Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644

3364. Aan C. Barlaeus. (K.A.)

Gij hebt een goed werk gedaan met al uwe redevoeringen in één bundeltje te vereenigen¹⁴⁾ en ik dank u voor het zenden er van. Ik heb na mijn vertrek

14) De titel is: Casparis Barlaei Orationum liber; accesserunt alia nonnulla varii et amoenioris argumenti. Amst. apud Joh. Blaev, 1643. Het werkje was opgedragen aan Wicquefort.

[p. 429]

zoo goed als geen enkel versje kunnen schrijven; alleen iets, dat vroeger geschreven is, kan ik hierbij zenden. Als gij nog in den Haag zijt, zoek dan mijne jongens eens op. En doe uw best, dat de drost¹⁾ en zijne vrouw in het najaar in den Haag komen. Assened. in castris, XII Aug. 43.

‘Poemata Latina pridem omnia lustravi, et in pagellas quaquaversus²⁾ mobiles congessi. Supersunt vernacula, quibus me sensim applicabo. Totam massam tibi digerendam, ut convenimus³⁾, instante vel autumno vel hyeme daturus sum, ut sic finem ineptiendi semel simulque faciamus’.

1) Nl. Hooft.

2) Er staat: quaquaversum

3) Barlaeus zou voor de uitgave der gedichten zorgen.