Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 186]
[p. 186]


illustratie

[pagina 187]
[p. 187]

46 Carel de Moor
Leiden 1656-1738 Warmond

De hengelaar
Doek, 62 × 75 cm. Gesigneerd
Amsterdam, Rijksmuseum

Het vissen lag in het 17de eeuwse Holland als thema voor schilders nogal voor de hand. De meeste uitbeeldingen van hengelaars lijken niet meer te zijn dan stoffage in een landschap. Er zijn echter ook voorstellingen gemaakt waarin de bezigheid van het vissen relatie onderhoudt met, of verwijst naar andere fenomenen. Vooral liefde bleek hiervoor in aanmerking te komen. Liefde en vissen zijn min of meer synoniem in een scabreuze tekening uit 1608 van David Vinckboons, een ‘ongelijk minnepaar’ voorstellend (afb. 46a), en in een meer elegante gravure van Crispijn de Passe, die deel uitmaakt van een liedboek uit omstreeks 1620 (afb. 46b).Ga naar eind1 Het commentariërende sonnet dat er naast staat, eindigt met de volgende regels:

 
Want al ist Visschen wat onsuyver in de daet,
 
't Minnelick gheselschap komt u daer in te baet,
 
Makende dat het werc u niet en kan verdrieten.

Boven het gedicht staat: ‘Ledich is 't Visschen met den haeck/Maer 'tgoet gheselschap weert den vaeck [slaap]’. De onzuivere daad en de ledigheid, waarvan de onbekende dichter rept, hangen samen met een reputatie die het vissen sedert de klassieke oudheid genoot, als een bezigheid voor luiaards.Ga naar eind2

Het is zonneklaar dat ook het tafereel van Carel de Moor, dat enige jaren na 1700 moet zijn geschilderd,

illustratie
46a David Vinckboons, Vissend paar (tekening), Parijs, Institut Néerlandais, Fondation Custodia


[pagina 188]
[p. 188]


illustratie
46b Illustratie uit: Den nieuwen ieucht-spieghel, [ca 1620]


met liefde van doen heeft. Alleen is het hier niet de mannelijke helft van het paar, dat de hengel hanteert, maar een jonge knaap. Op een hek geleund kijken de man en het meisje daarbij toe, hij een pijp rokend, terwijl zij met haar linkerhand een roos ophoudt (een toespasselijke bloem in dit verband) en met haar rechterwijsvinger op de hengel wijst.Ga naar eind3 De hengelaar fungeert in feite als zinnebeeld van hun liefde: zoals hij vis vangt, zo heeft de man het meisje, of desnoods omgekeerd, heeft het meisje de man aan de haak geslagen. Kortom, iedereen vist.

Het gebruik van het werkwoord ‘vissen’ in deze oneigenlijke zin was in de 17de eeuw zeer gangbaar, maar het werd daarenboven, net als het werkwoord ‘vogelen’, gebruikt om het liefdesspel zelf aan te duiden.Ga naar eind4 De combinatie van vissen en vogelen komen we in de 17de eeuwse literatuur bij herhaling tegen. Het staat wel vast dat de diverse teksten hierover hun uitwerking op de visuele kunsten niet hebben gemist. Overigens dateert het vissen als beeld van amoureuze activiteit al uit de oudheid. De vroegst bekende voorbeelden zijn te vinden in Pompeji en Herculaneum, muurschilderingen van hengelende eroten, al of niet geflankeerd door Venus, die zelf ook vist.Ga naar eind5

De hengelende amor keert terug in 1611, bij het verschijnen van de Emblemata amatoria van Pieter Corneliszoon Hooft. Onder het motto ‘Daer schuylt’ toont het beeldelement van het desbetreffende embleem een vissende amor met op de achtergrond een liefdespaar

illustratie
46c Embleem uit: Pieter Cornelisz. Hooft, Emblemata amatoria, Amsterdam 1611


waarvan de vrouw naar de hengel schijnt te wijzen (afb. 46c). Het begeleidende epigram luidt als volgt:
 
Met lecker' hoop de Min staet om te locken breedt;
 
Maer 'tAes bedeckt den Hoeck: vast ismen eermen't weet.Ga naar eind6

Hooft roert hier, op het voetspoor van talrijke auteurs, een oud thema aan, de bedrieglijkheid van de liefde. Onder het aas bevindt zich de haak en voordat men het weet is men gevangen.

De overeenkomst tussen Hoofts embleem en het schilderij van De Moor is frappant, niet alleen wat voorstelling aangaat, maar eveneens - bij alle verschillen die zich voordoen - wat betreft de indeling van de compositie en de plaatsing van de personages in het vlak. Het kan bijna niet anders of De Moor is van Hoofts embleemboek uitgegaan. Na 1611 werd het vier keer herdrukt, de laatste maal in 1704, als onderdeel van zijn Mengelwerken.Ga naar eind7 Dat is ongeveer het tijdstip waarop De Moor zijn vissersscène schilderde. Dat hij in plaats van een amor een jeugdige knaap als hengelaar verkoos weer te geven, zou in zekere zin een tijdsverschijnsel mogen heten. Ook in andere voorstellingen is een cupido wel door een gewoon jongetje vervangen. Een gang van het gebied van de allegorie naar dat van het dagelijks leven, die bijvoorbeeld ook de homo bulla heeft afgelegd.Ga naar eind8

eind1
Den nieuwen ieucht-spieghel, z.pl., z.j. [ca 1620], 100-101.
eind2
Vgl. cat. nr. 56 (Schalcken), tevens een voorbeeld van een schilderij waarin het vissen een andere betekenis heeft.
eind3
Vgl. voor de pijp: Cats I, 26 (‘'t Is roock, 't is enckel roock, al wat den minnaer voedt’). Vgl. ook cat. nr. 7 (Brouwer).
eind4
De Jongh 1968-69, 30-32.
eind5
K. Schefold, Vergessenes Pompeji, Bonn-München 1962, pl. 178, 4. Voor klassieke teksten m.b.t. vissen en liefde, zie: L. Bunsmann, De piscatorum in Graecorum atque Romanorum litteris usu, Münster 1910.
eind6
[Pieter Corneliszoon Hooft], Emblemata amatoria, Afbeeldinghen van minne, Amsterdam 1611, embleem xxix. Van Mander, Uutbeeldinge, fol. 134, gaf aan ‘Den Visch-haeck, oft Anghel’ dezelfde uitleg: ‘Den haeck/die den Visschen schijnt te spijsen/en ghevanghen houdt/beteeckent bedrogh’.
eind7
P.C. Hooft, Mengelwerken, Amsterdam-Leiden-Utrecht 1704, [612].
eind8
Zie voor de homo bulla, cat. nr. 4 (Boursse).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker