Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639

2083. Aan graaf Hendrik Casimir van Nassau⁵⁾. (K.A.)

Wegens ziekte heb ik niet eerder kunnen antwoorden. Ook heeft Z.H. nu eerst vastgesteld, welke compagnieën, die ter repartitie van Friesland staan, aan den veldtocht zullen deelnemen. O.a. is uw Duitsch regiment daartoe aangewezen. Voor den heer Oostheim⁶⁾ heb ik weinig kunnen doen. Doordat er in uwe provincies nieuwe regimenten zijn gevormd, zijn onze lijsten niet in orde. Is de compagnie van wijlen Coenders⁷⁾ gegeven aan Adolf Clant⁸⁾? Van wien is Houwerda⁹⁾ majoor geworden? Waar is Eppo Gockinga¹⁰⁾? Wij hebben dus nieuwe opgaven noodig. De heer de Pontaubray¹¹⁾ heeft ons verhaald van uwe bezigheden. Le 26^e d'Apvril 1639.

5) Kopie van andere hand.

6) Bartholt van Oostheim komt in 1644 voor als kapitein eener compagnie voetknechten. (Mededeeling van Luit.-Kol. W.R.H. Wakker.)

7) Willem Coenders van Helpen, heer tot Fraems, Huisinge, enz., kapitein, werd in 1632 commandeur van Lieroort en in 1633 luitenant-kolonel. (Meded. van denzelfden.)

8) Adolf Clant deed 18 Maart 1639 den eed als kapitein, en werd in 1650 sergeantmajoor, in 1657 luitenant-kolonel en in 1664 kolonel. (Meded. van denzelfden.)

9) Menno Houwerda van Menckema was van 1639 tot 1645 sergeant-majoor van kolonel Aylva en tevens kapitein eener compagnie voetknechten. (Meded. van denzelfden.)

10) Eppo Cockinga was in 1631 kapitein, in 1647 luit.-kol., in 1658 kolonel en diende tot 1667. (Meded. van denzelfden.)

11) Pontaubray was reeds in 1626 aan de hofhouding van den Prins verbonden.