorg in haar hart is ze van huis gegaan: hoe zou 't met Rozemarijntje zijn? Zou ze goed geslapen hebben? Zou ze alweer wat beter zijn? Of zou ze....?

En nu?.... Daar zit dat dwaze kind op haar knieën, met verwarde haren en een wijd slaapjak aan, haar handen weggestopt in de mouwen, en met de mooie stok van de deftige, strenge Overste, die iedereen kent in de stad, tegen haar schouders....

En wat moet dat alles betekenen? De Overste staat keurig in de houding, als een echt officier, en salueert. Spelen ze nu samen soldaatje in de vroege morgen? Hier, in de bedstee van Rooie Pier? O, 't is toch àl te dwaas!

Maar - moeders hart juicht van blijdschap. Dàt is haar oude, vrolijke, guitige Rozemarijntje weer.

De Overste hoort iets achter zich, kijkt om.

‘Pardon, mevrouw!’.... Hij neemt dadelijk zijn hoed weer af. Salueren zonder hoofddeksel op mag niet bij de matrozen; dáárom heeft hij zijn hoed even opgezet.

‘Mevrouw, 't is jammer, dat uw dochtertje geen jongen is. 't Zou een pracht-zeeman worden. Ze dùrft.... Ik wens u geluk met haar herstel....’

Hij gaat fluisterend verder: ‘'t Is een cordate meid, mevrouw; u mag trots zijn op zo'n kind. Haar hart brandt van medelij met anderen, die in nood zijn. Zij helpt; zij gaat voor niets uit de weg. En de guitigheid straalt haar ogen uit.... Wilt u de groeten doen aan uw man, de kapitein, en hem zeggen, dat de Overste veel van zijn dochtertje houdt?....’

[pagina 98]
[p. 98]

Moeder lacht vrolijk.... ‘Ja, Overste, ik zal het doen. O, 't is zo'n dwaas, wonderlijk kind....’ Maar moeders hart is rijk op dat ogenblik, schatrijk. Diepe, innige dankbaarheid aan God, die haar ook deze vreugde schonk, vervult haar ziel.

‘Dag mevrouw, dag Pier, dag vrouw Kraak; - dag schildwacht! Ik zal aan je denken.’

De Overste stapt de kamer uit, strak, statig; zijn mooie wandelstok onder de arm.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken