Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Met een kwartje de wereld rond (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Met een kwartje de wereld rond
Afbeelding van Met een kwartje de wereld rondToon afbeelding van titelpagina van Met een kwartje de wereld rond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

Scans (26.46 MB)

ebook (6.05 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucien Métivet

Vertaler

Louise Victorine Nagel



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen
vertaling: Frans / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Met een kwartje de wereld rond

(1919)–Henri Chabrillat, Paul d' Ivoi–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.
Verstoppertje.

Lavarède had een sigaar opgestoken en liep een half uurtje rond om te denken over zijne reis. Hij hield van avonturen en evenals Jason lokte hem het Gouden Vlies. Hij was ook volstrekt niet bang, dat hij het zou veroveren, maar hij kon zich niet ontveinzen, dat hij talloos vele moeielijkheden zou moeten overwinnen.

Bij die gedachte gleed een schaduw over zijn gezicht, doch eensklaps werd dit verhelderd. Hij had een idee. Hij sloeg den weg in naar het bureau van zijn courant ‘les Echos parisiens’; en daar schreef hij voor het eerstvolgende nommer eene kroniek, waarin hij zonder namen te noe

[pagina 4]
[p. 4]

men, maar voor de betrokken personen toch duidelijk genoeg, de geheele geschiedenis van het testament vertelde.

Aan de kas viel het hem tegen, dat hij geen geld kon krijgen: een deurwaarder had op last van den heer Bouvreuil beslag op zijn inkomen gelegd.

‘Daar heb je 't al,’ dacht hij.

Thuis hoorde hij van zijne hospita, dat er ook een deurwaarder geweest was, om zijne meubelen in beslag te nemen.

‘Het komt er niet op aan,’ zei hij vroolijk, ‘morgen ga ik toch naar de andere wereld.’

‘God, Mijnheer!’ riep de goede juffrouw, ‘u zal u toch niet doodschieten? zoo'n geldzaakje komt wel terecht.’

‘Neen, wees maar gerust,’ riep hij lachend, ‘de andere wereld, waar ik heen moet, is Amerika, ik ga er eene erfenis halen van vier millioen.’

Lavarède wist nu, hoe de zaken stonden. Hij nam een rijtuig en liet zich naar het station van het Orleansche spoor brengen. Daar ging hij naar het goederenkantoor en had een kort onderhoud met den chef eener afdeeling, een kennis van hem, wien hij wel eens eene vrijkaart voor de comedie bezorgde. Onderzoekend baande hij zich een weg tusschen allerlei kisten en balen en manden en scheen weldra gevonden te hebben, wat hij zocht. Op het bureau vulde hij toen een vrachtbrief in.

‘Voor Panama?’ vroeg de beambte eenigszins verwonderd.

‘Ja, bestelgoed voor den sneltrein van negen uur, die correspondeert met de pakketboot van de Cargadoorsvereeniging te Panillac.’

Voor alle zekerheid merkte hij zelf een enorm groote stevige kist met Panama in dikke zwarte letters. De kist had den vorm van eene vleugelpiano. Er waren al heel wat adressen op, maar Lavarède verwijderde die of schrapte ze uit. Met een fooitje voor den man, die hem daarbij had geholpen, nam hij met een stevigen handdruk afscheid van zijn vriend, den chef, die de zaak heel aardig scheen te vinden, want hij lachte, dat hij schudde.

‘Een kapitale grap!’ zei hij, ‘alleraardigst bedacht. Maar ik kan er immers gerust op zijn, Mijnheer Lavarède, dat de Maatschappij er niet door wordt benadeeld?’

‘Daar sta ik voor in. Als ik mijne weddenschap gewonnen heb, dan inviteer ik u voor een fijn diner en voor de opera.’

Hij reed naar den boulevard terug, tevreden over den middag, dien hij zoo goed had gebruikt. Een blik in zijne portemonnaie overtuigde hem, dat hij nog een paar goudstukken bezat. Die moest hij dienzelfden avond opmaken. Nu, dat was niet moeielijk. Lavarède verstond de kunst van geld uitgeven zoo goed, dat hij den volgenden morgen niet meer dan een gulden over had.

‘Juist zooveel, als ik noodig heb,’ zei hij, ‘vijf en zeventig cents voor het rijtuig.... en een kwartje voor mijne reis om de wereld.’

Toen Lavarède om acht uur het station binnenstapte, had hij geen ander reisgeld op zak dan de vijf stuivers, die hem in het testament waren toegestaan.

Hij verdween onmiddellijk in de richting van het goederenkantoor.

Onder de reizigers, die zoo langzamerhand tegen het vertrek van den sneltrein aan het station kwamen, bevond zich ook de heer Bouvreuil. Hij werd door zijne dochter naar den trein gebracht.

Wij kunnen dus nu ook kennis maken met Mlle Penelope. Zij was lang niet mooi, zoo groot en hoekig, met zoo'n geel teint en een onverdragelijk hoogmoedig air. Niemand, behalve zij zelve, kon het den heer Lavarède kwalijk nemen, dat hij geen zin had om met haar te trouwen.

Bouvreuil zag in de wachtkamer even de ‘Echos parisiens’ in, en zijn oog viel op het verhaal van Lavarède. Tusschen de regels door las hij, dat met den heer ‘Chardonneret, behoorende tot het nog niet tamgemaakte gierengeslacht’ hij zelf bedoeld werd. Hij liet het artikel aan Penelope lezen en deelde haar zijn vermoeden mede, dat Lavarède de betrokken persoon was.

‘Wat?’ zei ze, ‘die mijnheer, die mij niet hebben wil, zou vier millioen krijgen, als hij die reis doet zonder geld?’

‘Je ziet wel, hoe dwaas hij is, om zoo iets te ondernemen.’

‘Ik hoop, dat hij niet zal slagen.’

‘O, wees maar niet bang. Binnenkort komt hij berooid en verlegen in Parijs terug en dan is hij, wed ik, omder een hoedje te vangen. Hij zal dan blij zijn, als hij zich van mij los kan koopen door het huwelijk, dat ik hem tot voorwaarde heb gesteld.’

Penelope zuchtte. Als haar gezicht in rust was, was ze al niet mooi, maar als ze zuchtte, was ze heel leelijk. En nu rolde zij ook nog met hare oogen en leek veel op een schelvisch, die in de zon heeft gelegen.

Op dat oogenblik werd er in den goederenwagen eene buitengewoon groote kist geladen, die algemeen de aandacht trok.

‘Die gaat naar Panama,’ zei Bouvreuil, ‘het staat er met groote letters op.’

‘Er zit zeker een piano in,’ meende Penelope.

‘Misschien voor een ingenieur, die daar ginds met zijn leegen tijd geen raad weet.’

‘Papa, zult u oppassen voor de gele koorts?’

‘O, wie geld heeft, kan overal volmaakt gezond blijven. En ik behoef er niet lang te zijn. Even de werven inspecteeren, zien of het geld nuttig besteed wordt en hoe ver het werk is. Ik zal daar ter plaatse enkel eenige aanteekeningen maken en mijn rapport op de terugreis aan boord uitwerken. Veertien dagen hoogstens zal ik er te doen hebben.’

‘Met de reis heen en terug zult u dan toch zes weken uit zijn.’

‘Zes weken op zijn hoogst. Ik zal je bij aankomst dadelijk telegrafeeren en ook, als ik me weer inscheep.’

Met deze woorden stapte Bouvreuil in een waggon eerste klasse, waarin weldra nog twee ons bekende reizigers plaats namen.

Sir Murlyton was met Miss Aurett en Mrs.

[pagina 5]
[p. 5]

Griff stipt op tijd, zooals Engelschen dat gewoon zijn, aan het station. Maar hoe zij ook keken en zochten, Lavarède zagen zij niet.

‘Zou hij al afgezien hebben van zijn avontuur?’ vroeg de oude heer.

‘Neen, dat is niet waarschijnlijk,’ antwoordde zijne dochter.

De trein zou weldra vertrekken, maar Lavarède kwam niet.

‘Aoh!’ bromde Sir Murlyton.

‘U moet mee, Papa.’

‘Ja, maar dan moet hij er toch eerst zijn!’

‘Hij is misschien vooruitgereisd naar Bordeaux.’

‘Opdat ik niet zou zien, dat hij voor zijn plaatskaartje wel iets meer betaalde dan vijf stuivers!’ lachte haar vader.

Zij liepen even langs den trein, die al vol menschen zat. Maar geen Lavarède.

Miss Aurett kwam op eens op een inval.

‘Papa!,’ zei ze, ‘in Parijs kan u hem in het gedrang gemakkelijk uit het oog verliezen, maar als u naar Bordeaux gaat, kan het niet missen, of u moet hem zien. Om op de boot te komen, is er maar één weg, nl. over de plank. Bij het inschepen ontdekt u hem stellig.’

Een reis van Parijs naar Bordeaux is voor een Engelschman eene kleinigheid. Sir Murlyton keurde het plan van zijne dochter goed.

‘En dan moest u mij meenemen om u uitgeleide te doen tot Bordeaux.’

‘Maar als Mijnheer Lavarède nu nog mocht komen, te laat voor doen afgesproken trein?’ Wie zal het mij dan laten weten?’

‘O, Mevrouw Griff zal wel zoo vriendelijk zijn te telegrafeeren naar het station Bordeaux - Pauillac of naar het kantoor van de “Messageries maritimes”.’

‘Goed.’

Mevrouw Griff werd goed ingelicht omtrent wat zij te doen had, als Lavarède nog komen mocht. De heer Murlyton nam toen twee plaatsen. Zijne dochter was blij als een schoolmeisje over dit onverwachte uitstapje.

Mevrouw Griff omhelsde haar met deftige bezorgdheid.

‘Tot overmorgen, niet waar?’

‘Tot morgen, denk ik. De boot vertrekt van avond, ik zal dus den nachttrein kunnen nemen. Ik telegrafeer u vooruit.’

‘Dan kom ik u hier aan 't station halen.’

De heer Murlyton verzocht Mevrouw Griff nog, dadelijk na de terugkomst van zijne dochter met haar naar Engeland terug te gaan. Hij wist niet, hoe lang zijne afwezigheid kon duren en vond het geruster, dat zij dan thuis waren. Mevrouw Griff beloofde het.

Nog een kort afscheid en toen stapte Miss Aurett, gevolgd door haar papa, in den eenigen waggon, waar nog plaats was. Zij kwamen tegenover Bouvreuil te zitten, die eene groote portefeuille uit zijn zak had gehaald en als man van zaken eenige aanteekeningen maakte. Mlle Penelope liep te zoeken naar haar dienstmeisje, dat haar naar huis zou begeleiden.

Bouvreuil schreef o.a.: 1o. altijd in Engelsche hotels gaan, die zijn het best ingericht. 2o. in moeielijkheden den consul raadplegen. 3o. nooit met iemand over politiek praten.

‘Papa, Papa,’ hoorde hij zijne dochter roepen. ‘Papa, een nieuwtje! Mijnheer Lavarède is op den trein.’

‘Op den trein? Ik heb hem in 't geheel niet gezien.’

‘Niemand heeft hem gezien, hij zit in de kist.’

‘In welke kist?’

‘Ach, u weet wel, die groote kist voor Panama.’

De heer Murlyton wisselde met zijne dochter een veelbeteekenenden blik.

‘Ach! Mijnheer Lavarède!’ riep hij.

‘Wat heb ik gezegd. Papa?’ vroeg Miss Aurett.

Bouvreuil zag verbaasd op, toen hij die vreemdelingen den naam Lavarède hoorde noemen. Maar hij had geen tijd eene vraag tot hen te richten, want hij moest haastig afscheid nemen van Mlle Penelope, daar de portieren werden dichtgeslagen. Hij boog zich uit het raampje en vroeg:

‘Maar hoe weet je dat?’

‘Ons dienstmeisje heeft van een landsman van haar gehoord, dat er iemand in de kist is gekropen; volgens de beschrijving kan het niemand anders zijn dan Lavarède. Een chef is de kist komen sluiten en heeft hem verzocht, het geheim te bewaren.’

‘En toch heeft hij het verklapt?’

‘Ja, aan eene goede kennis van hem uit zijne geboorteplaats. Maar niemand anders weet het.’

‘Ik weet het nu en ik zal hem te Bordeaux wel krijgen. Zijne vier millioen zijn verloren.’

‘Doe dat Papa, en zeg dan maar, dat hij mij zijn hof mag komen maken en dat wij dan binnen vijf weken zullen trouwen.’

‘Afgesproken.’

Miss Aurett en haar vader hadden geen woord gemist van dit gesprek, dat trouwens hardop gevoerd werd.

Daar klonk het fluitje. De bel werd geluid en de trein zette zich in beweging. Bouvreuil wuifde uit het raampje zijne dochter een laatst vaarwel toe en - weg waren ze op reis naar Amerika, Lavarède in zijne kist, Sir Murlyton. Miss Aurett en de heer Bouvreuil in de coupé 1ste klasse.

Engelschen spreken nooit het eerst tegen menschen, die zij niet kennen, maar Bouvreuil begon een gesprek.

‘Mag ik vragen,’ begon hij, ‘of u dien Lavarède kent, over wien mijne dochter sprak?’

‘O zeker, wij kennen Lavarède,’ zeide Sir Murlyton. ‘Maar met wien heb ik de eer?....’

‘Bouvreuil, grondeigenaar, bankier, voorzitter van het Syndicaat van aandeelhouders in de Panama-maatschappij,’ antwoordde hij, terwijl hij zijn kaartje gaf.

Sir Murlyton stelde zich zelf en zijne dochter voor.

‘Sir Murlyton!.... Is u dan de Engelschman, die in het artikel van de “Echos parisiens” voorkomt onder den naam van Mirliton Esquire?’

‘Dat artikel ken ik niet.’

[pagina 6]
[p. 6]

‘Hier kunt u het lezen.’

De Engelschman las het vluchtig door.

‘Ja, dat ben ik zeker en is u “de vogel van het gierengeslacht?” Dan behoort u zeker niet tot zijne vrienden?’

‘O, neen.’

‘Maar,’ zei Miss Aurett met haar beminnelijk lachje, ‘hoorde ik niet, dat er sprake was van een huwelijk tusschen hem en uwe dochter?’

‘Ja, mijne dochter wenscht dit, maar hij wil er niet van hooren.’

‘O, neem u mij niet kwalijk.’

Het vriendelijk beleefde lachje maakte plaats voor eene raadselachtige, peinzende uitdrukking. Miss Aurett had het onaangename gezicht van Mlle Penelope gezien, en gehoord, hoe weinig lief zij was. En in haar binnenste gaf zij Lavarède gelijk. Zij vond, dat die aardige jonge man, die haar leven gered had, wel beter vrouw verdiende.

De beide heeren zetten intusschen het gesprek voort.

‘Ja,’ zei Bouvreuil, ‘ik zal maken, dat hij zijne erfenis verliest, van avond laat ik hem aanhouden; dat is in uw voordeel en u zult mij zeker wel willen helpen?’

Ik? neen, dat kan ik als man van eer niet doen. Ik moet toezien op zijne handelingen, maar ik mag hem geenerlei moeielijkheden in den weg leggen.’

‘Nu, dan zal ik het alleen doen, hij zal niet verder komen dan Bordeaux.’

Na veertien uur sporens verlaten de reizigers den trein en worden de goederen uitgeladen. Bouvreuil heeft de kist, waarin zijn vijand zit, niet uit het oog verloren. In zijne handen wrijvend van innerlijk genoegen, gaat hij naar het douanen-kantoor.

Onderwijl klopt er iemand aan de kist en roept met een zacht stemmetje: ‘Mijnheer Lavarède!.. Mijnheer Lavarède!’

Miss Aurett had zonder zich rekenschap te geven van de belangen van haar vader, dadelijk partij gekozen voor Lavarède tegen Bouvreuil. Zij was veel te eerlijk om zwijgend te willen toezien en de zaken haren gang te laten gaan, zonder te waarschuwen voor het gevaar. En zoo klopte zij dan, alsof het zoo haar plicht was, met haar fijngevormd handje tegen de kist en riep nog eens: ‘Mijnheer Lavarède!’

Geen antwoord, geen enkel geluid. Zachtjes herhaalde zij: ‘Mijnheer Lavarède, u wordt door een gevaar bedreigd, waarvoor ik u kom waarschuwen.’

Toen klonk er uit de kist op gedempten toon: ‘Is u dat, Juffrouw Aurett? ik meen uwe stem te herkennen.’

‘Ja,’ riep zij verheugd. ‘U moet er gauw uitkomen.’

‘Als de kist ingescheept is en ik aan de beweging voel, dat wij onderweg zijn, eerder niet.’

‘Maar de kist komt niet op de boot; die mijnheer, - ik weet niet hoe hij heet, maar die vogel van het gierengeslacht....’

‘Mijnheer Bouvreuil?’....

‘Ja, dat is zijn naam. Hij is de douanen en spoorbeambten gaan halen om u in de doos te laten stoppen.’

‘In de doos te laten stoppen? Drommels, dat is leelijk!’

En met deze woorden maakte Lavarède de kist op een kier open. Miss Aurett had een erge kleur.

‘'t Is zeker eene gekke uitdrukking,’ zei ze een weinig verlegen, ‘maar hij heeft het zoo gezegd, toen hij Papa van zijn voornemen kennis heeft gegeven.’

‘Maar wat heeft hij hier te maken?’

‘Wie? Papa? die gaat met u mee, omdat het testament het nu eenmaal zoo wil.

‘Uw vader meen ik niet, Juffrouw Aurett, ik bedoel Bouvreuil, wat doet die hier in Bordeaux?’

‘Hij heeft ons verteld, dat hij naar Panama ging?’

‘Zoo? En weet uw papa van zijne plannen? Helpt hem misschien wel?’

‘O neen, Papa is strikt eerlijk. Hij heeft zijn woord gegeven, niets tegen u te zullen doen, Papa is dus dadelijk weggegaan.’

‘Zoodat de ander vrij spel heeft.’

‘Beletten kon hij den toeleg niet, maar ik wel.... Maar gauw, gauw Mijnheer, verstop u ergens, daar komen ze al aan.’

Armand was in een oogenblik achter een stapel kisten en koffers verdwenen. Miss Aurett, die zoo voorzichtig geweest was, de deur van de kist dicht te doen, zag, inwendig wel eenigszins angstig, maar voor het uiterlijk heel kalm, Bouvreuil nader komen met een commies van de douanen en een beambte van het station.

‘Daar zit hij in,’ zei Bouvreuil.

‘In die kist, Mijnheer? U zegt, dat daar een mensch in zit?’ vroeg de beambte verbaasd.

‘Misschien wel een misdadiger, die reden heeft om zich te verbergen,’ zei Bouvreuil.

‘In ieder geval levende waar, waarvan geene aangifte is gedaan,’ zei de man van de belasting.

Geen van drieën konden ze echter de kist openkrijgen, tot groot vermaak van Miss Aurett, die zich bijna niet goed kon houden. Maar de pogingen, die zij aanwendden, hadden dit gevolg, dat zij merkten hoe licht de kist was en dat er onmogelijk iemand in kon zitten.

‘U vergist u zeker, Mijnheer, die kist is klaarblijkelijk leeg. Ik kan haar met ééne hand omkeeren.’

‘Maar ik verzeker u, dat in Parijs....’

‘O, dan heeft men u in Parijs wat wijs gemaakt.’

‘U behoeft de kist maar te openen, dan zult u het zien.’

‘Ja, maar wij hebben geen breekijzer bij de hand. En ik mag haar ook niet opensteken, als er geen chef bij is. Wij moeten eerst de politie halen.’

‘Wel zeker, eerst de politie halen, zoodat hij onderwijl ontsnappen kan!’ riep Bouvreuil op wanhopigen toon.

‘Blijf u dan maar hier de wacht houden,’ was het antwoord. En met deze woorden gingen beiden heen, terwijl Bouvreuil in de kleine ruimte tusschen allerlei vooruitstekende goederen en koopwaren ongeduldig op en neer bleef loopen.

Lavarède had uit zijn schuilhoek aan Miss Aurett een teeken gegeven, dat zij daar liever

[pagina 7]
[p. 7]

niet moest blijven, niemand mocht getuige zijn van de poets, die hij Bouvreuil wilde spelen.

Miss Aurett zocht haar vader op en vertelde hem, dat zij den heer Lavarède gezien had en dat hij van plan was op de boot te gaan.

‘Nu, dan zal ik ook een kaart nemen naar Amerika.’

‘Twee kaarten, Papa.’

‘Wil je met mij mee?’ vroeg Sir Murlyton zonder de minste verbazing.

En even kalm antwoordde zijne dochter: ‘Ja Papa, in Middel-Amerika ben ik nog nooit geweest.’

‘Goed,’ zei haar vader, ‘reizen is ontwikkelend voor jonge menschen, maar heb je genoeg bagage bij je?

‘Neen Papa, ik heb alleen mijne reistasch met mijne toilet-nécessaire, maar hier kan ik wel gauw de noodige inkoopen doen.’

‘All right! Maar heb je aan Mevrouw Griff gedacht?’

‘Ik zal haar telegrafeeren, dat ik met u meega en dat zij alleen naar Devonshire moet terugkeeren.’

‘In orde, ik zal voor de passage zorgen.’

Terwijl Miss Aurett en haar vader met groote bedaardheid deze afspraak maakten, had er een grappig tooneel plaats bij de verdachte kist. Lavarède verliet zijne schuilplaats en liep glimlachend den heer Bouvreuil in den weg, die woedend in de nauwe ruimte op de politie stond te wachten.

‘O!’ riep hij, toen hij Lavarède zag, ‘dacht ik het niet?’

‘Wat dacht u?’ vroeg Lavarède beleefd.

‘Wel, dat je daar in zat!’ en hij wees op de kist.

‘Een vergissing, Mijnheer, u ziet wel dat ik er niet in zat.’

‘Maar ik weet toch, wat ik zeg.’

‘Blijkbaar niet zoo goed, als ik, Mijnheer, ik doe een reisje naar Amerika, uwe deurwaarders hebben mij op de vlucht gejaagd.’

Bouvreuil keek spottend meewarig.

‘En dat reisje doet u op slinksche wijze, op eene duistere manier.’

‘Ja,’ hield Lavarède hem voor den gek, ‘dat zegt u goed, achter die planken kan ik niet al te best zien.’

‘Ik, Mijnheer,’ zei Bouvreuil met geen kleine aanmatiging in zijn toon, ‘ik reis op klaarlichten dag, dat ieder het zien kan, ik betaal mijn plaatskaartje, ik heb aan boord de mooiste hut Nr. 10, ik behoef mij niet te verbergen in eene kist, die niet op het kantoor gedeclareerd is.’

En dat: ‘ik Mijnheer!’ sprak hij telkens met eene verheffing van stem en met de deftigheid van een tooneelspeler van den tienden rang.

‘Ieder doet, wat hij kan, Mijnheer!’ zei Lavarède en terwijl hij dit zei, maakte hij vlug de deur van de kist open, schoof er heel handig zijn tegenstander in en liet de deur in het slot vallen, zoodat de ongelukkige Bouvreuil, die het geheim van de sluiting niet kende, er niet meer uit kon komen. Hij begon te roepen en te schreeuwen, maar weldra werd het stil. Of hij van woede gestikt was? of geen adem meer had uit gebrek aan lucht?

Lavarède stond daar niet bij stil. Hij haastte zich om aan boord te komen. Het was hoog tijd.

Twee minuten later kwam de spoorbeambte terug met vier man, die de kist oppakten. De beambte keek vreemd op, toen hij Bouvreuil daar niet zag.

‘Dat oppassen heeft hem zeker verveeld,’ dacht hij.

‘Wat is die kist zwaar,’ zei een van de dragers.

‘Zou er dan toch iemand in zitten?’

‘Ja er beweegt wat, luister maar, men hoort wat rollen.’

‘'t Is, of er iemand zucht.’

‘Gauw dan maar, brengt de kist naar het kantoor van de douanen. Er zit verboden waar in en ik zal haar laten verzegelen, totdat ze in het bijzijn van de politie kan opengestoken worden.’

De arme Bouvreuil, die waarschijnlijk bewusteloos was geworden, had dus allen tijd om weer bij te komen.

Aan boord van de ‘Lorraine’ heerscht groote drukte: de laatste goederen worden ingeladen en de passagiers nemen afscheid van hunne vrienden en bloedverwanten. De boot heeft al stoom op en de plank zal zoo dadelijk ingehaald worden. De nommers der hutten worden afgeroepen, om te zien, of de reizigers allen aanwezig zijn.

‘No. 8 en No. 9?’

‘Voor mij en mijne dochter,’ antwoordt Sir Murlyton.

‘No. 10? Wie heeft No. 10?’

‘No. 10 heb ik,’ roept een jonge man, die haastig de plank komt oploopen, nog juist bij tijds, want een matroos wilde haar al gaan optrekken.

‘Uw naam, Mijnheer?’ vroeg de officier van dienst.

‘Bouvreuil van Parijs.’

‘In orde. Alles klaar. Haal de plank maar op.’

De stoomfluit liet haar sissend geluid hooren en de ‘Lorraine’ zette zich statig in beweging.

Alle passagiers waren nog aan dek. Toen Lavarède de campagne wilde opgaan, stond Sir Murlyton vlak voor hem.

‘Aangenaam u te zien. Mijnheer,’ begon Lavarède; ‘is Juffrouw Aurett naar Parijs teruggekeerd?’

‘Neen, ze is ook aan boord.’

‘Wat een prettige verrassing, zulk lief reisgezelschap te vinden.’

‘Mag ik vragen, Mijnheer,’ zei de Engelschman, ‘hoe u hier aan boord komt? Ik heb zooeven de passage voor mij en mijne dochter betaald en weet dus, dat de kosten van den overtocht wel iets meer bedragen, dan wat u op zak moet hebben volgens de bepalingen van het testament.’

‘Uwe opmerking is volkomen juist,’ antwoordde Lavarède op beleefden toon. ‘Ik heb mijn kwartje nog ongebruikt in mijn zak, u kunt er u van overtuigen, als u wilt.’

‘Dat is de vraag niet. Hoe komt u hier aan boord als passagier 1ste klasse, zonder betaald te hebben?’

‘O heel eenvoudig. Ik heb de hut van den heer Bouvreuil.’

[pagina 8]
[p. 8]

‘Heeft die voor u betaald?’

‘Neen, voor zich zelf.’

‘Dat begrijp ik niet.’

‘Het is toch heel duidelijk, ik ben hier in zijne plaats en hij zit in de kist, die aan land is blijven staan.’

Sir Murlyton lachte tegen zijne dochter, die zich bij hen had gevoegd.

‘Niet precies in den haak,’ zei hij, ‘maar leuk bedacht.’

En met deze woorden ging hij over de verschansing staan kijken.

‘Het eerste gevaar ben ik te boven gekomen,’ zei Lavarède tot Mis Aurett, ‘en dat heb ik aan u te danken.’

‘Maar mijne schuld is daarmee nog niet vereffend, u hebt mijn leven gered en ik wil uwe belangen niet in den weg staan.’

‘En als uwe belangen daar nu moe gemoeid zijn?’

Miss Aurett deed, alsof ze die vraag niet gehoord had. Zij ging bij haar vader staan en vroeg toen: ‘Toen ik straks toevallig’ - zij kleurde even bij dat ‘toevallig’ - ‘de deur van uwe kist zag openstaan, heb ik toen goed gezien, dat die gevoerd en gecapitonneerd was?’

‘Dat is zoo. Die kist is gemaakt voor een zonderling, over wien ik eens iets geschreven heb in onze courant. Heel Parijs heeft over die kist gesproken en ik wist toevallig, dat ze nog aan het station stond. Ik heb haar gebruikt, dat is de heele geschiedenis.’

‘Ik heb dadelijk gedacht,’ zei Sir Murlyton, ‘dat gij u zoudt weten te redden. Vindingrijk zijt ge in hooge mate.’

Miss Aurett bevestigde deze meening met een vriendelijk lachje.

Sir Murlyton zag door zijn kijker; zijne aandacht scheen geboeid door wat hij zag.

‘Zie eens, Mijnheer Lavarède,’ zei hij, terwijl hij dezen zijn kijker gaf, ‘ziet u op het havenhoofd niet iets bewegen?’

‘Ja, een kort dik man, die de wanhopigste gebaren maakt. Hij wordt achtervolgd, lijkt het wel. Vier politieagenten zijn hem op de hielen. Al zijn leven! ik geloof dat het Bouvreuil is. Hij heeft dus geen beroerte gehad en is niet gestikt in de kist. Zooveel te beter voor mij.’

Onze reizigers verwachtten, dat er een sein zou gegeven worden, maar de ‘Lorraine’ werd niet teruggeroepen. De boot was spoedig in volle zee en Lavarède dacht, dat hij veilig was voor de heele zeereis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken