Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman
Afbeelding van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormmanToon afbeelding van titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

Scans (26.24 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

(1969)–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVIII

We stonden op het balkon van een stoomtram, een heel stelletje landstormers van 1908. We hadden mekaar nooit gezien, maar gemeenschappelijk gedragen leed maakt vertrouwelijk en al spoedig wisten we zo verschillende dingen van elkaar, die je anders alleen aan erg goede vrienden vertelt.

En natuurlijk werd er gekankerd. Op een schrikbarende manier.

Ik denk, dat een burger, die dat aanhoort, bij zich zelf vaststelt, dat hij die marteling geen twee dagen zou volhouden.

‘Och’, zegt de een, ‘as je-'n-een stevig en gezond lichaam hebt, is 't nog uit te houden. Maar mot je zo'n beetje platvoeten hebben as ik. Afkeuren doen ze je niet. Niet erg genog. Verleje week een mars van een dertig kilometer. 'k Had bloedblaren onder me pote. En wat denk-ie? De volgende morgen knipte de dokter ze ijskoud door en met een stalen smoel zeit-ie: niks erg,

[pagina 370]
[p. 370]

man, mee uitrukken. 'k Had de moord in en ik verrekte van de pijn, maar wat doe je? Meesjouwe maar.’

‘Nou’, kankert een ander, ‘'t is natuurlijk beroerd as je niet goed mee kan, maar as je je gezin mot achterlaten in een andere stad, net as ik, en ze hebben dan krappies-an te vrete, dan krijg je nog wel wat meer de pest in. Soms denk ik wel es: wat zijn we toch een troep stomme honden, dat we maar met ons laten sollen. Me vrouw is ziek en me hele zootje loopt in de war. Gelukkig dat me zus nog wat op me jonges kan toezien. En je ondersteuning en je huurbon. 't Is goddome nog erger of-ie d'r om komt bedelen! Die kale jakhalzen op zo'n bureau trekken net een bakkes of 't een gunst is, dat ze 't nog geven. En dan willen ze met alle geweld, dat je je bek nog vol hebt over vaderlandsliefde.’

‘Jawel’, valt nummer drie in, ‘vaderlandsliefde! Je lacht je dood as je daaraan denkt. Hoe kan je nou liefde hebben voor iets, dat je uit je gezin haalt, dat je hele boel ondersteboven smijt en je in een kazerne opsluit as een dief. Nergens houen ze rekening mee. Je kan hebben wat je wil, maar je krijgt niks gedaan. Of je verarmt, of je d'r helemaal onder doorgaat, 't kan ze geen bal verdommen en je mot je bek nog houwen anders ga je de kast nog in op de koop toe.’

‘Ja maar’, protesteert een burger, ‘dat bekijk je toch verkeerd. Je mot es eventjes bedenken, dat 't vaderland toch ook nog wel veel voor je doet, waar je dankbaar voor mag wezen.’

De landstormers zijn echter onvermurwbaar en kijken de civiele mens minachtend aan.

‘Mot je maar eerst es onder dienst komme!’ hoont een lange vesting-artillerist. ‘En waar is al die flauwe kul voor nodig? Hadden ze ons, getrouwde kerels, nou nog 's verplicht om 's avonds te oefenen en bijvoorbeeld een dag per week veldoefening te houen of zo, dan had je ten minste je kop boven water gehouën. Maar nee, ze motte soldaten hebben. In de kazerne mot je en ze motte je kunnen negeren en pesten, anders zijn ze niet tevreden. Mooie rotzooi!’

Dan, in eens, komt er uit een hoek, laag bij de grond vandaan, een scherp klagend stemmetje.

‘Ik wou, dat ik in jullie plaats was!’

Verbouwereerd over zoveel nare dwaasheid, kijken de landstormers naar de hoek, waar de stem vandaan komt. En ze zien daar een meelijwekkend gedrochtje, een kleine, schrikkelijk krom gegroeide bultenaar, wiens afstotend lelijke, grote kop scheef op z'n hoge schouders staat. Hij kijkt naar hen met z'n droefgeestige bruine ogen en er beeft even iets in de hoeken van z'n grote, scheve mond. Hij lijkt op een lamgeschoten vogel, of een verminkte, buitengewoon lelijke aap.

[pagina 371]
[p. 371]

‘Ik ben ook van de lichting acht’, kraakt z'n dor stemmetje.

En de landstormers zwijgen. Een kucht er, en zegt bedenkelijk: ‘Tja...’

Maar als ik een ogenblik later met hem uitstap, haalt hij z'n schouders op en zegt bitter: ‘Mot je ook net zo'n in mekaar getrapt pakhuis voor zijn, om naar de dienst te verlangen...’

En zo is het leven een vat vol tegenstrijdigheden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken