Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman
Afbeelding van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormmanToon afbeelding van titelpagina van Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

Scans (26.24 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frank van Wezels roemruchte jaren & Notities van een landstormman

(1969)–A.M. de Jong–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

LXXIII

Dat is telkens wéér aardig. Dat geeft telkens momenten van hevigheid, die onze geharde zenuwen echter kalmpjes verdragen. Wij zijn waarachtig niet meer voor een klein geruchtje vervaard, wij ouwe landstormkerels. Wij zullen het nog eens zover brengen, dat we gelijk worden aan die fabelachtige Atjehse kolonialen, waarvan de sage zegt, dat ze slechts brandewijn dronken en niets dan kogels aten en dat ze nog omgeduwd moesten worden, als ze doodgeschoten waren, zo vast stonden ze op hun pilaar-stevige poten, de helden. Nou, een dergelijk soort grimmige vuur- en ijzervreters zullen wij ook zeker worden als het zo doorgaat.

't Zijn geen kleinigheden als je 't zo eens even overdenkt.

Je gaat een stelling innemen, wachten betrekken om een rustende troep - die er niet is - te beveiligen. Dan behoor je zelf altijd tot de blauwe troepen, of tot de rode troepen, tot de oost- of westpartij, tot de zuidelijke of de noordelijke troepen, of tot de partijgangers, wat een soort van heel kwaadaardige franctireurs zijn.

Nou, de wacht schuift z'n posten vooruit en die loeren, zelf goed gedekt, het

[pagina 442]
[p. 442]

voorterrein in. (Daar is een tijd afgesproken, waarop de vijand zal naderen, dus je horloge vertelt je wel, wanneer 't raadzaam wordt, scherper uit te kijken.)

Nou, dan merk je eindelijk beweging. Je ziet hier een bajonet boven het struikgewas uitspitsen, daar zie je een kepi schuiven, je ziet witte gezichten bewegen tussen het donkere winterhout.

Maar je weet: 't is een verkenningspatrouille, die alleen maar komt spionneren... dus hou je gedekt en doe maar niks. Aanvallen doen ze toch niet, mag feitelijk niet. Je meldt maar naar achter, dat de vijand gezien is.

Ineens, hé, een schot! En nog één, en nog één!... Wat duivel, en daar mocht niet geschoten worden. Is het dan geen verkenningspatrouille? Kijk es, daar komen ze waarachtig al in verspreide orde over het omgeploegde land aanstuiven, telkens gaande liggen om te vuren. Wat een gezichten! De kerels lijken wel dol! Kalm vuur je terug. Vrees ken je niet, je weet toch, dat 'et maar losse flodders zijn. Overal om je heen wordt nu gevuurd vanuit gedekte schuilhoeken. Maar de linie tegenover je dunt met geen enkele man. En weer dat ouwe gevoel van woede: as we maar es scherpe piepers hadden!

Dan trekken we maar terug. We denken, dat het afgelopen is, halen kalm onze geweren door en laten de schoten vallen. De gekken schieten nog door! Ze staan op dertig pas afstand naar ons te kijken. 't Vuren houdt op. De kommandant van de tegenpartij wenkt naar de onze en roept: ‘Zullen we d'r maar mee uitscheie?’

Maar de onze, vurig jong strijder, schreeuwt terug, fideel: ‘Nee, zeg, doe nog even een stormaanval, wil je?’

Nou de ander wil wel, maar de mannen kunnen niet. De helft ligt in zwijm van het lachen. En de lachers hebben nochtans ongelijk! Want dit is een voorbeeld van onverschrokken heldenmoed, van kalmte in het hevigste van het gevecht, van ridderlijkheid ook. En áls wij er de juiste les uit trekken, lezer, voel je dan wel, dat wij op den duur soldaten zullen worden als die fabelachtige kolonialen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken