Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

X. Alfer krijgt loon naar werken

De volgende dag deed Winfried, wat hij zich had voorgenomen. Hij was diep het bos ingedrongen en oefende nu op de ruime open plek, waar hij door niemand lastig gevallen of bespied werd. Hij werkte hard en met aandacht en hij was tevreden over de resultaten. Het ging goed. Zijn pijlen vlogen nauwkeurig naar hun doel. De zware speer van zijn vader gehoorzaamde aan de kracht van zijn arm, en suisde telkens verder door de lucht. Toen de zon over haar hoogste punt heen was, maakte hij een vuurtje, braadde het stuk vlees, dat zijn moeder hem meegegeven had, en liet zich de eenzame maaltijd goed smaken. Hij vond het jammer, dat Odo er niet bij was; dat was altijd zo gezellig, en Odo gaf ook dikwijls goede aanwijzingen, want al was hij voor de spelen, waar grote kracht bij te pas kwam, niet geschikt, hij wist van alles precies hoe het moest. En Winfried had vaak veel aan zijn raadgevingen. Maar met een paar dagen zou hij er wel weer zijn!...

Tevreden lag hij in het gras bij de struiken, in de schaduw van de hoge bomen. Hij hield de handen achter het hoofd gekruist en kauwde op een grashalm, die lekker zoet smaakte. De vogels zongen zo driftig, alsof zij bang waren, tijd te kort te komen. Winfried moest er zachtjes om lachen. Een eekhorentje zag hem, schoot langs een dikke beukenstam omhoog, en maakte boze geluidjes; misschien dacht het wel, dat de rustverstoorder daar bang van zou worden en vluchten. Winfried keek lachend naar de blinkende oogjes, die slim en nijdig naar hem gluurden. Toen hij niet weg ging, gaf de eekhoren zijn pogingen om hem te verjagen op en verdween met een sissend en minachtend geluid tussen de bladeren van de brede kroon. Nu was er alleen het gezoem van honing zoekende bijen en het gezang van onzichtbare vogels. Winfried had goed gewerkt en goed gegeten. De zwoele atmosfeer van het bos maakte hem soezerig; langzaam begonnen zijn ogen dicht te vallen. En in de wa-

[pagina 51]
[p. 51]

zigheid, die daardoor ontstond, zag hij Vuur-oog, den prachtigen jongen hengst, waarop hij vanmorgen nog eens duchtig rondgereden had... Tot eensklaps zijn ogen wijder opengingen en hij aandachtig begon te luisteren.

Al een paar keer had hij gemeend een konijn te horen schreeuwen, maar hij was zo in zijn plezierige gedachten verdiept geweest, dat hij er niet verder op gelet had. Nu hoorde hij het duidelijk, en hij herkende het als de kreet van een konijn, dat pijn heeft of in doodsangst verkeert: die smartelijke kreet, waar hij niet goed tegen kon. Hij ging rechtop zitten en luisterde van welke kant het jammerlijke geschreeuw kwam. Daarna stond hij op en begon voorzichtig op het geluid af te sluipen. Telkens hield het even op; dan stond hij stil; zodra het weer klonk ging hij verder. En toen hij zijn hoofd om de stam van een dikke eik boog, zag hij waar dat akelige geschreeuw vandaan kwam...

Tussen de struiken, op enige afstand van de plaats, waar hij stond, was een konijn in een strik geraakt. Een lange jongen, slordig en smerig in de kleren, zat er op zijn hurken bij met een knuppel in zijn hand, en had er een wreed plezier in den armen kleinen gevangene te kwellen vóór hij hem de genadeslag gaf. Hij trok het diertje aan de gewonde achterpoot naar zich toe, keek het recht in de bolle, van angst uitpuilende ogen, en liet het dan na een poosje weer los. Het konijn nam een sprong, maar werd natuurlijk door de strik tegengehouden, waarna het een erbarmelijk schreeuwtje gaf van pijn en benauwdheid. De lange slungel lachte vergenoegd en sloeg met zijn knuppel naar het beestje; maar hij zorgde wel het niet te raken: dof plofte de stok naast het bibberende lijfje op de rulle bosgrond en weer wipte het konijn in doodsangst op zij, kermend...

Winfried beefde van woede. De jacht op dieren, die in het wild leefden, was niet alleen geoorloofd, maar nodig om aan voedsel te komen. Doch gevangen dieren, die zich niet meer verweren of vluchten konden, nodeloos kwellen... dat was een gemeenheid, die ieder eerlijk mens met

[pagina 52]
[p. 52]

afschuw vervulde. Met enkele grote sprongen was hij bij den dierenplager, gooide hem met een stoot van zijn elleboog opzij, en bevrijdde het konijntje uit de strik; op drie poten hinkend sprong het haastig weg en verdween tussen het dichte struweel. Toen keerde Winfried zich om en keek naar de jongen, dien hij zo onzacht ter zijde gesmeten had. Verrast bleef hij even bewegingloos staan. Zijn ogen flikkerden van boosheid, maar nu ook van vreugde.

‘Alfer!’ zei hij verbaasd.

De ander was opgekrabbeld en stond, half gebogen, loerend naar zijn aanvaller te kijken. Er was vrees in zijn ogen, en een valse gloed, die sprak van wraakzucht en woede.

Winfried haalde diep adem en kwam een stap dichterbij.

‘Luistervink... klikspaan... en nog dierenbeul ook!’ zei hij met nadruk. ‘Je bent nog laffer en gemener dan ik dacht, Alfer!’

De ander keek hem vreesachtig onderuit aan en zei gesmoord:

‘Ik waarschuw je, Winfried... blijf van m'n lijf, hoor!’

Winfried lachte minachtend.

‘Bange wezel!’ snauwde hij. ‘Dacht je heus, dat je d'r zo af zou komen?... Nee, mannetje! Je krijgt een pak slaag, dat je niet licht vergeten zult... Vechten zal je!’

Hij kwam nog een stap dichterbij, dreigend, de vuisten gebald. Alfer bukte zich en greep bliksemsnel naast zich in het gras. Winfried zag de punt van een jachtspies blinken. Maar hij was zijn tegenstander te vlug af, sprong op hem toe en slingerde hem aan zijn nek van het gevaarlijke wapen weg. Hij beefde van drift en schreeuwde:

‘Wou jij met een spies tegen een ongewapende vechten?... Lafbek!... dat zal ik je anders leren... Hier, pak aan!’

Hij smeet hem met een krachtige stoot ondersteboven. Zodra Alfer weer op de been was, probeerde hij te vluchten, maar Winfried was al achter hem, greep hem bij de schouder en keerde hem met het gelaat naar zich toe.

[pagina 53]
[p. 53]

‘Jij wil niet vechten, hè!’ zei hij minachtend. ‘Daar ben je te laf voor, hè?... Konijntjes, die niks tegen kunnen doen, doodmartelen, dat durf jij wel, hè?... Weet je wat jij bent?... Een stinkende bunzing ben jij!... Ik ben vies van jou... Bah! wat een smerig beest!’

Toen gaf hij hem met de vlakke hand een knallende klap in zijn gezicht. Alfers hoofd schokte opzij. Hij zag duizend sterretjes voor zijn ogen dansen. De schrik, de pijn en de woede om deze belediging maakten eindelijk, dat hij terug sloeg. En Winfried lachte van vreugde, omdat de lafaard eindelijk het gevecht aanvaardde.

Alfer had weinig kans. Misschien was hij niet zoveel minder sterk dan Winfried, en vlug was hij genoeg. Maar hij was bang voor pijn en zijn grootste zorg was om de snel toeschietende vuisten van zijn tegenstander te ontwijken. En hij sloeg alleen terug, als hij dacht, dat Winfried er geen erg in had. Maar ook dat lukte niet, en telkens werd zijn uitschietende arm opgevangen door een keiharde vuist, en hij deed alleen zichzelf pijn. Hij bloedde uit zijn neus, en allebei zijn ogen begonnen dicht te zwellen. Zo erg kreeg hij er van langs, dat hij er al gauw meer dan genoeg van had en schreeuwend wegliep, zodra hij zijn kans schoon zag. Maar Winfried sprong hem achterna en gaf hem onder het lopen een schop onder zijn broek. Daardoor kreeg Alfer onverhoeds zo'n vaart, dat hij over de kop sloeg en tot zijn ongeluk precies in een grote bos doornige wilde-rozenstruiken terecht kwam. Jammerend en gillend bevrijdde hij zich uit de krabbende en stekende ranken, die hem aan alle kanten wilden vasthouden. Winfried keek lachend toe, en toen hij eindelijk loskwam en angstig naar zijn achtervolger keek, deed hij geen moeite meer, hem te grijpen, maar liet hem lopen. Alfer vroeg niet beter en rende wat hij rennen kon, bloedend, met gescheurde kleren, schreeuwend alsof hij vermoord werd.

Winfried keek hem na. Hij lachte niet meer. Hij voelde een afkeer kroppen in zijn keel. Bijna misselijk werd hij,

[pagina 54]
[p. 54]

zo'n afkeer had hij van dien schreeuwend wegvluchtenden lafaard... Hoe kon een jongen zo laf zijn! Zo gemeen, zo achterbaks en doortrapt gemeen... en bang als een wezel, zodra hij hard aangepakt werd... Bah, wat waren er toch een onbegrijpelijke lafaards onder de mensen!...

Hij liep terug naar de plaats, waar de vechtpartij begonnen was, raapte de jachtspies op, brak met een woedende beweging de schacht over de knie in stukken en smeet de scherp geslepen ijzeren punt het struikgewas in zo ver hij vliegen wou... Een vuistgevecht afweren met een jachtspies... jawel!... mooie manieren!... Maar hij had zijn afstraffing beet... Net goed!... Afloeren wat anderen deden... overbrieven wat zij zeiden... weerloze diertjes martelen... en dan ook nog denken, dat dat allemaal zo maar straffeloos door kon gaan!... Mis, Alfertje!... wie zulke streken uithaalt, krijgt vandaag of morgen zijn loon!...

Hèhè!... Winfried voelde zich toch geweldig opgelucht!... Zijn opgekropte woede tegen den valsen verrader was nu gekoeld... Hij had er weinig aan gedacht, maar aldoor was hij innerlijk dol driftig geweest tegen dien klikspaan... Dat was nu voorbij!... Alfer had een stevige rammeling gehad, een goed lesje... In zichzelf lachend ging hij terug naar de open plek, waar hij zijn wapens achtergelaten had, tevreden in het gevoel, dat hij een goede daad verricht had en tegelijkertijd zichzelf gewroken... Zo'n buitenkansje overkwam je niet iedere dag!!! Nu ging hij nog eens fijn wat oefenen. Hij had er echt zin in. En weldra snorden de pijlen weer lustig naar het doel en de zware speer suisde door de lucht en viel telkens verder, tot grote tevredenheid van den ijverigen Winfried.

Maar toen hij een poos bezig geweest was, overviel hem plotseling de onweerstaanbare lust naar huis te gaan om Vuur-oog te zien, hem te liefkozen en nog een lekker ritje met hem te maken. Haastig zocht hij zijn boeltje bij elkaar, en ging op weg naar huis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken