Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Bataafs driemanschap (ca. 1943 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Bataafs driemanschap
Afbeelding van Een Bataafs driemanschap   Toon afbeelding van titelpagina van Een Bataafs driemanschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.22 MB)

Scans (72.18 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Illustrator

Eduard Veterman



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Bataafs driemanschap

(ca. 1943 )–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

IX. De hengst krijgt een naam

De volgende morgen zat Odo buiten op de bank in het warme zonnetje. Hij voelde zich al veel beter, had geen koorts meer en keek vergenoegd naar een gele vlinder, die over het erf rondfladderde en telkens even op een boterbloem ging zitten, klappend met de fijne vleugeltjes. Er was een zoele wind, die door het frisse, jonge groen van de bomen ritselde en de nog gelige blaadjes van de populieren heftig deed heen en weer bewegen. Odo was in blijde stemming. Hij verheugde zich op de komende dagen, als hij weer de oude zou zijn en met Winfried het bos en de velden zou intrekken om te jagen en te vissen. Glimlachend luisterde hij naar het gefluit en gekwieter van de lijsters en de vinken, die het druk hadden met hun nest en tussen het werk door even uitrustten om hun liedje te zingen. De lente was toch een heerlijke tijd! De lucht zo helder blauw, net of hij pas gewassen was. De witte wolkjes, die hoog er langs wegdreven naar onbekende verten, en uit onbekende verten gekomen. Wat die wolken allemaal zien konden op hun reis zo hoog in de lucht! Odo had ook wel een wolkje willen zijn en door de lucht zweven over landen en rivieren, en zien, wat de mensen allemaal deden! Toen klonk er gedaver van galopperende hoeven. Hij hief het hoofd op en zag Winfried aan komen stuiven in een wolk van stof. Vlak bij Odo sprong hij van zijn paard en begroette met schitterende ogen zijn vriend, die verwonderd naar het onbekende dier keek, dat alweer ongeduldig stond te trappelvoeten.

‘Winfried!’ riep hij. ‘Wat is dat voor een paard?’

‘De hengst van Ulrik!’ antwoordde zijn vriend en vertelde, hoe zijn vader het geruild had en wat hij ermee van plan was. Hij vertelde ook, hoe hij het de vorige dag gehaald had en wat een avontuurlijke rit het naar huis geweest was. Odo luisterde glimlachend. Hij zag, hoe Winfried toegetakeld was en dacht, dat dit kwam door zijn

[pagina 46]
[p. 46]

strijd met het wilde dier. En Winfried liet hem maar in die waan: Odo hoefde niet te weten, dat hij slaags geweest was met Wolfert, en dat deze van hun ongelukkige ruzie gehoord had.

Odo kwam niet uitgeroepen over het heerlijke dier. Winfried liet het heen en weer stappen en aan de hand draven. Zo kon zijn vriend alle eigenschappen ervan bewonderen. Het was nog wat schuw, maar het zou nou gauw aan hem wennen. En Winfried zou het zo dresseren, dat het hem als een hondje naliep, en dat het kwam, als hij even floot. al was het ik weet niet hoever bij hem vandaan. Geen van beiden twijfelde er aan, dat Winfried bij de wedkampen het mooie dier winnen zou. Want al was het niet zeker, dat Winfried nummer één zou worden, in ieder geval werd hij één van de eerste drie!

‘Hoe heet ie?’ vroeg Odo.

‘Ik heb nog geen naam voor hem bedacht,’ antwoordde Winfried. ‘Hij heeft een donarsteken op zijn voorhoofd. zie je wel?... Ik zou hem wel Donar willen noemen: hij ziet er zo sterk en wild en trots uit. Maar ik weet niet, of het eigenlijk wel mag: een paard de naam van een god geven. Ik zal 'et es aan Bernulf, den priester, vragen. Wat denk jij, Odo?’

Odo wist het ook niet.

Juist op dat ogenblik kwam Hilde het huis uit met de beker melk, die Odo op gezette tijden drinken moest om aan te sterken. Hij trok er een vies gezicht tegen, maar er was niets aan te doen: het was tijd en de melk moest er in. Hilde keek naar het paard. Odo vertelde haar, wat ermee aan de hand was. Hilde liep er rond en bekeek het van alle kanten. Zij vond hem prachtig en prees hem geestdriftig. Winfried had een kleur van pleizier. Eindelijk bleef zij vlak voor het paard staan, wreef het zonder enige angst over de neus, keek het aan en zei:

‘Zo, Vuur-oog!... Heb je 't nogal naar je zin bij je nieuwe baas?’

[pagina 47]
[p. 47]

‘Vuur-oog?’ vroeg Winfried verwonderd. ‘Waarom noem je hem Vuur-oog?’

Hilde lachte.

‘Nou’, zei ze, ‘kijk maar es even, hoe die ogen schitteren en gloeien!... Net of er vuur achter brandt!... Een echte Vuur-oog is 'et!’

‘Daar heb ik z'n naam!’ riep Winfried. ‘Vuur-oog zal ik 'em noemen!... Dank je, Hilde... dat is een prachtige inval van je... Vuur-oog!... een fijne naam!’

Nu kreeg Hilde een kleur van pleizier. Odo klapte in de handen. Hij was het helemaal met de keuze van de naam eens. En juist op dat ogenblik begon de hengst driftig te hinniken.

‘Hoor je wel?’ lachte Odo. ‘Hij is ook blij met zijn nieuwe naam! Hij lacht van blijdschap!’

‘Mag ik er ook eens op zitten?’ vroeg Hilde.

‘Ga nou gauw!’ riep Odo. ‘Moet je een ongeluk krijgen? Winfried is er zelf drie keer afgesmeten! Dat is geen paard voor een meisje om op te rijden!’

Winfried keek verlegen naar haar verstoord gezicht. Hij wist, dat Hilde heel goed rijden kon. Maar hij wist ook, dat zij Vuur-oog zeker niet de baas kon blijven. Dan vond hij er wat op.

‘Laat hem eerst nog een beetje wennen, Hilde,’ zei hij. ‘Hij is nog niet helemaal afgericht.’

Hilde knikte, maar tevreden was zij niet.

‘Jongens zijn allemaal even verwaand,’ mopperde zij. ‘Die denken, dat ze alles beter kunnen dan meisjes. Wacht maar... ik zal 'et jullie nog wel eens laten zien!’

Zij ging het huis in en de jongens lachten tegen elkaar.

‘Hilde heeft altijd spijt, dat ze geen jongen is,’ zei Odo ‘Ze is geweldig flink. Sterk en nergens bang voor. Ze zou liefst alles met de jongens meedoen, net als toen ze nog klein was. Ze kon alles even goed of noq beter dan wij, weet je 't nog?’

Winfried wist het best. Ze liep als een haas en kon

[pagina 48]
[p. 48]

zwemmen als een vis, en ze was nergens bang voor. Zij vocht met de sterkste jongens, en gaf ze op hun kop ook. Maar nu kon dat niet meer. Zij was er te groot voor en moest bij de vrouwen blijven en vrouwenwerk doen, zoals het hoorde. Maar ze zou nog best op een wild paard durven spring en en erop rijden.

‘Over een paar dagen ben ik helemaal beter,’ zei Odo. ‘Dan gaan we samen vissen, niet, Winfried? Zou je de boot van je vader nog kunnen krijgen?’

‘Natuurlijk’, antwoordde Winfried. ‘Als ik het vraag om er met jou in uit te gaan, vindt hij het altijd goed.’

‘Fijn... Oefen je veel? Denk erom: over een week of drie, vier moet je laten zien, wat je kunt!’

‘Ik ga morgen vroeg weer beginnen. Ik ga een lange loop maken. En dan ga ik naar die grote open plek in het bos over de rivier, je weet wel. Daar kan ik me lekker oefenen in het boogschieten, zonder dat er iemand bij is. Ik neem ook de grote speer van vader mee, en ik ga es zien, hoever ik daar mee komen kan. Ik moet nou natuurlijk nog beter voor den dag komen dan anders... Stel je voor, dat Vuur-oog me ontgaan zou!... Ik moet er niet aan denken!’

Hij rilde even, en Odo lachte.

‘Daar hoef je niet bang voor te zijn!’ zei hij. ‘Vuur-oog!... Toch een echte mooie naam!’

Dat vond Winfried ook en hij was Hilde oprecht dankbaar, omdat zij die naam zo knap gevonden had.

Vuur-oog vond het gepraat van de jongens nogal vervelend. Hij werd met de minuut ongeduriger, draaide en wendde zich, hinnikte telkens en brieste van ongeduld. Hij krabde met de voorhoef in het zand en stampte met de achterbenen. Odo hield hem een handvol gras voor en hij nam het aan en kauwde erop, maar het was duidelijk, dat hij er veel liever vandoor ging.

‘Je moet maar opstijgen,’ zei Odo. ‘Vuur-oog heeft er genoeg van om hier naar ons geklets te staan luisteren. Hij wil lopen!’

[pagina 49]
[p. 49]

‘Verveel je je niet erg zo alleen?’ vroeg Winfried, die eigenlijk ook ongeduldig was, en dat lelijk van zichzelf vond; want als een vriend ziek was, en zelf was je gezond, dan mocht je wel wat van je tijd opofferen om hem gezelschap te houden.

‘Helemaal niet’, glimlachte Odo. ‘Ik kijk maar naar de dingen om me heen. Naar de wolken in de lucht, en dan vertel ik mezelf verhaaltjes over wat die wolken zoal gezien hebben op hun verre reizen. En Bernulf komt straks. Die vertelt me soms prachtige verhalen van helden en goden, en later probeer ik of ik ze goed onthouden heb, en dan vertel ik ze tegen mezelf nog eens na... en dan geniet ik er weer van. Ga jij maar gerust rijden tot Vuur-oog rustig is. Vervelen doe ik me nooit.’

‘Ik ga achter het Heilige Woud om’, vertelde Winfried, ‘en van middag ga ik vissen. En de mooiste vis breng ik hier voor jou, en dan rooster ik hem voor je en we eten hem samen op. Goed?’

‘Afgesproken’, stemde Odo toe. ‘Ik vind 'et prettig te weten, dat je nog komt. Dan wacht ik op je. Als ik wacht op iets, dat ik prettig vind, duurt de tijd nooit lang.’

‘Bij mij juist wel’, zei Winfried verwonderd. ‘Als ik op iets prettigs moet wachten, kruipt de tijd... d'r komt gewoon geen eind aan!’

‘Ja, zo is ieder mens weer anders’, lachte zijn vriend. ‘Schiet nou maar op, want Vuur-oog vliegt zo meteen alleen weg!’

Winfried lachte ook en sprong op zijn paard. Zodra hij zat, steigerde het dier en keerde al steigerende om. Winfried zwaaide met zijn arm, boog zich voorover en gaf een luide kreet. Vuur-oog lei de oren in zijn nek en sprong voorwaarts. En in een wolk van stof verdwenen paard en ruiter onder de poort door de weg op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken