Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kleine bijenboek (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kleine bijenboek
Afbeelding van Het kleine bijenboekToon afbeelding van titelpagina van Het kleine bijenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kleine bijenboek

(1950)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Hoofdstuk I.
Hoe de bijen leven.

De bijen leven in koloniën, zij zijn harmonisch op elkaar ingesteld. Samen kunnen zij heel wat presteren, afzonderlijk betekenen zij niets en gaan spoedig ten gronde.

In het bijenvolk is een mannelijk en een vrouwelijk deel. Mannetjes zijn er niet altijd. Zij worden geboren in het laatst van April of begin Mei en verdwijnen uit het volk in de tweede helft van Juli of later. In September zal men ze als regel niet meer aantreffen. De mannetjes verrichten geen werk. Ze zijn er alleen om de jonge moeren te bevruchten; na die tijd hebben zij geen reden van bestaan meer.

Het vrouwelijk deel bestaat uit één koningin (moêr) en een groot aantal werkbijen. De grootte hangt af van de ontwikkeling van het volk. Hoe sterker het volk, des te meer kan het presteren.

De moêr legt de eieren, de werkbijen verrichten al het overige werk, dat er in en buiten de bijenwoning te doen is. Zij halen water, stuifmeel, nectar en propolis. Zij verdedigen de woning, verzorgen het broed, stapelen de honingvoorraad op, zorgen voor de reinheid in de woning, kortom, al het werk, dat er te verrichten valt, wordt door hen uitgevoerd.

Als ze pas uit de cel gekropen zijn, moeten ze al werk verrichten. Zij poetsen de ledige cellen op en verwijderen alle onreinheden. Zijn ze enige dagen oud, dan mogen ze al het oudere broed verzorgen. Nog wat later verzorgen zij het jongere broed en daarna vallen zij in een nieuwe werkzaamheid, n.l. het zweten van was, het bouwen van cellen en het verzegelen ervan. Deze arbeid kunnen zij reeds op de 12e dag na hun geboorte uitvoeren en zij gaan daarmede door totdat zij ongeveer 3 weken oud zijn. Dan wordt hun werkzaamheid een geheel andere. Zij verrichten weinig of geen werk meer in de woning, doch vliegen uit om nectarbronnen op te sporen, water en stuifmeel te halen, enz.

[pagina 5]
[p. 5]

Noemt men de bijen, welke jonger dan 3 weken zijn huisbijen, de oudere heten haal-, vlieg- of veldbijen. Deze naam geeft het juiste karakter aan.

Als regel wordt een werkbij in de zomer niet ouder dan 6 weken; in de rustperiode (vanaf October) kan zij een maand of 7 worden; in die tijd verricht zij dan ook geen noemenswaardige arbeid.

Hoewel de ervaring geleerd heeft, dat de moêr wel 5 (soms meer) jaren oud kan worden, wordt zij door de imkers meestal niet langer dan 2 à 3 jaar benut, omdat de vruchtbaarheid dan afneemt.

De mannetjes (darren) kunnen een maand of 3 oud worden; ze sterven zelden een natuurlijke dood.

Des winters leven de bijen van de voorraad welke zij gedurende de zomer of in de herfst hebben vergaard. Als de imkers de bijen de honing ontnemen, worden zij in de herfst met suiker gevoerd en overwinteren dan dus in hoofdzaak op suikerstroop. Ze gebruiken van die voorraad maar weinig, van Nov. tot April ongeveer 6 à 7 kg. in totaal. De bijen zitten in wintertros dicht opeen en onderhouden een temperatuur van 25 oC. Slechts bij uitzondering verlaten enkele bijen de woning.

In het voorjaar echter houden zij een reinigingsvlucht, zodra de temperatuur 8 à 10 oC. is. Zij ontlasten zich dan van de afvalstoffen welke zij gedurende de rustperiode bij zich hebben gehouden en na die vlucht trekken zij zich weer in het winternest terug.

Gedurende de winter worden er geen eieren gelegd, doch in Januari als de temperatuur meewerkt of anders later, begint de moêr weer eieren te leggen; aanvankelijk weinig, later meer.

Zodra dit het geval is, is de eigenlijke winterrust afgelopen, doch uiterlijk ontwaart men weinig van die verandering. Wel vliegen zo nu en dan bijen uit om water te halen, doch van een regelmatig uitvliegen is nog geen sprake. Eerst in Maart of soms pas in April komt er leven in de brouwerij en wordt, bij enigszins gunstig weer dagelijks gevlogen.

Het broednest wordt dan geleidelijk groter en dat gaat zo door tot de zwermtijd, dat is in Juni, soms al in Mei.

[pagina 6]
[p. 6]

Afwijkingen.

De gewone gang van zaken werd hiervoor geschetst, doch er hebben nog wel eens afwijkingen plaats.

Dan vliegt een deel van het volk met de koningin uit en na wat rondgevlogen te hebben gaat deze zwerm zich ergens vasthechten. Bomen en struiken blijken de zwerm het meest te liggen.

De rest van het volk zet haar arbeid gewoon voort; doch bouwen doen ze niet meer en eieren worden er niet meer gelegd, omdat de moêr ontbreekt. Wel zijn er jonge moêren op komst, omdat de bijen vóórdat zij de woning verlieten verschillende moêrcellen hebben gebouwd waarin de moêr eieren gelegd heeft.

Ongeveer 8 dagen nadat de eerste zwerm (voorzwerm) is afgevlogen, worden er een of meer jonge koninginnen geboren. Men kan dit horen aan een eigenaardig geluid, dat zij maken. Hoort men dat geluid (het lijkt wel iets op de bezettoon van een telefoontoestel), dan kan men er wel zeker van zijn, dat de volgende dag of soms een dag later wéér een zwerm de woning verlaat, nu echter met een of meer jonge moêren.

Dat zwermen gaat zo een poosje door, tenzij men er een stokje voor steekt.

De zwermen worden in een nieuwe woning gebracht en daar beginnen ze dadelijk met frisse moed een nieuw nest te bouwen. De moêr van de eerst afgekomen zwerm begint dadelijk met het leggen van eieren, doch de later afgekomen zwermen (nazwermen) hebben nog een onbevruchte moêr. Eerst als deze bevrucht is begint ook zij met het leggen van eieren.

De broednesten ontwikkelen zich nu weer regelmatig en in een enkel geval bereiken zij de sterkte van Mei/Juni. Meestal echter blijven zij daar beneden.

Tot nogmaals zwermen komt het als regel niet, hoewel dit, vooral bij korfvolken, niet geheel is uitgesloten.

Nadat de zomer- of herfstdracht is afgelopen gaan de bijen zich voor de winter klaarmaken. Reten en scheuren worden gedicht met een soort harsachtige stof (propolis), het broednest krimpt in en de bijen trekken zich hoe langer hoe meer in het winternest terug.

[pagina 7]
[p. 7]

Als de moêr te oud wordt legt zij weinig of geen werkbijeieren meer. Er ontstaan dus minder of geen werkbijen, doch wel darren.

Op deze wijze gaat het volk te gronde, doch meestal redt het volk zich nog door een nieuwe moêr te maken. De oude wordt dan later uitgedreven.

Ook kan het voorkomen, dat de moêr om de een of andere reden onverwachts sterft. De bijen hebben hier niet op gerekend en er zijn dus geen moêrcellen aangezet. Zij kunnen echter uit het jonge werkbijenbroed, mits niet ouder dan 3 dagen, nog moêren kweken en op deze wijze redden zij zich dan ook.

Maar een heel ander geval is het, als er geen broed is en de moêr plotseling verdwijnt. De bijen kunnen zich dan niet meer redden en het volk is ten ondergang gedoemd. Wel proberen zij dit nog, door een aantal werkbijen tot eierleggen te bewegen, doch hoewel dit gelukt, uit die eieren komen slechts darren en het volk gaat toch te gronde.

Sterft een moêr vóór de zwermtijd, dan komt de eerste zwerm af met een jonge moêr. Zo'n zwerm heet zingende voorzwerm.

Is het ten tijde van het zwermrijp zijn van de bijenvolken slecht weer, dan komen de voorzwermen nog niet af, doch wachten op een gunstiger ogenblik. Blijft dat ogenblik te lang uit, dan worden de jonge moêren rijp en de oude wordt dan gedood.

Ook de zwerm welke nu zal uitvliegen heeft dus een jonge moêr.

Soms komen voorzwermen en nazwermen een dag of een paar dagen na elkaar. Dit staat óók in verband met het weer.

En in een enkel geval wordt het zwermen geheel afgelast en de reeds aangezette moêrdoppen weggevreten. Dat gebeurt, indien het weer aanhoudend slecht blijft en de voedselvoorraad onrustbarend vermindert. Zelfs gebeurt het dan, dat de bijen tot kanibalisme overgaan en hun eigen broed uitzuigen. Zo'n volk is de ondergang nabij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken