Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]


illustratie

[pagina 95]
[p. 95]

18 Jacob Duck
Utrecht (?) ca 1600-1667 Utrecht

Vrolijk gezelschap
Paneel, 40 × 68 cm. Gesigneerd
Nîmes, Musées d'Art et d'Histoire

Op het eerste gezicht heerst er één en al vrolijkheid onder de negen personages met hun curieuze houdingen, die Duck ook in curieuze proporties op paneel heeft gebracht. Wij zijn er getuige van dat een man zich met kennelijk genoegen door twee schalkse dames laat ontkleden. Vele 17de eeuwers zullen zo'n schilderij als vermakelijk hebben gewaardeerd, hetgeen hen overigens niet zal hebben verhinderd er eveneens een moraal in te onderkennen. Deze wordt duidelijk als we Ducks schilderij vergelijken met een min of meer gelijktijdig embleem van Johan de Brune (afb. 18a). Dit embleem, dat het motto draagt ‘Jongh hovelingh, oud schovelingh [verworpene, afdanker]’, vertoont een nauwe verwantschap met Ducks Vrolijk gezelschap.Ga naar eind1 Op dezelfde wijze wordt een man door twee vrouwen belaagd, maar de begeleidende tekst laat er geen twijfel over bestaan dat een en ander verkeerd zal aflopen.

De auteur besteedt ruime aandacht aan de twee klippen die een hoveling dient te omzeilen: enerzijds de hoogmoed, die als elk werelds gedrag een vergankelijk fundament heeft, anderzijds de overgave aan liefde en vrouwen, die een man duur kan komen te staan. Dat de schrijver over dit laatste niet licht oordeelde, mag blijken uit de bewoordingen waarin hij van leer trekt:

 
't Is wel het grootste quaed, dat een mensch hebben magh
 
Een vrouw ten dienst te staen, die met ons houd de lach.

En ook: (de vrouw)

 
Die duyzend quaeden vint, daer in zy zelden mist,
 
Om dat zy is een vrouw, en dat zy is vol list.
 
Wie dat die God magh zijn van deze vrouwen-benden,
 
Hy heeft ons toe-ghebracht een zee van veel ellenden.


illustratie
18a Embleem uit: Johan de Brune, Emblemata of zinne-werck..., Amsterdam 1624


[pagina 96]
[p. 96]

Het is waarschijnlijk dat ook Ducks uitbeelding van galant vermaak zinnebeeldig is voor het ‘vuyl bejagh der on-kuyssche vrouwen’. Kan het wijzen van de twee heren links en rechts op de voorgrond eventueel nog als neutraal worden beschouwd, de vingerwijzingen die door de schilderijen op de achtergrond worden gegeven zijn onmiskenbaar pessimistisch, en als waarschuwingen bedoeld. Het duidelijkst hierin is het schilderij uiterst links: het toont het moment waarop Salomé het hoofd van Johannes de Doper ten geschenke krijgt aangeboden.Ga naar eind2 Dit was de macabere beloning die zij voor haar dans aan het hof van koning Herodes gevraagd had. Een beter motief om de wrede veelelsendheid van een hoofse vrouw te illustreren is nauwelijks denkbaar.

Met deze voorstelling kan het rechts hangende schilderij in verband gebracht worden. Het is geïdentificeerd als De dansles van Pieter Codde, een nu nog bekend werk, waarop een paar staat afgebeeld dat kennelijk tot dansen is geneigd (afb. 18b). Ook dit vermaak werd door 17de eeuwse zedenprekers uiterst suspect gevonden en zij staafden hun afkeuring meer dan eens met het bijbelse voorbeeld van Salomé. ‘... o dansers weet gy niet? Dat om een danserin Johannes 't leeven liet, Dat om een lichten dans hem 't hoofd worde afgeslaeghen’, zo heet het bij Jan van der Veen in een gedicht waarin de rampzalige gevolgen van het dansen worden geschetst.Ga naar eind3

Het is riskant om het schilderij in het midden ook zo'n duidelijke betekenis toe te kennen; het interpreteren van 17de eeuwse landschappen blijft in het merendeel der gevallen uiterst problematisch. Een specifiek element in dit landschap evenwel vormt de bouwvallige architectuur op de voorgrond.Ga naar eind4 Het staat vast dat een afbeelding van een ruïne in de 17de eeuw

illustratie
18b Pieter Codde, De dansles, Parijs, Louvre


kon dienen als teken van de betrekkelijkheid van wereldse zaken. Een soortgelijke bouwval komt ook voor als schilderij in het schilderij van de al eerder genoemde Pieter Codde. Dat Duck aan dit detail een zekere waarde hechtte, is af te leiden uit het feit dat hij het ruïnelandschap in zijn miniatuur-Codde wegliet om een dergelijk motief een eigen plaats aan de wand te geven. Met deze ruïne zal Duck iets voor ogen hebben gestaan als kortstondigheid van voorspoed, een gedachte die eveneens ligt opgesloten in het gezegde ‘jongh hovelingh, oud schovelingh’. Afgezien van de schilderijen in het schilderij zijn er ook andere details welke de betekenis van de hoofdvoorstelling van nadere toelichting voorzien: zo vormen de pijpen en kannen een scabreuze toespeling op de aard van het vrolijke vermaakt.Ga naar eind5 De stoof op de voorgrond lijkt een vagere rol te spelen. Het is een voorwerp

illustratie
18c Embleem uit: Roemer Visscher, Sinnepoppen, Amsterdam 1614


[pagina 97]
[p. 97]

dat vaak wordt afgebeeld en zeker niet altijd met symboliek is geladen. Maar in deze context kan een embleem van Roemer Visscher van toepassing zijn (afb. 18c).Ga naar eind6 Het motto van de prent luidt: ‘Mignon des Dames’, hetgeen betekent: ‘het liefje der dames’. In het commentaar wordt de voetwarmer die op zo'n nederige wijze de dames ten dienste staat, vergeleken met de man die zich uitput in allerlei galanterieën. Want pas door de vrouwen op talloze manieren ter wille te zijn, kan men er in slagen de populariteit te evenaren die een stoof in Hollands kil klimaat bij dames geniet.

In het geval van Ducks schilderij is het niet ondenkbaar dat de stoof, die nogal opzettelijk op de voorgrond lijkt te zijn gezet, dient als smadelijk beeld van de man die zich vrijwillig aan de grillen van het vrouwelijk gezelschap onderwerpt.

eind1
Ducks schilderij moet omstreeks 1630 worden gedateerd. De Brune, 213 e.v. Een embleem met hetzelfde motto maar met andere afbeelding en uitleg treft men aan in Roemer Visscher, 120.
eind2
Voor de identificatie van de schilderijen aan de muur, zie Sylvie Béguin, ‘Pieter Codde et Jacob Duck’, Oud-Holland 67 (1952), 112-116. Het schilderij van Salomé is vrij naar een werk van Leonaert Bramer.
eind3
Jan van der Veen, Zinne-beelden oft Adams appel, Amsterdam 1642, 61.
eind4
Het ruïnelandschap doet het meest denken aan het werk van Carel de Hooch (mededeling van dr. A. Blankert).
eind5
De pijp als fallisch symbool komt in tal van genreschilderijen voor. Voor de kan, zie De Jongh 1968-69, 44-47.
eind6
Roemer Visscher, 178.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker