Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tot lering en vermaak (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tot lering en vermaak
Afbeelding van Tot lering en vermaakToon afbeelding van titelpagina van Tot lering en vermaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.91 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tot lering en vermaak

(1976)–E. de Jongh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 250]
[p. 250]


illustratie

[pagina 251]
[p. 251]

66 Adriaen van de Venne
Delft 1589-1662 Den Haag

Wat maeckmen al om gelt!
Paneel, 34,2 × 53 cm. Gesigneerd en gedateerd 1625
Budapest, Szépmüvészeti Múzeum

‘Wat maakt men al om geld. Dit zegt men, zeide eens een boer, als hy een aap op 't venster zag zitten. Wat van die kluchtvertelling zy, dit is zeker, geld is de moeder van veele konsten en uitvindingen. Geld verzoet den arbeid ...’.

Deze merkwaardige zinnen staan te lezen in de spreekwoordenverzameling van Carolus Tuinman, die in 1726 verscheen maar voor het grootste deel veel oudere spreekwoorden en gezegden bevat.Ga naar eind1 Een eeuw eerder had Adriaen van de Venne de bewuste ‘kluchtvertelling’ geïllustreerd, tenminste twee keer conform de inhoud en één keer met een ingrijpende wijziging, in díe zin dat niet de aap, maar de boer op het venster zit.Ga naar eind2 Dit laatste zien we op de hier tentoongestelde brunaille, een overwegend in bruine tonen geschilderd stuk. De omkering is bedoeld als grap op zichzelf. Maar verder schuilen er nog andere geestigheden in het schilderij - tenslotte behoorde het geestig zijn, leerijk of minder leerrijk, tot Van de Venne's specialiteiten.

Aan gebarenspel mankeert het dit tafereel niet.Ga naar eind3 Het geheel werd zo geënsceneerd dat de boer de aandacht vestigt op de spreuk ‘Wat maeckmen al om gelt!’, dat de aap (die aan een ketting wordt vastgehouden door een heer van wie we slechts de rug zien) naar de boer wijst, dat de vrouw in de kamer op een vogel wijst, waarschijnlijk een papegaai, en dat tenslotte de links terzijde staande dame weer in de richting wijst van de boer. Al deze figuren kijken, terwijl ze gesticuleren, in de richting van de toeschouwer.

Het heeft er veel van dat het hier gebezigde gezegde uiteindelijk slaat op het beroep van de vrouw achter het openstaande raam. Gezien de plaats waar de tekst bevestigd is en gezien de nadrukkelijke aanwezigheid

illustratie
66a Jan Sanders van Hemessen, Bordeelscène. Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle


[pagina 252]
[p. 252]


illustratie
66b Jan Matham naar Adriaen van de Venne, Boer met eieren (gravure)


daarbij van vogel en kooi, kan deze vrouw niets anders zijn dan een prostituee, die zichzelf immers voor geld verkoopt, en haar huis niets anders dan een bordeel. In de 16de en 17de eeuw dienden vogelkooien wel als uithangborden van bordelen, zoals onder meer te zien is op schilderijen van Jeroen Bosch en Jan Sanders van Hemessen (afb. 66a). Het woord ‘vogel’ en het werkwoord ‘vogelen’ stonden centraal in het erotische taalgebruik van de 17de eeuw, waarbij met name ook de obscene uitdrukking ‘de papegaai laten staan’ (door Bredero gebruikt in zijn Klucht van de Molenaer), in verband met Van de Venne's tafereel ter zake lijkt te zijn.Ga naar eind4

Niet voor niets ook heeft de grijnzende boer een dode haan bij zich en een mand met eieren, waarvan een aantal overigens op de grond valt. De haan gold als een algemeen zinnebeeld van onkuisheid; in die hoedanigheid treedt hij bijvoorbeeld bij Bruegel op.Ga naar eind5 Eieren stonden bekend als middel ter stimulering van de geslachtsdrift.Ga naar eind6 Op een prent die Jan Matham naar Adriaen van de Venne maakte (afb. 66b) figureert een staande boer met eieren die een opvallende gelijkenis vertoont met de boer in het schilderij. Ook hij richt zich tot de beschouwer, wijst op zijn gevulde mand en spreekt, blijkens het onderschrift, de volgende woorden: ‘Wanneer ick't heb verkerft en Trijn begint te schreijen/Neem duske pillen in, dan kan ick haer weer peijen’. Dankzij ‘duske [zulke] pillen’: eieren, weet hij dus zijn vrouw weer te bevredigen.Ga naar eind7

Opmerkelijk in Van de Venne's brunaille is tenslotte nog het standsverschil dat de schilder heeft aangegeven tussen enerzijds de rijk geklede dame en haar metgezel, en anderzijds de rest van het gezelschap. De 17de eeuwse kijker of verzamelaar uit de sociale bovenlaag kon zich in principe met het deftige paar vereenzelvigen en lachen om de leut van lager geklasseerde figuren. Dit alles vormt, naar 17de eeuwse maatstaven, een puntige ‘gril’, waarvan de pointe ons 20ste eeuwers echter grotendeels ontgaat.Ga naar eind8

eind1
Carolus Tuinman, Nederduitsche spreekwoorden, Middelburg 1726, 322. Harrebomée I, 4 en 223.
eind2
Exemplaren, waarin de aap op de vensterbank zit (en verder met ten dele dezelfde rolbezetting), in particuliere verzamelingen te Arnhem en Malmö (1945). Op het verband tussen Van de Venne's ‘Wat maeckmen al om gelt!’ en het gezegde in kwestie werden wij attent gemaakt door mejuffrouw Annelies Plokker. Robert Keyszelitz, Der ‘clavis interpretandi’ in der holländischen Malerei des 17. Jahrhunderts (diss.), München 1956, 48-49, houdt de boer ten onrechte voor een nar.
eind3
Vgl. cat. nr. 68 (Van de Venne?) en afb. 47a.
eind4
De Jongh 1968-69, 27 e.v. G.A. Bredero's kluchten, ingeleid en toegelicht door Jo Daan, Culemborg 1971, 157 (vs. 111-112). Op de twee varianten, vermeld in noot 2, zitten twee vrouwen in de kamer. Op het exemplaar uit Budapest lijkt één van de twee figuren een kind.
eind5
Carl Gustaf Stridbeck, Bruegelstudien ..., Stockholm 1956, 109.
eind6
Zie bijv. Incogniti scriptoris nova poemata ..., met inleiding van Jochen Becker, Soest 1972 (facsimile van de uitg. Leiden 1624), 130.
eind7
Peijen = paaien, tevreden stellen, maar eveneens bevredigen met betrekking tot de geslachtsdrift. Zie WNT XII, i, 10-11.
eind8
Zie voor ‘gril’, cat. nr. 67 (Van de Venne).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jan Baptist Bedaux

  • P.A. Hecht

  • Jeroen Stumpel

  • Rik Vos

  • Jochen Becker