Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het kleine bijenboek (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het kleine bijenboek
Afbeelding van Het kleine bijenboekToon afbeelding van titelpagina van Het kleine bijenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het kleine bijenboek

(1950)–Joh. A. Joustra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Hoofdstuk VI.
We gaan het zwermen wat vertragen.

Doordat we nogal vrij vroeg in het jaar het volk zijn enige eierleggende kracht hebben ontnomen, zal de broedinzet tijdelijk stop staan en wel zolang, totdat de jonge moêr bevrucht en het broed van de oude moêr uitgelopen is. Stellig zal dit een week of 3 duren en er in die tijd dus geen eitjes worden ingelegd. Sommigen noemen dit een bezwaar en dat is het eigenlijk ook wel, want juist in die tijd zijn de bijen fel op broeden. We kunnen echter - als we honing willen winnen - beter een stoptijd van plm. 3 weken hebben, dan het zwermen riskeren.

Voor hen, die het er op willen wagen is er een middeltje, dat het zwermen niet voorkomt, doch geruime tijd uitstelt.

Om hiertoe te geraken zet men vóórdat de bijen nog moêrdoppen hebben aangezet, dus op hetzelfde tijdstip waarop men de moêr in het vorige geval zou wegvangen, onder de broedbak een andere broedbak gevuld met ramen waarin uitgebouwde raten of ramen met volle bladen kunstraat.

Het volk komt dus een verdieping hoger te staan, meer niet. Het heeft nu naar beneden meer ruimte gekregen en als er dracht is of gevoerd wordt zullen de bijen de onderste bak in gebruik nemen en de moêr volgt al heel spoedig. Het broednest wordt dus naar de benedenbak verlegd en in de bovenste bak wordt het broed verzegeld en als dit het geval is kan boven geen broed meer worden aangezet noch moêrdoppen worden gemaakt, mits men nadat de moêr beneden aan het leggen is, tussen beide bakken een moêrrooster (koninginnerooster) legt. Zo'n rooster laat wel de bijen, doch geen moêr door.

Voor alle zekerheid nemen we - nadat het rooster gelegd is - alle ramen stuk voor stuk uit de bovenste bak en schudden die af op de vliegplank van de kast. We maken dus de bovenste bak bijenvrij. Heb maar geen zorg over die diertjes, ze zullen zich wel spoedig in de kast begeven.

[pagina 34]
[p. 34]

Het afstoten van de bijen mag niet teveel tijd in beslag nemen. We nemen het raampje bij een oor goed stevig vast en met de andere hand geven we een flinke vuistslag op de hand welke het raampje vasthoudt. De bijen vallen er dan af.

We kunnen de bijen ook met een bijenveger van het raampje vegen; de eerste methode is echter beter.



illustratie
Het afvegen van de bijen (Let op de stand van de borstel)




illustratie
Het afstoten van de bijen (Beter dan afvegen)


Voordat nu de ramen weer in de bovenste bak teruggehangen worden, kijkt men ze even goed na en als men een of andere moêrdop of begin van een moêrdop ziet, breekt men die grondig weg. Hebben we op tijd gewerkt, dan zullen we wel geen moêrdop tegenkomen, maar men kan nooit weten en daarom is voorzichtigheid wel geboden.

Wellicht treft men ook cellen aan met verhoogde deksels; dat zijn cellen waarin zich darrennimfen bevinden. Men kan die ronde kopjes met een scherp mes afsnijden; noodzakelijk is dit echter niet.

[pagina 35]
[p. 35]

Ge zult begrijpen, dat een volk, dat op deze wijze wordt behandeld, zeer sterk zal worden, vooral indien er regelmatig dracht is of regelmatig wordt gevoederd als de dracht mocht ontbreken. Men zal echter het zwermen op deze wijze niet kunnen verhinderen, maar misschien een paar weken uitstellen.

We zullen dus ook hier - als de benedenbak vol broed is - de moêr moeten wegnemen en in zo'n sterk volk is dat vrij lastig voor een beginner. Met deze methode wachten we dus liefst totdat men de nodige vaardigheid en inzicht heeft verkregen, temeer omdat het volk dan ook weer later dan in ons eerste geval een nieuwe moêr krijgt en dit misschien te laat kan zijn voor een latere dracht.

En wat doet de korfimker?

We hebben de korfimker al vrij spoedig in de steek gelaten en die zit nu met de handen in het haar, want hij heeft zijn volken weliswaar voor de hongerdood behoed door wat noodvoeder toe te dienen, doch verder is hij nog niet gekomen. En vooral zijn volken zullen zich vlug sterk dienen te ontwikkelen om vroeg zwermen te krijgen.

Ook hij moet dus zijn toevlucht tot prikkelvoederen nemen indien de natuur het volk in de steek laat, dus er geen nectar van buiten wordt ingedragen of de dracht van een te geringe betekenis is.

In dezelfde tijd waarop de kastimker zijn volken gaat voederen begint ook de korfimker daarmede. Hem staan echter niet zoveel hulpmiddeltjes ten dienste als de kastimker; zijn werkwijze is dus primitiever.

Hij neemt een diep etensbord (of een niet lekkend bakje van ongeveer dezelfde inhoud) en giet daar het voeder in.

Pas op voor morsen en als dit per ongeluk mocht gebeuren, strooi er dan aarde of zand over. Doe nu in dit bord kleine stukjes strosnippers (haksel) of ander materiaal, dat drijft, en plaats nu het bord onder het volk, liefst zo dicht mogelijk hij

[pagina 36]
[p. 36]

de raten. Het verdient aanbeveling dit voederen tegen de avond te beginnen en ook steeds alleen 's avonds voort te zetten.

Als de bijen de volgende morgen het voedsel niet hebben aangeraakt, wacht men tot 's avonds en giet dan een beetje van het voedsel b.v. met een lepel over de bijen heen, waarna we het bord onder de korf zetten.

Om de andere dag, b.v. op even of oneven dagen, zet men zo'n bord met voedsel onder het volk en men zal wel spoedig bemerken, dat de bijen er dankbaar voor zijn. Er komt nieuw leven, activiteit, en het zal niet lang meer duren of er wordt nieuwe frisse raat aan de onderkanten van de oude raten gebouwd. Het duurt niet lang of men ziet - als men de korf omdraait - een heel stuk frisse bouw en de bijen zijn actief in de weer om die nieuwe raat in gebruik te nemen.

Was de ratenbouw erg slecht - beschimmeld, dor, groenachtig, hard - dan zou men er voor het voederen begint, stukken moeten afsnijden. Maar laat U daarbij maar eens helpen door een imker, die dit meer bij de hand heeft gehad of er kans toe ziet. In ieder geval snijdt men nooit erg veel weg. Indien men teveel zou inkorten, dan zouden de bijen al heel spoedig overgaan tot het bouwen van darrenraat en die moeten we niet teveel hebben.

Als we blijven voortgaan met voederen als er geen dracht is, zal heel spoedig de korf volgebouwd zijn en het volk zich op zwermen gaan toeleggen. Het wordt gauw ‘zwermrijp’ zegt de imker en op de een of andere dag in de loop van Mei doch meestal in Juni komt er tussen 8 en 16 uur een zwerm af; gewoonlijk in de ochtenduren, soms ook wel des middags. Zo'n zwerm heeft een oude koningin (overwinterde) en heet ‘voorzwerm’, in tegenstelling met de zwermen, die nog zullen volgen en ‘nazwermen’ heten.

De voorzwerm moet nadat hij geschept is - waarover later meer - in een woning worden gebracht, kast of korf. Voor ons geval nemen we een korf.

Van te voren is de korf in gereedheid gebracht. We hebben er een paar stukjes voorbouw (uitgebouwde raten) in bevestigd en wat spijlen in vastgemaakt.

[pagina 37]
[p. 37]

We doen dit zó. De korf wordt schoongemaakt - van binnen - met wat fris gras en op zijn kop gezet, vlieggat naar de bewerker gekeerd. Nu wordt een stukje raat ter grootte van b.v, een handbreedte in het midden van de korf tegen de kop aangedrukt vanaf het vlieggat naar achteren. Daar tegenaan komt een 1 cm dikke spijl (houtje, liefst van vuilbomenhout of in ieder geval taai sterk hout), die men door de korfwanden heensteekt. Naast die spijl weer een stuk raat, dan weer een spijl, enz. en ook aan de andere zijde van het eerste stuk een spijl, raat, enz. Meer dan 3 of 5 stukken raat zal de kop echter niet kunnen bevatten en dat is ook voorlopig voldoende. Onder die stukken raat komt nu een spijl overdwars, zodat het geheel goed verankerd is. Er worden nu een aantal spijlen in de korf gestoken. (Zie afbeelding.)



illustratie
De meest juiste wijze van spijlen


De korf is nu voor het opnemen van de zwerm gereed gekomen en kan men de zwerm er in doen. Daarvoor zet ge des avonds de korf op zijn kop en slaat met een enkele slag de zwerm uit de schepkorf (kieps) in de korf. Laat de bijen even rustig worden en zet de korf op zijn plaats in de stal, nu met de onderrand op de bodemplank en natuurlijk met het vlieggat naar voren. Zo'n zwerm laat ge nu in ieder geval minstens 3 dagen onaangeroerd. Daarna mag men de korf even ombeuren om te zien of het volk zich al aan het ontwikkelen is. Veel zal men echter niet kunnen zien en dat ombeuren moet voorzichtig geschieden om te voorkomen, dat de jonge stukjes pasgebouwde raat er uit zouden vallen.

Wacht dus liever nog enige dagen, dan is de boel veel sterker bevestigd en kan de raat een stootje lijden. Als er dracht is, of bij gebreke daarvan gevoerd wordt, kan binnen een week of 3 de gehele korf volgebouwd zijn. Voer echter in geen geval te straf; een diep etensbord vol voedsel om de andere dag is al ruim voldoende.

[pagina 38]
[p. 38]

De nazwerm meldt zich.

Als de voorzwerm is afgevlogen zal in normale gevallen na een dag of 8 de eerste nazwerm zich melden. Ge hoort dan afwisselend een tutend en kwakend geluid uit de korf komen. Dat zijn de rijp geworden jonge moêren waarvan er waarschijnlijk al een in de korf rondwandelt. De volgende dag zal dan weer een zwerm afvliegen, kleiner dan de voorzwerm, doch soms zelfs gelijk aan deze of groter. Dat is een ‘nazwerm’. Gaat de voorzwerm meestal dicht bij de stal aan een boomtak of struik hangen, de nazwerm zoekt het vaak veel verder en veel hoger op. Ook blijft hij gewoonlijk niet zo rustig en lang hangen als de voorzwerm. Hij moet dus vrij spoedig geschept worden, vooral als hij in de zon hangt.

Nazwermen zijn niet zo kieskeurig op het weer als voorzwermen.

We gaan zwermen scheppen.

Nadat de voorzwerm een poosje rond gevlogen heeft, zal hij zich aan een tak, meestal dicht bij de bijenstand, vasthechten en langzamerhand een tros vormen. Is die tros gevormd, dan neemt men de schepkorf, dompelt die even onder water, laat dit water er weer uitlopen en begeeft men zich naar de hangende zwerm. Nu niet bang zijn en ook niet nerveus worden. Rustig werken, zoals steeds.

Met de linkerhand wordt de tak beetgepakt en met de rechter houden we de schepkorf vlak onder de zwerm. Als er gelegenheid voor is laten we de zwerm zover mogelijk in de schepkorf verdwijnen. Nu houden we de schepkorf stevig vast en met de linkerhand geven we een fikse ruk aan de tak waaraan de zwerm hangt en ge zult zien, dat nagenoeg alle bijen in de schepkorf terecht komen, welke men direct omgekeerd op de grond zet, doch met de rand op een steen, zodat er een opening tussen bodem en korfrand vrij blijft, anders zou het volk stikken.

Alle bijen in de schepkorf? Neen, er vliegen er nog honderden rond en zij zoeken weer naar het plaatsje aan de tak waaraan de zwerm hing. Wees maar gerust, die bijen zullen wel spoedig in het korfje vliegen en zich dus bij de andere bijen voegen. Wordt het stil in het korfje, dan kan men de korf afsluiten met een z.g. bijendoek, dat is een ijl geweven doek, met

[pagina 39]
[p. 39]


illustratie
HET SCHEPPEN VAN ZWERMEN
I. Meest voorkomende manier. II. Als de zwerm zich om een boomstam legert. III. Bij waardeloze tak. - IV. Na het scheppen vliegen de overige bijen aan.


[pagina 40]
[p. 40]

aan elke hoek een flinke spijker, die voldoende lucht doorlaat om de bijen niet te laten stikken. De doek wordt dusdanig onder de schepkorf gebonden, dat er geen enkel bijtje meer in of uit kan. Ge oefent tevoren op een ledige korf, totdat ge de handigheid te pakken hebt.

Nu wordt de schepkorf aan een touw op een schaduwrijke plaats in de boom of elders gehangen; men kan de korf ook in de koele kelder bergen. Denk er echter aan, de doek moet vrij blijven, anders zouden de bijen onherroepelijk stikken.

Bij een nazwerm gaat het iets anders. Zoals tevoren reeds gezegd, hangen nazwermen onrustiger en vliegen soms al heel spoedig weg en we zien ze dan niet weer terug. Daarom is het geboden om nazwermen zo spoedig mogelijk te scheppen, vooral als het erg warm weer is of de zwerm in de zon hangt.

Het scheppen zelf geschiedt geheel op dezelfde manier als bij een voorzwerm, men wacht alleen niet totdat alles aan de boom rustig is. Vliegen er dus nog een gering aantal bijen rond de hangende zwerm, dan behoeft men niet te wachten totdat deze zich bij de zwerm hebben gevoegd. Maar ook, als de bijen in de schepkorf zitten en er nog tientallen bijen in het rond vliegen, wacht men niet totdat deze in de korf zijn aangeland, maar bindt de doek onder de korf en stelt deze in veiligheid, dat wil dus zeggen in de koelte. Over die rondvliegende bijen bekommere men zich maar niet, die zoeken haar oude woning wel weer op en zijn dus niet verloren. Mocht er echter later op de dag nog een tros bijen blijven hangen, dan is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er zich nog een moêr bij bevindt omdat zich in een nazwerm soms meer dan één (soms zelfs wel 6) moêr bevindt. Men kan dat plukje bijen in een doosje scheppen en onder het oude volk gooien. Ook de nazwerm kan men 's avonds in een korf overgooien en dus evenals de voorzwerm opzetten.

Hangt de zwerm niet aan een tak, dan is het aan te bevelen de hulp van een ervaren imker in te roepen.

Het ene volk is nu dus uitgegroeid tot drie volken en misschien gaat dat nog wel een poosje zo door, want zo om de 2 dagen komt er weer een zwermpje. Ze worden hoe langer hoe kleiner en ook de leek begrijpt wel, dat er van zulke beestjes weinig terecht komt. Zover laat de imker het ook niet komen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken