Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met een kwartje de wereld rond (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met een kwartje de wereld rond
Afbeelding van Met een kwartje de wereld rondToon afbeelding van titelpagina van Met een kwartje de wereld rond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (26.46 MB)

ebook (6.05 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucien Métivet

Vertaler

Louise Victorine Nagel



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met een kwartje de wereld rond

(1919)–Henri Chabrillat, Paul d' Ivoi–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1]


illustratie
‘De Heer Murlyton’, las de notaris verder ‘is een man, die op zijn recht staat’, (blz. 3)


[pagina 1]
[p. 1]

I.
Het testament van Neef Richard.

‘Dus uw antwoord is....?’

‘Ik heb het u al gezegd, Mijnheer Bouvreuil, nooit.’

‘Denk er nog eens over, Mijnheer Lavarède.’

‘Ik heb er voldoende over nagedacht. Nooit, zeg ik u, nooit.’

‘Maar begrijpt u dan niet, dat ik u in mijne macht heb? dat ik alles, wat u bezit, kan laten verkoopen? en dat u dan geen dak boven uw hoofd zult hebben, geen bed -’

‘U kunt er zelfs bijvoegen: geen geld.’

‘En als u mijn voorstel aanneemt, dan doet u een mooi huwelijk, wordt rijk, onafhankelijk...’

‘En denkt u dan, dat ik mij zelf zou kunnen achten, als ik de schoonzoon werd van den heer Bouvreuil, vroeger agent van kwade zaken, verklikker bij de politie....’

‘Voor een arm dagbladschrijver is het een heele eer, de schoonzoon te worden van een rijken grondeigenaar, van een groot bankier.... Nog daargelaten, dat mijne dochter Penelope zooveel van u houdt, dat ik haar een ton als bruidsschat geef en dat u zulke prachtige vooruitzichten....

‘Van uwe dochter zeg ik niets, mijnheer, tegen een rijk huwelijk zou ik geen bezwaar hebben, maar wel tegen den schoonvader, dien u mij wilt geven.’

‘U is niet beleefd. Mijnheer Lavarède.’

Lavarède haalde zijne schouders op.

Mijnheer Bouvreuil had nog een laatste argument, waarmede hij zijne zaak hoopte te winnen. Hij haalde langzaam een aantal gezegelde papieren voor den dag.

‘Kijk eens hier, Mijnheer. Dit zijn schuldvorderingen, die ik opgekocht heb. Uwe achterstallige huur en al uwe schulden zijn betaald.’

‘U is wel vriendelijk!’ zei de jonge man spottend.

‘Ja, maar nu ben ik uw eenige schuldeischer; als u toestemt in het huwelijk met mijne dochter, dan geef ik u deze portefeuille, maar blijft gij weigeren, dan laat ik u tot het uiterste vervolgen.’

‘Ga gerust uw gang.’

‘Het is geen kleinigheid. Met de kosten, waarop ik u zal jagen, zal het een sommetje worden van twintig duizend gulden.’

‘U schijnt goed te weten, wat zoo'n rechtzaakje kost.’

‘Lang bedenktijd kan ik u niet geven, want ik moet zoo gauw mogelijk naar Panama. Ik ben belast met een persoonlijk onderzoek aldaar.’

‘Een vreemde keus, dat men u belast met een post van vertrouwen! Maar wat mijne beslissing aangaat, ik heb u die duidelijk genoeg gezegd. Het blijft er bij, ga maar naar den deur waarder. Dag mijnheer.’

Mijnheer Bouvreuil nam zijne papieren op en sloeg de deur hand achter zich dicht. Hij was erg uit zijn humeur.

Uit bovenstaand gesprek is reeds gebleken, wat voor een mensch de heer Bouvreuil was, nl. een van die gewetenlooze geldmannen, die, als ze op oneerlijke wijze rijk geworden zijn, ook nog op aanzien en achting aanspraak maken.

Maar van Armand Lavarède, onzen held, moeten we iets meer vertellen.

Hij was in Parijs geboren en opgevoed. Dat is te zeggen, hij had lessen en meesters gehad, maar overigens had niemand zich om hem bekommerd, want zijn oom Richard, die na den dood zijner ouders voor hem zorgde, had te veel te stellen gehad met zijn eigen zoon, dan dat hij zich ook nog met het karakter van zijn neef had kunnen bezighouden.

De beide neven waren groote contrasten. Armand was een gezonde vroolijke jongen, luchthartig en erg verkwistend, Jean daarentegen was ziekelijk, zeurig en zuinig.

Jean was vijf jaar ouder dan Armand. Hij had, toen hij volwassen was, zijns vaders handelszaak overgenomen en was er spoedig rijk in geworden. Met zijne zwakke gezondheid en zijn lastig humeur was hij niet geschikt voor het leven in Parijs, waar hij zich in 't geheel niet thuis voelde. Toen zijn vader gestorven was, ging hij dan ook buiten wonen, en wel in Engeland, in Devonshire, waar niemand hem kende, wat juist naar zijn zin was.

Intusschen had Lavarède, die veel van verandering hield, van alles en nog wat beleefd.

In 1870, toen hij nog geen vijftien jaar oud was, had hij als vrijwilliger dienst gedaan in het Loire-leger onder generaal Chanzy. Daarna had hij zijne studies weer opgevat, maar van zijn plan om dokter te worden, was niets gekomen, toen hij de akeligheden aan dat beroep verbonden, wat meer van nabij had leeren kennen. De marine trok hem aan en voor werktuigkunde interesseerde hij zich een tijd lang, maar toen hij een poosje gevaren had en van de studie voor het ingenieursvak het nieuwtje af was, ontdekte hij, dat hij noch voor het een noch voor het ander de echte roeping had.

Maar de tijd leerde, waarvoor hij wèl geschikt was. In den Turksch-Russischen oorlog was hij correspondent voor een veel gelezen Parijsch blad en toen bleek het, dat hij als verslaggever een buitengewoon talent bezat. Hij reisde toen door

[pagina 2]
[p. 2]

Tunis, Egypte, Servië, Rusland, enz. overal heen, waar de Fransche pers vertegenwoordigers noodig had, en kwam eindelijk in Parijs terug als journalist.

Het is wel te begrijpen, dat Lavarède, die zijn geld uitgaf zonder ooit te rekenen, en nooit aan den dag van morgen dacht, niet rijk was. Hij verdiende wel veel geld, maar hij bewaarde het nooit lang en leefde zorgeloos royaal van den eenen dag op den anderen.

Het gesprek met den heer Bouvreuil noopte hem echter tot nadenken.

‘Die kerel zal beslag leggen op mijn inkomen,’ peinsde hij niet zonder eenige ongerustheid. ‘Hij zal mijn boeltje laten verkoopen, daar kan ik zeker van zijn. Erg vervelend! Eer het twee dagen verder is, ziet het er gek voor mij uit. Van daag heeft het echter nog geen nood, dus behoef ik mij ook niet te verontrusten. Dat is tenminste zooveel gewonnen.’

Hij ging dien avond dan ook kalm slapen en werd niet wakker, voordat zijne huisjuffrouw hem kwam roepen.

‘Mijnheer Armand, er is een brief voor u. Die is hier gebracht door een klerk van den notaris. Hij wist uw adres niet goed en heeft u gisteren nageloopen van uw bureau naar het restaurant en heeft u overal gezocht. Ik moest u den brief dadelijk geven.’

‘Leg hem daar maar neer, Juffrouw, dank u voor de moeite. Maar weet u zeker, dat hij van een notaris komt?’

‘Wel natuurlijk, want het werd er bij gezegd, Mijnheer.’

‘Hm! ik zou eerder gedacht hebben, dat een klerk van den deurwaarder me zoo iets zou brengen. Bouvreuil kan daar wel achter zitten.’

Lavarède bekeek den brief, maar hij was zoo weinig nieuwsgierig naar den inhoud en zoo onverschillig omtrent Bouvreuil, dat hij zich op zijn gemak kleedde, zijne couranten las en uitging, voor hij den brief openmaakte.

Het was werkelijk een brief van een notaris, nl. een verzoek van Mr. Panabert, om zoo spoedig mogelijk voor eene zaak, die hem zelf betrof, ten zijnent te komen, Rue de Châteaudun; de gewone formule van eene oproeping, die niets zegt.

Daar hij dien middag niet veel anders te doen had, besloot Lavarède na zijn tweede ontbijt er heen te gaan. De notaris wachtte hem tegen twee uur.

Onderweg trok eene Engelsche familie zijne aandacht, die altijd denzelfden kant uitging als hij.

Men behoefde niet te vragen, of het Engelschen waren. Een heer van een jaar of vijftig, de gewone lange stijve type met de bekende bakkebaarden, het geruite pak en de reisjas met den grooten kraag; eene oude dame, de mama of de gouvernante, met een leelijk hoedje met een groene voile en een langen regenmantel van allergekst fatsoen; als derde van het gezelschap een jong meisje. Maar die was niet stijf of houterig of leelijk, het was een frissche, lieve verschijning.

Honderd passen verder, bij het kruispunt van Châteaudun en den Faubourg Mont-Martre, kwamen er drie rijtuigen van verschillende kanten aanrijden. De jonge dame ging voor twee uit den weg, maar zag het derde niet en hoogstwaarschijnlijk was zij overreden, als Lavarède niet met sterke hand het paard gegrepen en tot staan gebracht had.

De koetsier vloekte, het paard hinnikte, de voorbijgangers gilden, maar het Engelsche meisje kwam er met den schrik af.

Zij zag wel wat bleek, maar bleef heel bedaard, en bedankte Lavarède met een stevigen handdruk. De papa en de gouvernante schoten dadelijk toe en Lavarède's hand werd nog tweemaal hartelijk geschud.

‘Het lijkt wel,’ zeide hij met ongeveinsde bescheidenheid, ‘alsof ik uw leven gered heb, maar u zou nog wel tijd gehad hebben om over te steken, onze huurkoetsiers hebben zulke makke paarden.’

‘Maar met dat al heeft u mij toch een grooten dienst bewezen, niet waar, Papa? Vindt u ook niet. Mevrouw Griff?’

‘O zeker,’ zeide deze.

‘Dus mag ik u ook wel dankbaar zijn. Ik ben niet gewoon in zulke drukke straten te loopen en ben altijd een beetje bang, als ik niet goed den weg weet.’

‘Kan ik u misschien terecht helpen?’ vroeg Lavarède beleefd.

Nu nam de oude heer het woord en haalde een brief uit zijne portefeuille.

‘Wij gaan naar een notaris.’

‘Ik ook.’

‘Een notaris, dien wij niet kennen, in Rue Châteaudun.’

‘Toch niet Mr. Panabert?’

‘Ja, dat is zijn naam. Gaat u daar ook heen? Hoe toevallig!’

‘Een gelukkig toeval; mag ik er u heen brengen?’

Bij den notaris worden zij op vertoon van hunne kaartjes dadelijk toegelaten in het kantoor, behalve de gouvernante, die verzocht wordt in de aangrenzende kamer te wachten.

‘Wij komen dus voor dezelfde zaak,’ denkt Lavarède. Mr. Panabert is een notaris, die geen tijd te veel heeft. Hij groet even en begint dan dadelijk: ‘Mijnheer Lavarède, Mijnheer Murlyton, Mejuffrouw Aurett, ik moet den treurigen plicht vervullen, u het overlijden mee te deelen van een mijner beste cliënten, eigenaar van het kasteeel Marsaunay in Côte d'Or, van twee huizen in Parijs, Rue Auber en Boulevard Malesherbes, en van de bezitting Baslett-Castle in Devonshire. De naam van den overledene is Jean Richard.’

‘Mijn neef!’ riep Lavarède.

‘Mijn buurman!’ zeide de Engelschman.

De beide heeren zagen elkander met stomme verbazing aan.

Onverstoorbaar kalm ging de notaris voort: ‘Volgens het verlangen van den overledene heb ik u verzocht hier te komen om het testament te hooren voorlezen, dat eigenhandig door hem geschreven en wettig geregistreerd is.’

Hij las vlug heen over het vormelijk begin en

[pagina 3]
[p. 3]

toen iets langzamer met nadruk: ‘Met de huizen en bezittingen, de waardepapieren en het kontante geld, dat bij mijn notaris berust, bedraagt mijn vermogen ongeveer vier millioen. Daar ik geene andere bloedverwanten heb, is mijn eenige erfgenaam mijn neef Armand Lavarède....’

‘Wat zegt u daar?’ riep Armand.

‘Wacht even,’ zeide de notaris en las verder: ‘maar op eene uitdrukkelijke voorwaarde. Die jonge man kent de waarde van het geld niet, hij zou mijn vermogen verkwisten, het geld verspillen, zooals op een pleizierreisje, dat wij eens samen deden naar Boulogne-sur-Mer; hem kostte die reis duizend gulden, mij twee en negentig gulden vijf en tachtig cents.

Daarom moet Lavarède met een kwartje op zak zonder eenige andere som te zijner beschikking van Parijs uit eene reis om de wereld doen. Dan zal hij wel zuinig moeten wezen. Ik geef hem precies een jaar tijd er voor.

Natuurlijk moet er toezicht zijn, als hij die reis doet. Ik wijs daartoe iemand aan, die er persoonlijk groot belang bij zal hebben, zich van zijne taak behoorlijk te kwijten. Ik bedoel mijn buurman, den heer Murlyton, dien ik in plaats van Armand Lavarède tot mijn universeelen erfgenaam benoem, indien deze de gestelde voorwaarde niet stipt nakomt.’

‘Mij?’ vroeg de Engelschman. ‘Maar ik kende den zonderling op zijn best, en wij voerden bijna altijd een proces!’

‘De heer Murlyton,’ las de notaris verder, ‘is een man, die op zijn recht staat. Als ik mij verveelde, procedeerde ik met hem over een muurtje of een slootje tusschen onze landgoederen of over de vruchten, die over de heining van den tuin neerhingen. Dat wekte mij wat op en maakte mij het vervelende leven weer voor een poos dragelijk.

Van den heer Murlyton weet ik dus zeker, dat hij zijne rechten zal doen gelden. Het spreekt van zelf, dat hij alle aanspraak op mijn fortuin verliest, als hij verraad pleegt jegens mijn armen neef. Hij moet eenvoudig toezicht houden, maar strikt eerlijk daarbij te werk gaan.

Ik moet bekennen, dat ik met eenig genoegen vooruitzie, hoe mijn verkwistende neef Armand onterfd zal worden.’

De notaris kwam zelfs bij dien ondeugenden slotzin niet uit zijn deftige plooi. Maar de uitwerking van zijne mededeeling op zijne drie hoorders was geheel verschillend.

Lavarède glimlachte, misschien niet zonder eenige bitterheid, maar dat was er niet aan te zien. De heer Murlyton bleef even kalm, alsof hij een biefstuk ging eten. Maar Juffrouw Aurett was blijkbaar geagiteerd. Eerst kreeg zij een kleur en toen werd zij heel bleek, terwijl zij de beide heeren aanzag, die jacht moesten maken op dat mooie wild van vier millioen. Zij sprak het eerst.

‘Papa,’ zeide zij, ‘u kunt onmogelijk den heer Lavarède in de wielen rijden, die mijn leven gered heeft.’

‘Zaken zijn zaken, lieve,’ was het antwoord, ‘het zou erg onpractisch zijn, zoo'n groot fortuin goedwillig te verliezen. Want het is immers onmogelijk, met nog geen halven shilling eene reis om de wereld te doen, men zou er niet van Parijs tot Londen mee komen. Het is good business!’

‘Wil u er dus niet van afzien, Papa?’

Nu mengde zich de notaris in het gesprek.

‘Dat zou den heer Lavarède niets helpen, Juffrouw. Hij heeft alleen onder voorwaarde recht op de erfenis. Als hij dus niet vrijwillig afstand er van doet....’

‘Maar dat meent u niet, Mijnheer!’ riep Armand uit. ‘Denkt u, dat, als er vier millioen te krijgen is, ik er niets voor zou doen? En wat mijn neef verlangt, is zoo moeielijk niet. Als je in Parijs van de Bastille naar de Madeleine kunt komen zonder een cent op zak, dan kan je ook wel met een kwartje naar Amerika en China gaan.’

‘Wilt u het probeeren, mij goed,’ zei de Engelschman. ‘Ik ben rijk, overal kan ik mijne wissels trekken, ik zal u geen oogenblik uit het oog verliezen en het zou mij niet verwonderen, als ik reeds na twee dagen den inzet van ons spel gewonnen had.’

‘Goed, ik waag het er op,’ gaf Lavarède koeltjes ten antwoord, en wendde zich daarop tot den notaris: ‘Mijnheer, hebt u misschien een spoorboekje bij de hand?’

De notaris gaf hem er een. Lavarède zocht even en zei toen: ‘Morgen, 26 Maart 1891, is er om negen uur een trein naar Bordeaux, die correspondeert met eene Amerikaansche stoomboot te Pauillac. Mijnheer Murlyton, morgen ochtend zal ik u wachten aan het station,’ vervolgde hij met een verpletterend aplomb.

De twee mededingers groetten elkander beleefd, terwijl de ntoaris zijne papieren rangschikte en Miss Aurett gerustgesteld scheen door de zekerheid van Lavarède's optreden.

Armand keerde zich nog even om en vroeg aan den notaris:

‘Moet ik den 25sten Maart 1892 hier terug zijn. vóór uw kantoor gesloten wordt?’

‘Ja, op zijn laatst. Mijnheer.’

‘Goed, ik zal er zijn.’

En daarop ging hij bedaard heen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken