Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 8: 1671-1687 (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 8: 1671-1687
Afbeelding van Gedichten. Deel 8: 1671-1687Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 8: 1671-1687

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (4.51 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 8: 1671-1687

(1898)–Constantijn Huygens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 244]
[p. 244]

[1680]

Componisten lessGa naar voetnoot1).Ga naar voetnoot+

 
Ick eisch de Componisten
 
('k Wouw dat sij 't alle wisten,)
 
Een fraeij gesang en niew, wat fughs gewijs beleidt,
 
Het beste Contrapunt, swier en gevolgsaemheit.
 
9. Jan.

Aende selveGa naar voetnoot2).Ga naar voetnoot+

 
Hoort Componisten in een woord,
 
Wat tot uw' Contrapunten hoort.
 
Mydt Quarten achter een, en Quinten en Octaven,
 
En all wat daer te seer na smaeckt:
5[regelnummer]
All wat u, buijten dien, vermaeckt,
 
Dat gunt uw Ooren vrij, en maecktse niet tot Slaven.
 
Elck heeft sijn sin, dit is de mijn:
 
'Kwil oor-wijs en niet neuswijs zijn.
 
eod.

[Qui n'aijme Fraix, Peine et Danger]

 
Qui n'aijme Fraix, Peine et Danger,
 
N'a que faire de voijager.
 
13. Mart.

Kerck-raedGa naar voetnoot3).Ga naar voetnoot+

 
Vriend, valt ghij slaperigh ter Kercke, daer 'tminst past,
 
En wordt ghij, in 'tgehoor, van sluijmering verrast,
 
Ick heb een' less daer op, die selden staet te feilen,
 
En, gunt ghij mij geloof, ick wils' u mede deilen.
5[regelnummer]
Beeldt maer uw selven in, dat die daer staet en sweet
 
Om u te seggen wat ghij weet en niet en weet,
 
Aen uw Sieck-bedde sitt, ontboden en gebeden
 
Om u de hand te bi'en in d'uijterste gebeden;
 
Denckt dat hij uwe ziel, en uw' alleen, besorght,
10[regelnummer]
En leidt u ernstelijck naer 's Heeren hooghe Borcht,
 
Daer heen ghij reisen gaet, en nu 'tgeen tyd van veinsen
 
Noch dobbel sin meer is, helpt u te rugge peinsen
 
Aen feilen veler-hand; en styft weer uw gemoed
[pagina 245]
[p. 245]
 
In 's grooten Middelaers voor u vergoten bloed,
15[regelnummer]
Voor dien ghij nu eer lang te Rechte moet verschijnen;
 
In sulcke besigheit sal niet de Slaep verdwijnen
 
En alle sluijmering van hert en oogh vergaen?
 
Zijn wij niet willens dom, daer is geen twijffel aen.
 
5. Apr.

Πατρὸς ἐρήμουGa naar voetnoot1).

 
Hier hebben my verlaten
 
Mijn' kindren, die wel saten:
 
Siet my en siet mijn huys:
 
Noyt woonde Cluysenaer in half soo wijde Cluys.
5[regelnummer]
Die hier van oorsaeck zijn en sal ick 't noyt verwijten.
 
'k Ly geerne wat sy doen, als sy maer niet en krijten.
 
Een dingh gebreeckter aen, dat ick wel wenschen sou,
 
Dat's dat het een wijs mensch alleen goed vinden wouw.
 
Hofw. 10. Iun.

Paepe-preeckGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
Mij lust mijn' Leseren een soet Sermoon te schencken.
 
Op 't kraeyen vanden Haen had Heeroom dit bedencken.
 
Beminde, sprack hij, siet tot stichting en tot leer
 
Zijn hier drij punten in: voor eerst merckt dat wel eer
5[regelnummer]
Oock Haenen zijn geweest; oock dat die bij haer leven
 
Soo kraeyden met den dagh als wij het nu beleven.
 
Ten derden (en hier op hebt ghij meest acht te slaen)
 
Dat, die 'tgeboren was, bleef een geboren haen.
 
Hoe gaet het hedendaeghs? 't moet al Capuijnen werden
10[regelnummer]
Dat Haen was, of uw maegh en soudt niet konnen herden.
 
Hier op dé Heeroom voort een stichtelyck vermaen
 
Op soo veel overdaets dat hy der in verwerden;
 
Maer ick gingh heen, en had mijn maegh vol vanden Haen.
 
27. Sept.
[pagina 246]
[p. 246]

Schotel-rijm.

 
Wat salmen desen Noen
 
Aen onse Tafel doen?
 
Wij sullender ontdoen
 
Een stuckjen Venesoen
5[regelnummer]
Soo soet als Venus soen,
 
En een gebraden Hoen,
 
Met een Salaetje groen:
 
Meer isser niet van doen.
 
eod.

Tot het graf van ioff.w Margareta TrompGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Hier light de drooge romp
 
Van d'oudste lieve Tromp,
 
Die alle man beschreide,
 
Behalven sij, die scheide.
5[regelnummer]
't Lijf was te nauwen Cas
 
Voor sulcken Ziel als 'twas.
 
Wie s' aenneemt te beschrijven
 
Sal inden arbeid blyven,
 
Het zij de kloeckste Penn
10[regelnummer]
Diem' in den Lande kenn'.
 
Best sal men met beschreijen
 
Dien soeten naem verbreijen.
 
Schreyt Iofferen, uw leed
 
Was noijt soo wel besteedt.
 
9. Oct.

Vanden h.r van der HoolckGa naar voetnoot2).

 
Wat moetmen schrijven op dit Graf?
 
Ick weter veel en weinigh af;
 
Dat 's, dat de goede Stichtse Heer
 
Lang leefd' en stichtelyck, en viel om veer.
 
10. Oct.
[pagina 247]
[p. 247]

Vanden raedsheer KerckhovenGa naar voetnoot1).

 
Een kerck gelegen in een kerckhof is goed werck
 
En is 't gebruijck in allen lande,
 
Maer raedt eens, luyden van verstande,
 
Hoe hier een kerckhof is gelegen in een' kerck.
 
eod.

Vanden h.r van Renswoude in 'tlevenGa naar voetnoot2).

 
Hier light Renswoude; neen, ick heb maer willen seggen,
 
Hier sal hij liggen als 'tbehoort.
 
Dan, soo hij sijn musijck langh hoort,
 
(Lang moet' hijs' hooren noch) hij salder niet haest leggen.
 
eod.

Noch van ioff.w Tromp.

 
Tromps brave Margariet legt hier in d'aerde.
 
Neemt tot getuijghe van haer hooge waerde,
 
Dat noyt gehoort is over Man of Vrouw
 
Van soo gemeenen ongemeenen rouw.
 
12. Oct.

Noch.

 
Hier light de groote Tromp en Margariet sijn kind,
 
Elck voll van eigen eer, gepresen en bemint.
 
Wij moeten swijgen: maer, o Hemel, laet mij seggen,
 
Most sulcken kind soo vroegh bij sulcken vader leggen?
 
eod.

Op all dit nacht-gerijmGa naar voetnoot3).

 
Terwijl 't de dood all om verkerft,
 
En d'een vast na den and'ren sterft,
 
En ick, half sieck, en sonder slapen,
 
Blijff in dit Bedde leggen gapen,
[pagina 248]
[p. 248]
5[regelnummer]
Wat kan ick beter doen als beide te gelijck,
 
Wat dichts besteden en wat plichts aen vrienden-Lijck?
 
Waer sal de laeste penn in 'teinde toch toe strecken
 
Als tot Graf-schrijverij van Wijsen en van Gecken?
 
eod.

Op de dood van ioff.w Catharine Zuerius, Gestorven 10.en octo. 1680Ga naar voetnoot1).

 
Hier light Moey Catharijn: wat hoefter meer geschreven?
 
Want, als ick 't seggen derv,
 
Wat heefts' in Tachentich en drij jaer toe bedreven
 
Als datse leurd' en seurd' en controlleurd' en sterf.
 
eod.

Op het graf van vrouw Walburgh van Trello weduwe van SantenGa naar voetnoot2).

 
Vier min als hondert Iaer heeft Nederland sien blincken
 
In 'tgheen hier onder light en eens heeft moeten sincken,
 
De welgeboren ziel die uijt Gods handen quam
 
Met Walburg, laeste spruijt van Trellos ouden stam.
5[regelnummer]
In hoe aensienlijcke bevallicheit van leden
 
Die Ziel gelegert was, en hoe Verstand en Reden
 
Met minnelycken ernst en wijse Vrolickheit
 
Dien langen levens loop geciert heeft en beleidt,
 
Waer hier te laet gemelt: dat helder heeft gebleken
10[regelnummer]
Een hondert jaer min vier kan heel de wereld spreken:
 
Van sulcke dooden drijft het lieffelijck gerucht
 
Als witte Lelien en Roosen door de Lucht.
 
14. Oct.

Op de doot vande weduwvrouwe TrompGa naar voetnoot3).

 
De Vader lang in 't Graf, de Dochter aen sijn zij,
 
Eer 't oyt de Moeder wist, viel in haer slaep daerbij!
 
Wat dé de Wedu-vrouw? sij volgd in weinigh' uren;
 
't Geselschap was te goed, sij koster niet van duren.
 
17. Oct.
[pagina 249]
[p. 249]

Tot het graf vanden h.e David RijckaertGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Hier light een vrijer die een rijckaert was en hiet.
 
De vrienden klagen, die daer sitten in 't verdriet
 
Van deelen. Hij was wel een soet man voor sijn' erven,
 
Dan dat hij wat te lang gefutselt heeft met sterven.
5[regelnummer]
Nu derfter niemand niet eens krijten onder haer,
 
Om ofmen dencken moght dat het van blijschap waer.
 
19. Oct.

Aen een lastigh vervolgher om voorspraeckGa naar voetnoot2).

 
Dirck, scheidtg'er noch niet uijt? ick ben u moe gehoort
 
Dit liedje singen: Heer, het kost u maer een Woord,
 
Als 't uw believen waer: dat kont ghij mij licht leenen
 
Tot mijn bevoordering by desen en by geenen.
5[regelnummer]
Dus rekent ghij alleen; maer, Vriend, eer ghij begost,
 
Hadt ghij te cijfferen wat mij dat een Woord kost.
 
Het maeckt mij Schuldenaer van Crediteur te werden;
 
En ick soeck schuldeloos mijn leven uijt te herden.
 
Spaer ick mij voor mijn self, bedenckt wat helpt het nu,
10[regelnummer]
Als ick blijf sonder schuld voor mij, en Borgh voor u?

Tot het graf van ioff. Eleonora PergensGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot+.

 
Daer light een vrijster hier ter plaets
 
Die ons berichte met meer praets
 
Dan w' altemets heel geerne hoorden.
 
Van moij Maseurtje Magdaleen
5[regelnummer]
Had men 't wel eens soo lief geleen;
 
Want schoon verschoont licht heel wat woorden.
 
Hier ist in 't eind gegaen als 'thoorden,
[pagina 250]
[p. 250]
 
Te weten als de kelder-kraen,
 
Die 't seerste loopt, heeft eerst gedaen.
 
6. Nou. prompt.

Op het graf van een klappeij.

 
Hier heefts' in 't end begost te swijgen,
 
Daer toese noijt en was te krijgen,
 
Trijn, klock en klepel vande buert:
 
'tHeeft, God danck, all een' weeck geduert.
5[regelnummer]
Lang sal de wereld moeten dueren
 
Soo Trijn met swijgen uyt moet suren
 
Soo veel sij levend heeft geklapt.
 
Gaet soetjens die hier over stapt
 
Om of sij weer eens wacker wierde
10[regelnummer]
En op een' niewen kerfstock tierde.
 
Ons kost niet vreeslickers geschien,
 
Haer man en mij, als dat te sien.
 
7. NouGa naar voetnoot1).

Op het schuijlende gebouw vanden h.r van BeuningenGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
Het beste Huijs dat inden Haghe
 
De beste kenners best behaghe,
 
Is Beuninghens. Wat een verdriet!
 
Waer staet dat Huijs? men weet het niet.
5[regelnummer]
Maer lett op Beuninghens mijsteri,
 
Hij houdt van Esse, non videri:
 
Dat is soo veel, in mijn Latijn,
[pagina 251]
[p. 251]
 
Ga naar voetnoot+
 
Als zijn, en ongesien te zijn.
 
Den Haegh mach ondertuschen roemen,
10[regelnummer]
Daer is in Holland niet een stadt,
 
(Soo 'k alles bij sijn' naem magh noemen)
 
Met sulcken schoonen achtergat.
 
22. Nou.

Aen een edel edelmanGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+

 
't Oud Edel Huijs van uw' Geboort,
 
Daer van men soo veel' wondren hoort,
 
En daer wij soo veel groots af lesen,
 
Prijs ick, en heb't altoos gepresen,
5[regelnummer]
Niet minder als 't prijs-waerdigh is:
 
Maer, Heer, in een' saeck tast ghij mis,
 
Gelooft ghij dat ick u oock pryse
 
Om die vernuftighe, die wijse,
 
Die strydbare Voorouderen,
10[regelnummer]
Dier waerde noijt verouderen
 
Noijt vande Tong geraken sal?
 
Weet, dat het eigen welgevall
 
Dat gh' in mijn' oogen hebt gewonnen,
 
Eerst van uw selven heeft begonnen.
15[regelnummer]
U lov' en prijs ick, u alleen,
 
Uw in soo wel gemaeckte le'en
 
Noch Edeler gestel van binnen,
 
Uw' door en door geweickte sinnen
 
In alles wat de Menschlickheit
20[regelnummer]
Van 't Beestelijck best onderscheidt,
 
Uw wijse will, uw' soete zeden,
 
U doen en laten, sonder reden
 
Noijt of gelaten of gedaen,
 
Uw moedighe ten stryde gaen,
25[regelnummer]
Soo 's Vaderlands of eigen eere
 
Met eeren toelaet' of begeere;
 
In die quartieren is het, vrind,
 
Dat ick uw' vollen Adel vind.
 
Soo ick hem daer oock niet en vonde,
[pagina 252]
[p. 252]
30[regelnummer]
Lydt dat ick 't spreeck' met vollen monde,
 
Al kend' ick u van Ed'len aerd,
 
'Ksou seggen dat ghij 't niet en waert.
 
Maer, komt men u oijt na te geven,
 
Als waert ghij niet van d'echtste Neven,
35[regelnummer]
In spijt van alle die het spijt',
 
Ick sal bewijsen dat ghij 'tzijt.
 
22. Nou.

Boeren-begraeffenisGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Ter naeste wooningh aen sijn land,
 
Verhaelt een Boer van S Gravesand,
 
Lagh ouwe Petemeu op 'tsterven,
 
En schickte tydlick met haer' Erven,
5[regelnummer]
Hoe datmen staetigh inden rouw
 
Haer Lijck ter kercke voeren sou.
 
Met Knollen, zei sij (dat zijn Paerden,
 
In Boeren tael, van geener waerden)
 
En will ick niet ter aerde gaen:
10[regelnummer]
De Kist sal op een waghen staen
 
Getrocken van twee moije Meeren;
 
Dan jy luij in je swarte kleeren
 
Ordentelick, soo vrouw als man,
 
Met vijf ses wagens achter an.
15[regelnummer]
Dit dus besluijtende met stichtelijck verblijen,
 
Heer, sprack sij, die dat eens de Laen af moght sien rijen!
 
Nou.

Redelycke danckGa naar voetnoot2).

 
Dirck danckte mij voor moeyt en kost
 
Die hij mij t'samen had gekost
 
Om uijt syn' leegh verloopen saken
 
Aen een goed vett beroep te raken,
5[regelnummer]
En seij, mij dunckt met goed bescheed,
 
Heer, 'tis mij lief en 'tis mij leed.
 
26. Nou.

Ians onfranschGa naar voetnoot3).

 
Ian spreeckt gedurigh Frans, dat waer wel, sprack hij fijn Frans,
 
Maer dat waer op sijn Frans gesproken, niet op sijn Frans.
 
eod.
[pagina 253]
[p. 253]

Vast besluytGa naar voetnoot1).

 
Moye Ael verthoond' haer Man een kistie vol presenten
 
Dats' even soo ontfing van eenen van haer' venten
 
Die hij wel lijden moght
 
Dat Ael niet en besocht.
5[regelnummer]
Hij trock sijn schouderen, en seij, Wel, liefste Vrouwtje,
 
Ick sie wel dat ghij 't vast all slaet in 'tbeste Vouwtje;
 
Maer reken ick dit goed van 'tminste tot het meest,
 
Soo is die vent een geck, of ick een Horenbeest.
 
29. Nou.

Grafschrift van Carel vanden BuscheGa naar voetnoot2).

 
Hier light mijn Hovenier, daer valt niet af te seggen
 
Als dat hij Carel hiet, en dat hij stram en oud
 
Soo lang Voorburgher aerd doorwroet heeft en doorklouwt,
 
Dat hijder bij en in heeft moeten blijven leggen.
 
eod.

OntaelGa naar voetnoot3).

 
Ick droomde dat ick lagh en liep.
 
Siet, wat een kluchtigh seggen
 
Van slaep, van loop, van leggen:
 
Ick lagh, en liep, en lagh, en sliep.
 
ult. (30) Nou.

Amsterdamsche beursGa naar voetnoot4).

 
In 't Heeren logement daer Dirck den honger leidde
 
Vraegd' yemant hem van waer hij quam.
 
Dirck gaf hem kort bericht, en zeide,
 
Van 't marm're Mieren-nest, de Beurs van Amsterdam.
 
22. Dec.

Ian ontdecktGa naar voetnoot5).

 
Ian dingt een halv' uer lang, en scheidter dan noch uijt.
 
Hy will maer seven duijts aen 'tWitte Brood besteden.
 
Een stuijver is de prijs van over lang geleden.
 
Nu weet ick wat Ian is, en kenn hem op een' Duijt.
 
24. Dec.
[pagina 254]
[p. 254]

Schoone onpartijdicheitGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot+.

 
Daer leeft een Raedsheer, (kwill niet seggen in wat land)
 
Die sich de vrijheit geeft van gift en gaev t'ontfangen
 
Eerst van den Impetrant,
 
En laet de saeck dan hangen
5[regelnummer]
Tot dat Partije komt en schenckt hem even veel;
 
Lett wel, pas even veel: want, seght hij, sou dit slechter
 
Of beter zijn als dit, ick soud' om 'tminste scheel
 
Mij selfs veroordeelen als een partydigh Rechter.
 
26. Dec.

Straf-wisselGa naar voetnoot2)Ga naar voetnoot+.

 
Daer moet een Graef gehangen zijn
 
En aenstonds na die korte pijn
 
Des Graven lijf gehackt in vieren.
 
Maer noch en salter soo niet gaen;
5[regelnummer]
De Coningh is soo goedertieren,
 
Hy heeft hem 's lijfs gená gedaen,
 
En inde plaets van vier quartieren
 
En salm' hem maer den Kopp af slaen.
 
eod.

Misverstand.

 
Mijn Iongen werdt'er stout op,
 
Als ick hem heet, stoockt Hout op;
 
Hij stoockt en blijft aen 'tstoken
 
Als soum'er brae'n en koocken,
5[regelnummer]
En vatt niet in syn domme kop,
 
Of ick segh, Hout op, of houdt op.
 
eod. 26. Dec.
voetnoot1)
De titel staat boven een afschr. van andere hand. Boven het versje staat het Fransche: Six qualitez necessaires à la bonne piece de musique instrumentale (vgl. dl. IV, 152, en dl. VI, 225). Het heeft hier dezelfde lezingen als het 2de HS. (t.a. p., Noot 1) en bovendien in vs. 1 in plaats van sur Fugue bien conduitte: Fugue à peu de redite
voetnoot+
[krit] vs. 4 swier and. lez.: Trant

voetnoot2)
Ook in afschrift van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 1 Componisten in afschr.: Componist

voetnoot3)
Gedrukt bij A.D. Schinkel, Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantyn Huygens, I, 66, waar de datum gemist wordt.
voetnoot+
[krit] vs. 4 gunt Schinkel: geeft

voetnoot1)
Afgedrukt bij A.D. Schinkel, Geschied- en Letterkundige Bijdragen, blz. 36, en bij Jorissen, Constantin Huygens, I, 398. Het HS. van het versje is niet gevonden, wel een afschrift met den titel: Mijn eensaemheijt.
Den 29sten Juni teekende H. in zijn Dagboek (blz. 83) aan: Migrat a me familia primogeniti mei. - Misschien is dus de datum fout.
H.'s oudste zoon, Constantyn, had sedert zijn huwelijk (28 Aug. 1668) met Susanna Ryckaert bij hem gewoond in zijn huis op het Plein, waar ook den 5den Febr. 1674 het eenige kind van dit echtpaar geboren was. De niet zeer beminnelijke en kwaadsprekende schoondochter was door het sterven harer moeder Constantia Bartelotti op 30 April 1679 in het bezit van een groot vermogen gekomen en verliet nu met echtgenoot en kind den grijzen dichter, die in zijn Cluyswerck op deze zaak terugkomt.

voetnoot2)
Ook in afschr. van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 5 Oock afschr.: Er

voetnoot1)
Ook in afschriften van andere hand.
Margaretha Tromp was eene dochter van Marten Harpertsz. Tromp en zijne tweede vrouw Aeltje Jacobsdr. van Arckenbout. H. teekent haar dood op 4 Oct. in zijn Dagboek (blz. 84) aan en noemt haar: praestantissima puella.
voetnoot+
[krit] vs. 1 drooge 1 afschr.: doode - vs. 13 Iofferen 2 afschr.: Ionge Lien

voetnoot2)
Ook in afschr. van andere hand, waarboven H. schreef: Op het Graf van een oud Uytrechts Heer.
Gijsbrecht van der Hoolck was meermalen burgemeester in zijne vaderstad Utrecht en sedert 1644 lid der Staten-Generaal. Hij stierf den 25sten Sept. 1680.
voetnoot1)
Ook in afschrift van andere hand, met den titel: Tot het graf van een genaemt Kerckhoven.
Mr. Willem van den Kerckhoven werd in 1675 lid van het Hof van Holland; hij stierf den 5den Oct. 1680.

voetnoot2)
Ook in afschriften van andere hand; boven één daarvan schreef H.: Tot het Graf vande H.r van Renswoude noch in 't leven.
Johan van Reede, heer van Renswoude (1593-1682) was meermalen gezant, o.a. in 1644 in Engeland, waar Karel I hem tot baron verhief. Hij was afgevaardigde ter Staten-Generaal en een tegenstander van De Witt. In 1671 legde hij het voorzitterschap van dat college neder, maar nam het in 1674 weer op. Hij was gehuwd met Jacoha van Reede.

voetnoot3)
Ook in afschriften van andere hand; boven het eene schreef H.: Op veel Nachtgerijms, boven een ander: Op mijn Nacht-gerijm.

voetnoot1)
Catharina Zuerius, eene dochter van Jacob Zuerius († 1629), lid van den raad van Brabant, en Catharina Hoefnagel, eene zuster van H.'s moeder, stierf ongehuwd te Breda. Zij was in de 80 jaar geworden (Dagb., 84).

voetnoot2)
Zie dl. IV, blz. 2, Noot 4. De jaartallen daar moeten dus veranderd worden in 1584-1680.

voetnoot3)
Den 12den Oct stierf Cornelia Berckhout, de derde vrouw van Marten Harpertsz. Tromp en stiefmoeder van Margaretha Tromp (zie blz. 246).
voetnoot1)
Ook in afschriften van andere hand, boven één daarvan schreef H.: Tot het graf van een rijcke Peet-oom, boven een ander: Grafschrift.
David Ryckaert was een oom van Susanna Ryckaert, de vrouw van H.'s oudsteu zoon, Constantyn. Hij was den 17den Oct. gestorven (Dagb., 84).
voetnoot+
[krit] vs. 1 een rijckaert was en 1 afschr.: soo rijck was als hij - vs. 2 die daer 1 afschr.: daer sij In plaats van vs. 5 en 6 schreef H. nog onder het versje: Nu laeter niemand niet een traentje, dat ick weet, Om of men dencken moght datmer van lacchen kreet. Zij komen voor in 1 der afschriften.

voetnoot2)
Het vers is niet gedateerd.

voetnoot3)
Ook in afschrift van andere hand.
Eleonora Pergens was de oudste dochter van Jan Pergens en eene zuster van Maria Magdalena (zie blz. 99). Zij werd den 12den Nov. te Amsterdam begraven (vgl. Journalen van Constantyn Huygens Jr. in de Werken v.h. Hist. Gen., Nieuwe Serie, No. 46, blz. 61.)
voetnoot+
[krit] vs. 7 afschr.: In 't eind is 't hier

voetnoot1)
Tusschen dit en het volgende versje valt een gedicht, dat H. in zijn Cluys-werck inlaschte (zie aldaar vs. 263-305); het werd den 18den Nov. geschreven.

voetnoot2)
Ook in afschriften van andere hand.
Het versje is, zonder titel en datum, gedrukt bij De Riemer, Beschryving van 's Graven-hage, I, 755, en bij W.P. van Stockum, 's Gravenhage in den loop der tijden .... 's Gravenhage, W.P. van Stockum, 1889, II, 152. De naam van den dichter wordt daar niet genoemd.
Van Beuningen bouwde zijn huis in de straat Blyenburg op ‘een zeer afgelege en te dien tyde niet zigtbaare, en zelfs eenigzins afzienlyke plaats, als gelegen agter geringe huisjes en gebouwtjes, tusschen welke men met een steegje dit huis begaan moest, en boven dien aan 't alleruiterste van den Hage, dewyl het met zynen tuin uitkomt op de Princesse-gragt tegen over de Koekamp.’ Het huis was niet diep, maar zeer breed, had een prachtigen tuin, ‘en vertoont zich van de tuinzyde als een groot Paleis, niet juist uitmuntende in pragt, maar in een zeer aangenaame en pryswaardige netheid. Alle welke omstandigheden zeker Digter van dien tyd bewogen daar op te maken dit.... versje.’ - Vgl. ook dl. VII, 304. - Het huis heeft later aan de Oost-Indische Compagnie toebehoord.
voetnoot+
[krit] vs. 1 en 2 De Riemer: Het schoonste huis van 's Gravenhage. Der bester kenners zelfs behagen - vs. 4 dat De R.: het - weet De R.: ziet
voetnoot+
[krit] vs. 8 ongesien De R.: niet gezien - vs. 10 De R.: In Holland is niet eene stad - vs. 11 'k afschriften: m' - bij De R.: met

voetnoot1)
Ook in 2 afschriften van andere hand.
voetnoot+
[krit] Bij het vers in marg.:
 
Nam quid imaginibus, quid avitis fulta triumphis
 
Atria? quid pleni numeroso Consule Fasti
 
Profuerint, cui vita labat? perit omnis in illo
 
Nobilitas, cuius laus est in origine sola. Lucan.

vs. 25 Soo 's afschr.: Soo 't 's.

voetnoot1)
Het versje staat onder dat op Van Beuningen's huis (vgl. blz. 250). Ook in afschriften van andere hand.
voetnoot+
[krit] vs. 11 moije afschr.: jonge

voetnoot2)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand.

voetnoot3)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand.
voetnoot1)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand, boven een ander afschr.: Besluyt.

voetnoot2)
Van den Busche - H. noemt hem ‘hortulanus mens’ - was den 28sten Sept. gestorven (Dagb., 84).

voetnoot3)
Den titel schreef H. boven een afschrift van andere hand, boven een ander afschr.: Mis-tael.

voetnoot4)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand.

voetnoot5)
Den titel schreef H. boven een afschrift van andere hand, boven een ander afschr.: Ian bekent.
voetnoot1)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand, boven een ander afschr.: Onpartydigheit.
voetnoot+
[krit] vs. 7 dit afschriften: dat

voetnoot2)
Den titel schreef H. boven een afschr. van andere hand, boven een ander afschr.: Lyfs genade.
voetnoot+
[krit] vs. 8 En salm' 1 afschr.: Sal men


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • Den Haag


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Coenraad van Beuningen


plaatsen

  • Amsterdam


datums

  • 9 januari 1680

  • 13 maart 1680

  • 5 april 1680

  • 10 juni 1680

  • 27 september 1680

  • 9 oktober 1680

  • 10 oktober 1680

  • 12 oktober 1680

  • 10 oktober 1680

  • 14 oktober 1680

  • 17 oktober 1680

  • 19 oktober 1680

  • 6 november 1680

  • 7 november 1680

  • 22 november 1680

  • november 1680

  • 26 november 1680

  • 29 november 1680

  • 30 november 1680

  • 22 december 1680

  • 24 december 1680

  • 26 december 1680